ECLI:NL:RBROT:2023:819

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
C/10/650041 / KG ZA 22-1087
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen ex-partners over het uitsluitend gebruik van de gezamenlijke woning

In deze zaak, die op 7 februari 2023 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen ex-partners over het uitsluitend gebruik van hun gezamenlijke woning. De vrouw, eiseres in conventie, heeft de man, gedaagde in conventie, verzocht om het uitsluitend gebruik van de woning en de bijbehorende inboedel toe te kennen. De man heeft zijn vordering in reconventie ingetrokken en verzocht om tot en met 28 februari 2023 in de woning te mogen verblijven. De vrouw stemde in met het verzoek om het gebruik van de woning per 29 februari 2023 toe te kennen.

De partijen hebben een lange relatie gehad, die begon op 18 maart 1992, en hebben samen twee minderjarige kinderen. Ze zijn sinds 4 september 2000 gezamenlijk eigenaar van de woning. De vrouw heeft de samenlevingsovereenkomst ontbonden en de man heeft aangegeven dat hij een nieuwe huurwoning heeft gevonden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, gezien de omstandigheden, het uitsluitend gebruik van de woning aan de vrouw moet worden toegekend met ingang van 29 februari 2023. De man moet uiterlijk op 28 februari 2023 de woning verlaten.

De voorzieningenrechter heeft ook een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor het geval de man niet aan de veroordeling voldoet, met een maximum van € 5.000,-. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Th. Veling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/650041 / KG ZA 22-1087
Vonnis in kort geding van 7 februari 2023
in de zaak van
[eiseres01],
wonende te Spijkenisse,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R.D.Z. Asmus te Brielle,
tegen
[gedaagde01],
wonende te Spijkenisse,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. F.J.V.H. Stoffels te Zevenbergen.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 januari 2023, met 3 producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie,
met 2 producties;
- de mondelinge behandeling op 24 januari 2023.
1.2.
Aan het einde van de zitting heeft de voorzieningenrechter bepaald dat er vonnis wordt gewezen op 7 februari 2023.
1.3.
Bij e-mail van 3 februari 2023 heeft de man aan de voorzieningenrechter en aan de vrouw medegedeeld dat hij inmiddels andere woonruimte heeft gevonden en daarom zijn vordering in reconventie intrekt. Wel verzoekt hij de voorzieningenrechter hem in de gelegenheid te stellen om tot en met 28 februari 2023 in de gezamenlijke woning van partijen te verblijven. Bij antwoordmail van diezelfde dag heeft de vrouw te kennen gegeven haar vordering in conventie te handhaven, maar ermee in te kunnen stemmen dat het uitsluitend gebruik van de woning ingaat per 29 februari 2023.

2..De feiten

2.1.
Partijen hadden sinds 18 maart 1992 een affectieve relatie. Op 1 september 2000 hebben partijen een samenlevingsovereenkomst gesloten. Samen hebben zij twee minderjarige kinderen.
2.2.
Sinds 4 september 2000 zijn partijen gezamenlijk eigenaar van de woning gelegen aan het [adres01] te [plaats01] (hierna: de woning). De woning is in opdracht van partijen getaxeerd op 14 oktober 2021. De taxatiewaarde bedroeg toen € 280.000,-.
2.3.
Op 1 januari 2019 heeft de vrouw tegen de man uitgesproken dat de relatie wat haar betreft beëindigd was. Bij brief van 19 januari 2022 heeft de vrouw de samenlevingsovereenkomst ontbonden.
2.4.
Partijen wonen thans nog steeds gezamenlijk in de woning en hebben een geschil over de verdeling van de gemeenschap.

3..Het geschil

3.1.
De vrouw vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • aan de vrouw het uitsluitend gebruik van de woning en de bijbehorende inboedel toe te kennen, met het gebod dat de man de woning met onmiddellijke ingang dient te verlaten, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag, met een maximum van € 10.000,-, althans een bedrag door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen;
  • de man te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke handelsrente.
3.2.
De man voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
De man heeft zijn eis in reconventie ingetrokken, zodat alleen de vordering in conventie ter beoordeling voorligt.
4.2.
De man heeft zijn aanvankelijke verweer tegen het uitsluitend gebruik van de woning door de vrouw laten vallen. Hij heeft verklaard dat hij een nieuwe huurwoning heeft gevonden en op 11 februari 2023 de sleutels van die woning zal ontvangen. Hij vraagt hem een termijn te verlenen tot en met 28 februari 2023 om in de woning te verblijven. De vrouw heeft te kennen gegeven tegen dat verzoek geen bezwaar te hebben.
Onder die omstandigheden wordt het uitsluitend gebruik van de woning toegekend aan de vrouw met ingang van 29 februari 2023. De man dient uiterlijk op 28 februari 2023 de woning te hebben verlaten. De aan die veroordeling te verbinden dwangsom wordt beperkt tot € 100,- per dag, met een maximum van € 5.000,-.
4.3.
Aangezien partijen een affectieve relatie hebben gehad, worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Dat de vrouw genoodzaakt is om de onderhavige procedure aanhangig te maken, omdat de man weigert de woning te verlaten, is geen reden om af te wijken van de hoofdregel. De man heeft immers, als mede-eigenaar, in beginsel evengoed recht om in de woning te verblijven als de vrouw.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
kent aan de vrouw het uitsluitend gebruik van de woning en de bijbehorende inboedel toe met ingang van 29 februari 2023;
5.2.
gebiedt de man om uiterlijk op 28 februari 2023 de woning te verlaten;
5.3.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 100,- voor iedere dag dat hij, na betekening van dit vonnis, niet aan de in 5.2. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,- is bereikt;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2023.
2091 / 1980