Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding met producties 1 t/m 4 (de in de dagvaarding genoemde producties 5, 6 en 7 zijn niet overgelegd);
- de conclusie van antwoord.
- de brief van de rechtbank van 12 december 2022 waarbij partijen zijn opgeroepen voor een zitting in deze zaak;
- de brief van de rechtbank van 14 februari 2023, waarbij de rechtbank onder meer heeft bepaald dat de zitting in deze zaak mede betrekking zal hebben op de tussen partijen lopende procedures met de rolnummers HA ZA 22-810 en HA ZA 220-832;
- de brief van mr. Apistola namens de man van 27 februari 2023, met vier producties
- de mondelinge behandeling op 9 maart 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de brief van de rechtbank van 10 maart 2023;
- de akte van de vrouw van 24 mei 2023, met één productie;
- de antwoordakte van de man van 5 juli 2023.
2..De feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
sharia, en daarmee aan te merken als een religieus huwelijk.
khul’a(verstoting van de vrouw door de man op verzoek van de vrouw) of van een
talaq(verstoting door de man op initiatief van de man). Het belang van de man daarbij is, zo begrijpt de rechtbank, dat hij in het geval van een
khul’akan verlangen dat de vrouw afstand doet van de bruidsgave. Volgens de vrouw staat haar aanspraak op de bruidsgave los van de vorm van de echtscheiding.
khul’aonder de gegeven omstandigheden het meest aan bij de werkelijke gang van zaken tussen partijen. De vrouw heeft ook geen bezwaar gemaakt tegen de
khul’aals de vorm van de religieuze echtscheiding. Daarom zal de rechtbank bepalen dat de echtscheiding moet plaatsvinden in de vorm van een
khul’a.
5..De beslissing
khul’a, waaronder in ieder geval wordt verstaan het verschijnen tijdens een (nog te maken) afspraak met geestelijke, [naam01] , met inachtneming van hetgeen is overwogen in 4.17, en het inschrijven van de echtscheiding bij de Iraanse ambassade te ’s-Gravenhage;