ECLI:NL:RBROT:2023:8140

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
C/10/658384
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van kinderen in onveilige opvoedomgeving met betrokkenheid van de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 juni 2023 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van twee kinderen, [kind01] en [kind02], op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De ouders van de kinderen, die in een onveilige en onvoorspelbare opvoedomgeving opgroeiden, hebben een geschiedenis van huiselijk geweld en alcoholmisbruik. Ondanks hun bereidwilligheid om mee te werken aan hulpverlening, zijn zij niet in staat geweest om zelfstandig de zorgen weg te nemen. De Raad verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, maar de kinderrechter heeft besloten deze voor een kortere periode van zes maanden toe te wijzen, met de mogelijkheid tot verlenging afhankelijk van de voortgang van de hulpverlening.

Tijdens de mondelinge behandeling waren de ouders aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Reclassering. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen ernstig is, gezien de onrustige thuissituatie en de eerdere hulpverlening die niet effectief was. De ouders hebben aangegeven open te staan voor hulp, maar de kinderrechter oordeelde dat de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling noodzakelijk is om de hulpverlening te coördineren en te waarborgen dat de kinderen de benodigde ondersteuning krijgen.

De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en een pro forma datum vastgesteld voor 1 november 2023, waarop de voortgang van de situatie zal worden beoordeeld. De Raad is verzocht om uiterlijk twee weken voor deze datum te rapporteren over de actuele stand van zaken. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door belanghebbenden binnen drie maanden na betekening van de beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/658384 / JE RK 23-1205
Datum uitspraak: 23 juni 2023

Beschikking over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[kind01],

geboren op [geboortedatum01] 2015 te [geboorteplaats01], hierna te noemen: [kind01],

[kind02],

geboren op [geboortedatum02] 2017 te [geboorteplaats02], hierna te noemen: [kind02].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01],

[naam02],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats02],
hierna te noemen: de ouders.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 25 mei 2023, ingekomen bij de griffie op 25 mei 2023.
Op 23 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de ouders;
- [naam03],, namens de Raad;
- [naam04] namens de gecertificeerde instelling William Schrikker
Stichting Jeugdbescherming en Reclassering.

De feiten

De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [kind01] en [kind02].
[kind01] en [kind02] wonen bij de ouders.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [kind01] en [kind02] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er is al een langere tijd sprake van een onrustige thuissituatie. De moeder en de kinderen verbleven het afgelopen jaar een periode op een andere plek. Inmiddels hebben de ouders besloten om hun relatie weer voort te zetten en hebben daarbij aangeven dat zij hulp willen om de zorgen weg te nemen. Desondanks blijft de situatie kwetsbaar, gezien de patronen uit het verleden. Binnen een ondertoezichtstelling is het nodig dat onderzocht wordt welke hulp de kinderen en de ouders nodig hebben. Daarbij merkt de Raad op dat dit niet betekent dat de huidige hulpverlening wordt weggehaald. Binnen de ondertoezichtstelling zal een jeugdbeschermer de huidige hulpverlening coördineren en zorgdragen dat de hulpverlening wordt gecontinueerd.

Het standpunt van de GI

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. Het is positief dat de ouders bereid zijn mee te werken aan de hulpverlening. Niettemin is een ondertoezichtstelling nodig, omdat hulpverlening eerder niet van de grond is gekomen. Er is sprake van een terugkerend patroon van zorgen bij de ouders. Binnen de ondertoezichtstelling zal worden gekeken welke hulpverlening passend is voor de kinderen en de ouders. Een ondertoezichtstelling heeft niet tot doel om nieuwe hulpverlening in te zetten.

Het standpunt van de moeder

De moeder heeft ter zitting geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Het is jammer dat het zo is gelopen. Sinds mei wonen de ouders weer samen en het gaat goed tussen de ouders en met de kinderen. De school heeft aangegeven dat [kind01] is gegroeid en zich meer laat zien. Ook [kind02] is gegroeid en mag door naar groep drie. Hoewel de moeder open staat voor de hulpverlening vindt zij de geadviseerde therapieën en de hulpverlening door de Raad ver gaan. Vooral omdat er op dit moment al wekelijks een hulpverlener bij de ouders komt die de kinderen observeert en met de ouders praat.

Het standpunt van de vader

De vader heeft ter zitting geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De vader erkent dat hij in het verleden fouten heeft gemaakt. Nu is het van belang dat de ouders aan de fouten gaan werken. De ouders staan open voor e hulpverlening Net als de moeder vindt de vader de geadviseerde hulpverlening vanuit de Raad ver gaan. Op dit moment worden er al wekelijks gesprekken gevoerd met de ouders, waarbij de kinderen worden geobserveerd. De vader volgt op dit moment behandeling bij Antes en zo het naar uit ziet in de toekomst ook van de Waag. Het is van belang dat de hulp niet wordt opgedrongen aan de kinderen. Op dit moment gaat het goed met de kinderen en het is van belang dat dat zo blijft.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [kind01] en [kind02] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De ontwikkelingsbedreiging is gelegen in de (emotioneel) onveilige en onvoorspelbare opvoedomgeving. [kind01] en [kind02] groeiden de afgelopen jaren op in een onrustige en spanningsvolle opvoedsituatie en zijn daarbij meermaals getuige geweest van huiselijk geweld tussen de ouders en het overmatig alcoholgebruik van de vader. De ouders zijn, ondanks hun bereidwilligheid daartoe, niet in staat geweest om zelfstandig met de vrijwillige hulpverlening voornoemde zorgen weg te nemen. Het is positief dat ter zitting is gebleken dat de ouders de zorgen erkennen en bereid zijn mee te werken aan de hulpverlening om voornoemde zorgen weg te nemen. Ook is het positief dat er op dit moment al intensieve hulpverlening betrokken is bij de ouders en de kinderen en dat de vader onder behandeling staat bij Antes. Deze ontwikkelingen zijn echter nog pril en er is nog een kans op een terugval, gelet op de patronen uit het verleden. De kinderrechter is daarom van oordeel dat de betrokkenheid van de GI in het kader van een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de reeds ingezette hulpverlening te coördineren en waar nodig passende hulpverlening gericht op de kinderen en de ouders.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter ziet aanleiding het verzoek om ondertoezichtstelling voor een kortere duur dan verzocht toe te wijzen en zal [kind01] en [kind02] onder toezicht stellen voor de duur van zes maanden. Het overige verzochte zal worden aangehouden tot na te melden pro forma datum, zodat tussentijds kan worden beoordeeld of de ondertoezichtstelling voor de resterende duur nog noodzakelijk is.
De Raad wordt verzocht de kinderrechter, met afschrift aan de belanghebbenden, uiterlijk twee weken voor na te noemen pro forma datum te rapporteren over de actuele stand van zaken en daarbij aan te geven over het resterende deel al dan niet wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [kind01] en [kind02] onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 23 juni 2023 tot 23 december 2023;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen

bepaalt dat de behandeling van de zaak voor het overige wordt aangehouden tot
1 november 2023 pro forma;
bepaalt dat de Raad, de GI en de belanghebbenden op de genoemde pro forma-datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de Raad uiterlijk twee weken voor genoemde pro forma datum de kinderrechter (en de belanghebbenden) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2023 door mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. C.D. Hengst als griffier, en op schrift gesteld op 10 juli 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.