In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 juni 2023 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van twee kinderen, [kind01] en [kind02], op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De ouders van de kinderen, die in een onveilige en onvoorspelbare opvoedomgeving opgroeiden, hebben een geschiedenis van huiselijk geweld en alcoholmisbruik. Ondanks hun bereidwilligheid om mee te werken aan hulpverlening, zijn zij niet in staat geweest om zelfstandig de zorgen weg te nemen. De Raad verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, maar de kinderrechter heeft besloten deze voor een kortere periode van zes maanden toe te wijzen, met de mogelijkheid tot verlenging afhankelijk van de voortgang van de hulpverlening.
Tijdens de mondelinge behandeling waren de ouders aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Reclassering. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen ernstig is, gezien de onrustige thuissituatie en de eerdere hulpverlening die niet effectief was. De ouders hebben aangegeven open te staan voor hulp, maar de kinderrechter oordeelde dat de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling noodzakelijk is om de hulpverlening te coördineren en te waarborgen dat de kinderen de benodigde ondersteuning krijgen.
De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en een pro forma datum vastgesteld voor 1 november 2023, waarop de voortgang van de situatie zal worden beoordeeld. De Raad is verzocht om uiterlijk twee weken voor deze datum te rapporteren over de actuele stand van zaken. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door belanghebbenden binnen drie maanden na betekening van de beschikking.