In deze zaak, die op 7 februari 2023 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen ex-partners over het uitsluitend gebruik van hun gezamenlijke woning. De vrouw, eiseres in conventie, heeft de man, gedaagde in conventie, verzocht om het uitsluitend gebruik van de woning en de bijbehorende inboedel toe te kennen. De man heeft zijn vordering in reconventie ingetrokken en verzocht om tot en met 28 februari 2023 in de woning te mogen verblijven. De vrouw stemde in met het verzoek om het gebruik van de woning per 29 februari 2023 toe te kennen.
De partijen hebben een lange relatie gehad, die begon op 18 maart 1992, en hebben samen twee minderjarige kinderen. Ze zijn sinds 4 september 2000 gezamenlijk eigenaar van de woning. De vrouw heeft de samenlevingsovereenkomst ontbonden en de man heeft aangegeven dat hij een nieuwe huurwoning heeft gevonden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, gezien de omstandigheden, het uitsluitend gebruik van de woning aan de vrouw moet worden toegekend met ingang van 29 februari 2023. De man moet uiterlijk op 28 februari 2023 de woning verlaten.
De voorzieningenrechter heeft ook een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor het geval de man niet aan de veroordeling voldoet, met een maximum van € 5.000,-. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Th. Veling.