Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekster;
- mevrouw [persoon A] , werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna te noemen schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot het afwijzen van een gedwongen schuldregeling. Verzoekster, die achttien schuldeisers heeft, heeft een verzoek ingediend op basis van artikel 287a lid 1 van de Faillissementswet. Tijdens de zitting op 16 februari 2023 was de schuldeiser Sore Group niet verschenen, ondanks dat zij behoorlijk waren opgeroepen. Verzoekster had een schuldregeling aangeboden, maar Sore Group weigerde hiermee in te stemmen, wat leidde tot het verzoek om hen te bevelen in te stemmen.
De rechtbank heeft beoordeeld of Sore Group in redelijkheid kon weigeren om in te stemmen met de schuldregeling. De rechtbank concludeert dat de vordering van Sore Group een aanzienlijk aandeel vormt in de totale schuldenlast van verzoekster, waardoor het niet snel kan worden geoordeeld dat Sore Group onredelijk handelde. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat verzoekster niet alle relevante informatie over haar vermogenspositie, zoals het bezit van een auto, heeft gedeeld met haar schuldeisers. Dit gebrek aan transparantie en de onvoldoende onderbouwing van haar werkcapaciteit hebben bijgedragen aan de beslissing van de rechtbank.
De rechtbank oordeelt dat de belangen van Sore Group zwaarder wegen dan die van verzoekster en wijst het verzoek om hen te bevelen in te stemmen met de schuldregeling af. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.