ECLI:NL:RBROT:2023:8142

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
C/10/661562
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen na overlijden moeder

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 augustus 2023 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee kinderen, [kind01] en [kind02], na het overlijden van hun moeder. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 5 juli 2023 een verzoek ingediend voor de ondertoezichtstelling van de kinderen voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening voor zes maanden. De kinderen verblijven momenteel respectievelijk in een pleeggezin en een crisisopvang. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 augustus 2023 waren de tante en oom van de kinderen aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling (GI). De kinderrechter heeft de situatie van de kinderen beoordeeld, waarbij is vastgesteld dat zij ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de thuissituatie bij de oom en tante. Er zijn zorgen over de opvoedsituatie, en er is aangifte gedaan van fysieke mishandeling. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing noodzakelijk zijn voor de verzorging en opvoeding van de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kinderen zijn onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond voor de duur van 12 maanden, met een machtiging tot uithuisplaatsing voor 6 maanden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/661562 / JE RK 23-1573
Datum uitspraak: 4 augustus 2023
Beschikking over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
over
[kind01],
geboren op [geboortedatum01] 2012 in Curaçao, hierna te noemen [kind01] ,
[kind02],
geboren op [geboortedatum02] 2009 in Curaçao, hierna te noemen [kind02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam01] ,
hierna te noemen: de tante, wonende te [woonplaats01] ,
[naam02] ,
hierna te noemen: de oom, wonende te [woonplaats02] .

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift van de Raad van 5 juli 2023 met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 5 juli 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • een vertegenwoordiger van de Raad, [naam03] ;
  • een tweetal vertegenwoordigers van de GI, [naam04] en [naam05] ;
- de tante;
- de oom.
1.3.
De kinderrechter heeft [kind02] naar haar mening gevraagd. [kind02] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [kind02] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2..De feiten

2.1.
De moeder van [kind02] en [kind01] is overleden. Bij beschikking van 11 februari 2021 zijn [kind01] en [kind02] onder voogdij gesteld van de tante en de oom.
2.2.
[kind01] verblijft in een pleeggezin. [kind02] verblijft bij een crisisopvang.
2.3.
Bij beschikking van 9 mei 2023 met zaaknummer C/10/657368 / JE RK 23-1052 is [kind02] voorlopig onder toezicht gesteld, met ingang van 9 mei 2023 tot 9 augustus 2023.
2.4.
Bij beschikking van 9 mei 2023 met zaaknummer C/10/657493 JE RK 23-1069 is [kind01] voorlopig onder toezicht gesteld, met ingang van 9 mei 2023 tot 9 augustus 2023.
2.5.
Bij beschikking van 21 juni 2023 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] en [kind02] in een voorziening voor pleegzorg verleend, met ingang van 21 juni 2023 tot 9 augustus 2023.

3..Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [kind01] en [kind02] voor de duur van een jaar. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] en [kind02] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van zes maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er is een verschil tussen de situatie van [kind02] en van [kind01] . Met name het gedrag van [kind02] was lastig voor de oom en tante. Ze wisten niet goed hoe ze het met het gedrag van [kind02] om moesten gaan. Er zijn verschillende incidenten geweest. Ondanks dat dit naar en vervelend is geweest, is hierdoor wel jeugdhulpverlening in het gezin gekomen. [kind02] verblijft op dit moment op een crisisopvang. De Raad en GI willen liever een andere plek voor [kind02] . Een plaats waar [kind02] rust krijgt en waar onderzocht wordt waar ze definitief kan verblijven en op welke wijze de relatie tussen [kind02] en haar oom en tante vormgegeven kan worden. [kind01] wil wel graag terug naar de oom en de tante. Niettemin heeft hij ook deel uitgemaakt van de ingewikkelde thuissituatie en het is daarom ook voor hem van belang dat hulpverlening wordt ingezet. Ook is het voor hem nodig dat er bekeken wordt of een terugkeer naar de oom en tante mogelijk is.

4..De standpunten

4.1.
De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. De GI wil MST-CAN, een vorm van systeemtherapie speciaal gericht op kindermishandeling, voor [kind02] en [kind01] inzetten. Daarbinnen zal gekeken worden wat iedereen in het gezin nodig heeft. Gezien MST-CAN nog een wachtlijst van een maand heeft, is een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden nodig. Voor [kind02] is het perspectief al bepaald, zij kan niet meer terug naar huis. Voor [kind01] zal worden gekeken of hij met voldoende hulpverlening thuis kan wonen. Voor [kind02] zoekt de GI naar een andere rustige plek. Ook acht de GI individuele hulpverlening nodig voor [kind02] . Op dit moment vinden er begeleide bezoekmomenten plaats. De oom en tante werken goed mee.
4.2.
De oom en tante hebben ter zitting geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Het is jammer dat er nog geen hulp voor [kind02] is ingezet en dat het nog onduidelijk is waar ze zal gaan verblijven. Ook voor [kind01] is de situatie vervelend. Ondanks dat hij graag naar huis wil, moet het onderzoek worden afgewacht.

5..De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] en [kind02] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [kind01] en [kind02] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. In mei 2023 zijn [kind02] en [kind01] met spoed uit huis geplaatst nadat zorgelijke signalen over de thuissituatie van de oom en de tante naar voren kwamen. De kinderen hebben in de thuissituatie bij de oom en de tante ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. Er is aangifte gedaan van fysieke mishandeling in de thuissituatie en het strafrechtelijk onderzoek loopt nog.
5.3.
[kind01] verblijft op dit moment in een pleeggezin en [kind02] verblijft bij een crisisopvang. Er vinden begeleide bezoeken plaats tussen de oom en tante en de kinderen. De oom en tante staan open voor de hulpverlening en werken goed mee. In de komende periode is het van belang dat het perspectief van [kind02] en [kind01] wordt bepaald. Daarbij is het van belang dat er meer zicht komt op de specifieke zorgvraag van de kinderen en dat benodigde hulpverlening voor de kinderen en het verbeteren van de opvoedsituatie wordt ingezet en gemonitord. Ook is het van belang dat onderzocht wordt in hoeverre het contact tussen de kinderen en de oom en tante uitgebreid kan worden, rekening houdend met de belangen van de kinderen en met het oog op hun perspectief.
5.4.
De kinderrechter acht gelet op het voorgaande de betrokkenheid van een jeugdbeschermer in het kader van een ondertoezichtstelling noodzakelijk om passende hulpverlening voor de kinderen in te zetten. Gezien de ernst en complexiteit van de problematiek zal de kinderrechter [kind01] en [kind02] onder toezicht stellen voor de duur van 12 maanden. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [kind01] en [kind02] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:256b (BW) en zal de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg toewijzen voor de duur van zes maanden.

6..De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [kind01] en [kind02] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 4 augustus 2023 tot 4 augustus 2024;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] en [kind02] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 4 augustus 2023 tot 4 februari 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2023 door mr. C.N. Melkert, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. C.D. Hengst als griffier, en op schrift gesteld op 18 augustus 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.