ECLI:NL:RBROT:2023:8138

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
C/10/658664
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 juni 2023 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [kind01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 31 mei 2023 een verzoek ingediend voor de ondertoezichtstelling van [kind01] voor de duur van twaalf maanden, en een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van vier maanden. Dit verzoek is later gewijzigd naar een uithuisplaatsing van negen maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de minderjarige en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren.

De feiten tonen aan dat [kind01] eerder met een spoedmaatregel uit huis is geplaatst en momenteel verblijft bij een crisisopvang. De moeder heeft het ouderlijk gezag, maar er zijn ernstige zorgen over de emotionele en fysieke veiligheid van [kind01] in de huidige opvoedomgeving. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om de zorgen weg te nemen en dat er een verstoorde relatie tussen moeder en kind bestaat. De kinderrechter heeft daarom besloten om [kind01] onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor negen maanden, met als doel de veiligheid en stabiliteit van [kind01] te waarborgen.

De kinderrechter heeft benadrukt dat het belang van [kind01] voorop staat en dat er hulpverlening moet worden ingezet om de relatie met de moeder te herstellen. De Raad is opgedragen om nader onderzoek te doen naar de meest geschikte opvoedomgeving voor [kind01]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/658664 / JE RK 23-1256
Datum uitspraak: 23 juni 2023

Beschikking over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming, Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2007 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen: de GI, kantoorhoudende te Rotterdam
,

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 31 mei 2023, ingekomen bij de griffie op 31 mei 2023;
- het wijzigingsverzoek van de Raad van 20 juni 2023, ingekomen bij de griffie op 20 juni 2023.
Op 23 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [kind01] , die voorafgaand aan de zitting is gehoord;
- de moeder;
- [naam02] , namens de Raad;
- [naam03] , namens de GI;
- [naam04] , tolk in de Portugese taal.

De feiten

De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [kind01] .
[kind01] verblijft bij de crisisopvang [naam opvang01] te [plaats01].
De kinderrechter heeft bij beschikking van 27 maart 2023 [kind01] voorlopig onder toezicht gesteld tot 27 juni 2023.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 5 april 2023 de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 27 juni 2023.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [kind01] voor de duur van twaalf maanden.
Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van vier maanden. De Raad heeft het verzoek bij brief van 20 juni 2023 gewijzigd, in die zin dat de Raad verzoekt machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van negen maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [kind01] is eerder met een spoedmaatregel uit huis geplaatst. In de afgelopen periode heeft de Raad onderzoek gedaan. Op dit moment is er geen ruimte voor [kind01] om terug te keren naar huis. Enerzijds omdat zij dat zelf niet wil en anderzijds omdat het contact tussen de moeder en [kind01] verstoord is. De moeder en [kind01] hebben allebei een andere beleving hoe de afgelopen jaren zijn geweest. [kind01] is gebaat bij hulpverlening om te verweken wat zij heeft meegemaakt en om de band met de moeder weer te normaliseren. Het is van belang dat hulpverlening wordt ingezet om de moeder en [kind01] weer op één lijn te krijgen. Een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar is nodig, omdat de problematiek groot is. Een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van negen maanden moet duidelijkheid geven over de vervolgplek voor [kind01] . Voor nu is het van belang dat de GI een vervolgplek voor [kind01] gaat zoeken.

Het standpunt van de GI

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van Raad. Het is nodig dat er een passende vervolgplek voor [kind01] wordt gerealiseerd. De GI verbaast zich over het verhaal van de moeder en over de wijze waarop zij de problematiek beschrijft. De moeder geeft aan dat zij haar best doet en dat het probleem bij [kind01] ligt. De moeder reflecteert niet op haar eigen handelen. Het is van belang om te realiseren dat [kind01] tot haar tiende opgegroeide bij haar oma in Kaapverdië en daarna pas is aangesloten bij het gezin van de moeder in Nederland. Hierdoor is er nooit een goede relatie tussen de moeder en [kind01] geweest. Het baart de GI zorgen dat de moeder geen bemoeienis van de hulpverlening of behandeling wil. Dit maakt dat een een ondertoezichtstelling nodig is.

Het standpunt van de moeder

De moeder heeft ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De moeder begrijpt niet goed wat de problemen van [kind01] zijn. Het raadsrapport bevat meningen van mensen, waar de moeder het niet mee eens is. De moeder kan het tegendeel niet bewijzen, omdat zij niet de mogelijkheid krijgt om [kind01] daarmee te confronteren. [kind01] zit in de puberteit, waardoor ze nu niet alles begrijpt. Verder krijgt [kind01] op dit moment veel vrijheden, die ze bij de moeder niet krijgt. De moeder begrijpt dat [kind01] problemen heeft gehad op Kaapverdië en het is daarom ook van belang dat ze daarover kan praten. De moeder weet zelf ook niet goed hoe ze met de situatie om moet gaan. Hoewel de moeder [kind01] goed behandelt en haar altijd heeft geholpen, blijft [kind01] volhouden dat ze uit huis wil. De moeder wil dat [kind01] gelukkig is. De moeder wil het contact met [kind01] onderhouden, maar ze wil niet dat andere mensen daar bemoeienis mee hebben.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er nog ernstige zorgen zijn over de fysieke en emotionele veiligheid van [kind01] in de opvoedomgeving bij de moeder. De zorgen over de verstoorde ouder-kindrelatie, zoals omschreven in de beschikking van 5 april 2023, zijn nog onverminderd aanwezig. Ter zitting is gebleken dat de moeder de zorgen minimaliseert en niet in staat lijkt te reflecteren op haar aandeel in de levensgebeurtenissen van [kind01] . De moeder is daarom op dit moment niet in staat om [kind01] (emotionele) ondersteuning te bieden en zelfstandig de zorgen weg te nemen. De kinderrechter acht gelet op het voorgaande de betrokkenheid van een jeugdbeschermer in het kader van een ondertoezichtstelling noodzakelijk. Het is van belang dat op korte termijn hulpverlening voor [kind01] wordt ingezet en dat gewerkt wordt aan contactherstel met de moeder. Het belang van [kind01] dient daarbij voorop te staan. Gezien de ernst en de complexiteit van de problematiek zal de kinderrechter [kind01] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:256b van het Burgerlijk Wetboek. Het is van belang dat er rust komt in de opvoedsituatie bij de moeder en dat [kind01] voorlopig opgroeit in een stabiel en veilig opvoedklimaat. Op dit moment is [kind01] het meest gebaat bij een verblijf buiten het huis van de moeder, zodat [kind01] de gebeurtenissen uit het verleden kan verwerken en er ruimte is om het contact met de moeder te herstellen. De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing verlenen voor de duur van negen maanden. De komende periode dient de Raad nader onderzoek te doen naar de meest geschikte opvoedomgeving voor [kind01] . De wens van [kind01] voor een verblijf bij een kamertrainingscentrum in de toekomst dient hierbij in overweging genomen te worden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [kind01] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 23 juni 2023 tot 23 juni 2024;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 27 juni 2023 tot 27 maart 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2023 door mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. C.D. Hengst als griffier, en op schrift gesteld op 10 juli 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.