In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 september 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV om haar arbeidsongeschiktheidspercentage te wijzigen. Eiseres, die voorheen als callcentermedewerker werkte, had zich op 9 januari 2018 ziekgemeld en ontving een loongerelateerde WGA-uitkering. Het UWV heeft haar arbeidsongeschiktheidspercentage herbeoordeeld en vastgesteld op 41,02%, wat leidde tot een wijziging van haar WGA-vervolguitkering per 1 mei 2022. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat haar arbeidsongeschiktheidspercentage onterecht was vastgesteld en dat zij volledig arbeidsongeschikt was.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres op 1 mei 2022 voor 41,02% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts B&B alle relevante klachten van eiseres had betrokken in zijn beoordeling. Eiseres had niet voldoende medische informatie overgelegd om haar standpunt te onderbouwen dat er meer beperkingen moesten worden aangenomen.
De rechtbank heeft ook de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit beoordeeld en vastgesteld dat de functies die het UWV had aangeduid, passend waren voor eiseres, ondanks haar klachten. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de beslissing van het UWV om de WGA-vervolguitkering te verlagen, werd bevestigd. Eiseres kreeg geen gelijk en haar proceskosten werden niet vergoed.