Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het vonnis in het incident van 14 april 2021 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- het exploit tot oproeping na verwijzing van 26 september 2022;
- de brief van de rechtbank van 12 december 2022 waarbij partijen zijn opgeroepen voor een zitting in deze zaak;
- de brief van de rechtbank van 14 februari 2023, waarbij de rechtbank onder meer heeft bepaald dat de zitting in deze zaak mede betrekking zal hebben op de tussen partijen lopende procedures met de rolnummers HA ZA 22-816 en HA ZA 22-832;
- de brief van mr. Apistola namens de man van 27 februari 2023, met vier producties;
- de mondelinge behandeling op 9 maart 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de brief van de rechtbank van 10 maart 2023;
- de akte van de vrouw van 24 mei 2023, met één productie;
- de antwoordakte van de man van 5 juli 2023.
3..Het geschil
4..De beoordeling
sui generis. De bruidsgave maakt derhalve geen onderdeel uit van het huwelijksvermogensregime van partijen (zie hof Den Haag 26 februari 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:486). Dit betekent dat de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, moet worden beoordeeld aan de hand van verordening (EU) 1215/2012 (de Brussel I-bis verordening). Ingevolge deze verordening is bevoegd de rechter van de staat waar de verweerder woonplaats heeft. In dit geval is dat Nederland. De Nederlandse rechter is dus bevoegd om van het geschil tussen partijen kennis te nemen. De relatieve bevoegdheid van deze rechtbank is niet betwist en de rechtbank acht zich dan ook bevoegd van de vordering van de vrouw kennis te nemen.
Niet langer geketend aan het huwelijkvan de Universiteit van Maastricht (deel i/ii, oktober 2018, blz. 119). De vrouw kan dus slechts met een religieuze echtscheiding een gescheiden staat naar Iraans recht bewerkstelligen. Daarvoor is, nu de vrouw niet het recht van zelfverstoting heeft, de medewerking van de man nodig, hetgeen betekent dat de vrouw de man een compensatie moet aanbieden.