ECLI:NL:RBROT:2023:8150

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
ROT 23/194
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake aanvraag urgentieverklaring door eiseres met binding aan Rotterdam na verblijf in de Dominicaanse Republiek

Op 8 september 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam een tussenuitspraak gedaan in de zaak van eiseres, die een urgentieverklaring had aangevraagd na haar terugkeer uit de Dominicaanse Republiek. Eiseres, geboren in Nederland en met de Nederlandse nationaliteit, heeft van 10 november 1993 tot en met 7 juli 2017 in Rotterdam gewoond. Na een periode van verblijf in de Dominicaanse Republiek, waar zij van 7 november 2017 tot en met 10 december 2021 woonde, is zij sinds 10 december 2021 weer ingeschreven in Rotterdam. Eiseres heeft een aanvraag voor een urgentieverklaring ingediend bij de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (SUWR), maar deze aanvraag werd afgewezen omdat zij niet direct voorafgaand aan het hulpverleningstraject in een van de gemeenten onder de SUWR had gewoond.

De rechtbank heeft in deze tussenuitspraak geoordeeld dat de afwijzing van de aanvraag onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank heeft verweerster, de SUWR, in de gelegenheid gesteld om het motiveringsgebrek te herstellen. De rechtbank heeft daarbij aangegeven dat de conclusie van verweerster dat er geen indicatie is dat eiseres niet kan terugkeren naar de Dominicaanse Republiek, onvoldoende is onderbouwd. Eiseres heeft aangevoerd dat zij geen papieren heeft om in de Dominicaanse Republiek te kunnen wonen en dat zij daar geen sociaal netwerk heeft. De rechtbank heeft benadrukt dat bij de beoordeling van de terugkeer naar het buitenland hogere motiveringseisen moeten worden gesteld, vooral gezien het feit dat eiseres lange tijd in Nederland heeft gewoond en de Nederlandse nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft verweerster een termijn van zes weken gegeven om het gebrek in de motivering te herstellen. Indien verweerster dit niet doet, moet zij dit zo spoedig mogelijk aan de rechtbank meedelen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak in deze zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/194
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 september 2023 in de zaak tussen
[naam eiseres], uit [plaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. J. Verheij),
en
Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (SUWR), verweerster
(gemachtigde: mr. R. Duivenvoorde).
Inleiding
1.1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een urgentieverklaring.
1.2. Verweerster heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 18 augustus 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 9 december 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerster bij die afwijzing gebleven. Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld.
1.3. De rechtbank heeft het beroep op 28 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld door mr. M.P. Harten, twee begeleiders van eiseres en de gemachtigde van verweerster.
Totstandkoming van het besluit
2. Eiseres is geboren in Nederland en heeft de Nederlandse nationaliteit. Zij heeft van 10 november 1993 tot en met 7 juli 2017 in de basisregistratie personen (Brp) in Rotterdam ingeschreven gestaan. Van 7 november 2017 tot en met 10 december 2021 woonde eiseres in de Dominicaanse Republiek en was zij in de Brp geregistreerd als niet-ingezetene. Sinds 10 december 2021 staat eiseres in Rotterdam ingeschreven op het adres van Stichting [naam stichting] (een hulpverleningsorganisatie). Eiseres volgt bij [naam stichting] een hulpverleningstraject en heeft in het kader van dat traject een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring. Die aanvraag heeft verweerster met het primaire besluit afgewezen omdat eiseres niet direct voorafgaand aan het traject woonachtig is geweest in één van de gemeenten die onder de SUWR vallen. [1] Met het bestreden besluit heeft verweerster het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Het beroep van eiseres
3. In beroep voert eiseres aan dat zij momenteel met haar zoon sinds ruim een jaar woonachtig is in een opvanghuis van de hulpverleningsorganisatie Stichting [naam stichting] . Deze situatie is niet langer houdbaar omdat er regelmatig conflicten ontstaan met andere bewoners. Ook is de hulpverlening gericht op uitstroom en de opvanglocatie daarom gericht op een tijdelijk verblijf. Eiseres betoogt dat zij (voordat zij verhuisde naar de Dominicaanse Republiek) een woonverleden had in de regio Rijnmond. Daarnaast heeft eiseres een netwerk in Rotterdam en daarmee dus ook binding met de regio. Eiseres voert verder aan dat in de regelgeving niet de eis is gesteld van een Brp-inschrijving op een adres in de regio direct voorgaand aan het hulpverleningstraject.
Eiseres betoogt verder dat na terugkomst uit de Dominicaanse Republiek geen zelfstandige huurwoning beschikbaar was en dat zij genoodzaakt was om tijdelijk bij een vriendin in Rotterdam in te wonen. Zij heeft daar ongeveer een maand gewoond, voordat ze bij [naam stichting] werd opgevangen.
Eiseres voert verder aan dat het voor haar niet mogelijk is om terug te keren naar de Dominicaanse Republiek. Zij werd daar verzorgd en onderhouden door haar partner, maar die heeft haar op straat heeft gezet. Eiseres heeft niet de benodigde papieren om in de Dominicaanse Republiek te kunnen wonen en/of werken. Daarnaast heeft zij daar geen (sociaal) netwerk. Eiseres begrijpt niet dat zij wel is toegelaten tot de maatschappelijke opvang in de regio Rotterdam, maar geen urgentieverklaring kan krijgen.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank moet beoordelen of verweerster de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring in redelijkheid heeft kunnen afwijzen. De voor het beroep relevante wet- en regelgeving is te vinden in een bijlage bij deze uitspraak.
5.1. Voor de beoordeling van de urgentieaanvraag van eiseres is artikel 5.7 van bijlage I van de Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020 (de bijlage) van belang. Dit artikel voorziet in een urgentiegrond voor doorstroming vanuit opvanginstellingen. Daarvan is sprake als een aanvrager een resocialisatietraject in een opvanginstelling doorloopt of heeft doorlopen en in voldoende mate in staat is om zelfstandig te wonen. [2] Daarbij geldt de eis dat de aanvrager direct voorafgaand aan het traject een aansluitend woonverleden heeft in één van de gemeenten binnen de woningmarktregio. [3] Daarnaast moet er sprake zijn geweest van zelfstandige woonruimte die door of tijdens de problematiek die leidde tot het traject verloren is gegaan of terugkeer naar het laatste (in)woonadres op basis van een indicatie niet mogelijk is. [4] De (opvang)instelling dient ten behoeve van de urgentieaanvraag een rapportage op te stellen over het doorlopen traject. [5] Het is niet in geschil dat eiseres een resocialisatietraject als bedoeld in de verordening doorloopt of heeft doorlopen. Verweerster heeft de aanvraag van eiseres echter afgewezen omdat zij niet direct voorafgaand aan het traject een aansluitend woonverleden heeft gehad in één van de gemeenten binnen de woningmarktregio. De rechtbank is met verweerster van oordeel dat het na terugkeer uit de Dominicaanse Republiek kortdurend inwonen bij een vriendin in Rotterdam niet kan worden aangemerkt als een voorafgaand aansluitend woonverleden in de woonmarktregio. Daarmee is niet voldaan aan de voorwaarde van artikel 5.7, eerste lid, aanhef en onder b van de bijlage bij de Verordening. Op die grond kwam eiseres dan ook niet in aanmerking voor een urgentieverklaring.
5.2. Eiseres zou echter met een aansluitend woonverleden in een gemeente buiten de regio ook voor een urgentieverklaring in aanmerking kunnen komen als de terugkeer naar de desbetreffende gemeente buiten de regio op grond van een indicatie niet mogelijk is. [6] De indicatie wordt afgegeven door de opvanginstelling of door een adviseur als bedoeld in artikel 2.4, (de rechtbank leest) vijfde lid, van de bijlage. [7] Voor de beoordeling of terugkeer naar de oorspronkelijke gemeente mogelijk is, is dus betrokkenheid van een deskundige voorgeschreven. Dat geldt naar het oordeel van de rechtbank ook voor de situatie waarin de conclusie is dat terugkeer wel mogelijk is.
Verweerster heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen indicatie is dat eiseres niet kan terugkeren naar de Dominicaanse Republiek en dat ze daarom ook op deze grond niet voor een urgentieverklaring in aanmerking komt. Ter zitting heeft verweerster toegelicht dat het de keuze van eiseres is geweest om terug te keren naar Nederland. Volgens verweerster is niet gebleken dat eiseres in de Dominicaanse Republiek bijvoorbeeld een aanvraag voor een verblijfsvergunning heeft ingediend.
5.3. De rechtbank is van oordeel dat de conclusie van verweerster dat er geen indicatie is waaruit blijkt dat eiseres niet zou kunnen terugkeren naar de Dominicaanse Republiek, onvoldoende is gemotiveerd. Ten eerste omdat verweerster de opvanginstelling of een andere deskundige persoon zoals voorgeschreven in de bijlage daarin niet heeft betrokken. Ten tweede acht de rechtbank de door verweerster gegeven motivering ook inhoudelijk onvoldoende. De enkele stelling van verweerster, dat geen feiten en omstandigheden naar voren zijn gebracht waaruit vastgesteld kan worden dat terugkeer naar de desbetreffende gemeente buiten de regio onmogelijk is, acht de rechtbank in het licht van wat door eiseres is aangevoerd, onvoldoende. Eiseres heeft in beroep immers aangevoerd niet te beschikken over de benodigde papieren om in de Dominicaanse Republiek te kunnen (ver)blijven en te werken, daar geen sociaal netwerk te hebben. Daarbij heeft verweerster naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende betrokken dat eiseres voorafgaand aan haar verblijf in de Dominicaanse Republiek ruim 23 jaar in Rotterdam heeft gewoond en zij de Nederlandse nationaliteit heeft en hier is geboren en opgegroeid. In een dergelijk geval moeten aan de stelling dat naar de oorspronkelijke gemeente (in het buitenland) kan worden teruggekeerd hogere motiveringseisen worden gesteld. Vanuit een opvanginstelling terugkeren naar het buitenland acht de rechtbank in het algemeen meer belastend dan terugkeer naar een gemeente in Nederland.
Conclusie en gevolgen
6. Het bestreden besluit is niet goed gemotiveerd en daarmee in strijd met artikel 7:12 , eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te (laten) herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet hiervoor aanleiding. Het herstellen van het gebrek kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Verweerster dient in dit geval, met inachtneming van de overwegingen van de rechtbank, opnieuw te beoordelen of aan de voorwaarden voor het verlenen van een urgentieverklaring is voldaan. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerster het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
7. Als verweerster geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, moet zij dat op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk meedelen aan de rechtbank. Als verweerster wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerster. In beide gevallen en in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in beginsel zonder zitting uitspraak doen op het beroep.
8. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.
Beslissing
De rechtbank:
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak,
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze tussenuitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 september 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.
Bijlage: relevante wet- en regelgeving

Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020

Artikel 2.3.8. Voorrang voor bezitters van een urgentie- of herhuisvestingsverklaring
1. Een huishouden dat wegens een persoonlijke noodsituatie of wegens sloop of ingrijpende verbetering van zijn woonruimte een (andere) woonruimte nodig heeft en geen gebruik kan maken van een voorliggende voorziening, kan in aanmerking komen voor een urgentieverklaring, dan wel een herhuisvestingsverklaring.
2. In Bijlage I bij deze verordening is aangegeven:
a. door wie, bij wie en de wijze waarop de in het vorige lid bedoelde verklaringen kunnen worden aangevraagd,
b. door wie en de gronden waarop deze verklaringen worden verstrekt,
c. de inhoud van deze verklaringen en
d. de gevolgen die deze verklaringen hebben voor de positie op de woningmarkt van de bezitter ervan.

Bijlage I: Urgentie- en herhuisvestingssysteem

Artikel 2.3 Weigeringsgronden urgentieverklaring
(…)
3. Het bestuursorgaan dat bevoegd is te beslissen op een aanvraag om urgentieverklaring weigert het aangevraagde indien geen van de in artikel 5.1 tot en met 5.8 van deze Bijlage genoemde urgentiegronden zich voordoet.
(…)
Artikel 2.4 Intrekking en wijziging van de urgentieverklaring
(…)
5. Het bestuursorgaan dat bevoegd is tot intrekking of wijziging van de urgentieverklaring kan zich ter voorbereiding van een beslissing tot wijziging of intrekking laten adviseren door een ter zake deskundig persoon.
Artikel 2.5. Hardheidsclausule
1. Het bestuursorgaan dat belast is met het beslissen op aanvragen om een urgentieverklaring is, indien strikte toepassing van deze verordening zou leiden tot weigering van een urgentieverklaring, bevoegd om toch een urgentieverklaring toe te kennen indien:
a. weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie; en,
b. sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch tot een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn.

Artikel 5.7. Doorstroming vanuit opvanginstellingen

1. De in de titel van dit artikel bedoelde urgentiegrond doet zich voor indien:
a. aanvrager een door een instelling verzorgd resocialisatietraject doorloopt of direct voorafgaand aan het indienen van de aanvraag heeft doorlopen en naar het oordeel van het bestuursorgaan in voldoende mate in staat is om zelfstandig te kunnen wonen; en,
b. aanvrager direct voorafgaand aan het traject een aansluitend woonverleden heeft in één van de gemeenten binnen de woningmarktregio; en,
c. er sprake was van zelfstandige woonruimte die door of tijdens de problematiek die leidde tot het traject verloren is gegaan of terugkeer naar het laatste (in)woonadres op basis van een indicatie niet mogelijk is.
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, aanhef en onder b, kan een aanvrager met aansluitend woonverleden in een gemeente buiten de regio ook voor een urgentieverklaring in aanmerking komen indien:
a. het door de instelling verzorgde traject binnen de regio doorlopen is; en,
b. terugkeer naar de desbetreffende gemeente buiten de regio op grond van een indicatie niet mogelijk is; en,
c. aan de overige voorwaarden genoemd in het eerste lid is voldaan.
3. Het in het eerste en tweede lid bedoelde traject:
a. is afgerond en er is geen zorg of nazorg nodig. Aanvrager is in dit geval in staat zelfstandig een huishouden te voeren; of,
b. bestaat uit het verlenen van zorg of nazorg. Aanvrager is in dit geval wel in staat zelfstandig een huishouden te voeren, maar met begeleiding.
4. De in het eerste en tweede lid bedoelde instelling stelt een rapportage op waarin een beschrijving wordt gegeven van het doorlopen of door te lopen traject en, voor zover de zorg of nazorg nog voortduurt, waaruit blijkt waaruit de te verlenen zorg of nazorg bestaat. Indien er sprake is van schuldenproblematiek, dan moeten er regelingen zijn getroffen met de gemeente in de vorm van budgetbeheer of schulddienstverlening of er moet sprake zijn van bewindvoering. Het bestuursorgaan kent bij zijn beslissing op de aanvraag om urgentieverklaring zwaarwegend gewicht toe aan de rapportage.
5. De indicatie als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt afgegeven door de in het eerste of tweede lid bedoelde instelling of door een adviseur als bedoeld in artikel 2.4, vierde lid, van deze Bijlage.
6. In afwijking van het bepaalde in artikel 3.2, derde lid, van deze Bijlage kan het in de urgentieverklaring op te nemen zoekgebied beperkt worden tot de herkomstgemeente.

Voetnoten

1.Het werkgebied van de SUWR bestaat uit de gemeenten Rotterdam, Maassluis, Vlaardingen, Schiedam en Capelle aan den IJssel.
2.Artikel 5.7, eerste lid, aanhef en onder a van de bijlage.
3.Artikel 5.7, eerste lid, aanhef en onder b van de bijlage.
4.Artikel 5.7, eerste lid, aanhef en onder c van de bijlage.
5.Artikel 5,7, vierde lid, van de bijlage.
6.Artikel 5.7, tweede lid, onder b.
7.Artikel 5.7, vijfde lid van de bijlage. Die adviseur is in het vijfde lid van artikel 2.4 van de bijlage omschreven als een ter zake deskundig persoon.