ECLI:NL:RBROT:2023:8050

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
C/10/655563 / HA ZA 23-322
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidenten tot vrijwaring en voeging in civiele procedure over constructiefouten bij woningbouw

In deze civiele procedure, die zich afspeelt voor de Rechtbank Rotterdam, zijn incidenten tot vrijwaring en voeging aan de orde. De zaak betreft een geschil tussen [persoon A], de eigenaar van een woning, en de besloten vennootschap Tendens Services B.V., de aannemer van de woning. [persoon A] heeft Tendens aangeklaagd wegens constructieve gebreken aan de woning, die hij sinds augustus 2020 bezit. De gebreken, waaronder scheuren in het interieur en exterieur, zijn ontstaan door een ondeugdelijke fundering, waarvoor Tendens IBT Alblasserdam heeft ingeschakeld voor advies. [persoon A] vordert onder andere herstel van de woning, schadevergoeding en vergoeding van deskundigenkosten.

Tendens heeft in haar verweer gesteld dat zij volgens de eisen van goed en deugdelijk werk heeft gebouwd en dat de gebreken niet aan haar zijn toe te rekenen. In het vrijwaringsincident heeft Tendens IBT opgeroepen, stellende dat IBT een onjuiste constructie heeft voorgesteld, wat heeft geleid tot de schade. De rechtbank heeft geoordeeld dat Tendens voldoende heeft aangetoond dat er een rechtsverhouding bestaat die tot vrijwaring verplicht, en heeft de incidentele vordering toegewezen. Tevens is de rechtbank van oordeel dat de zaken die door Tendens zijn genoemd, verknocht zijn aan de hoofdzaak, en heeft zij de voeging van deze zaken toegestaan.

De rechtbank heeft de proceskosten in de incidenten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak zal opnieuw op de rol komen voor beraad over een mondelinge behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/655563 / HA ZA 23-322
Vonnis in incidenten van 23 augustus 2023
in de zaak van
[persoon A],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in de incidenten,
advocaat mr. E. Cools te Etten-Leur,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TENDENS SERVICES B.V.,
gevestigd te Hardinxveld-Giessendam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in de incidenten,
advocaat mr. A.A.S. Wiesmeier-van der Brugge te Den Haag.
Partijen zullen hierna [persoon A] en Tendens genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 maart 2023, met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring en samenvoeging van procedures, met producties;
  • de conclusie van antwoord in de incidenten.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.

2.De feiten in de incidenten

De rechtbank neemt in deze incidenten de volgende feiten tot uitgangspunt:
2.1.
[persoon A] is sinds augustus 2020 eigenaar van de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning).
2.2.
Deze woning is in 2007 door Tendens gerealiseerd en maakt onderdeel uit van een project van onder meer een rij van vier dijkwoningen (met huisnummers [huisnummer A] , [huisnummer B] , [huisnummer C] en [huisnummer D] ).
2.3.
De dijkwoningen zijn door transformatie van een bedrijfspand gecreëerd. Dat bedrijfspand was op twee soorten funderingen gebouwd. Tendens heeft IBT Alblasserdam (hierna: IBT) voor de bouw van de woningen ingeschakeld om te adviseren over de beste manier van fundering.

3.De vorderingen in de hoofdzaak

3.1.
[persoon A] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om:
I. Tendens te veroordelen om binnen 3 maanden na vonnis over te gaan tot deugdelijk herstel van de woning van [persoon A] , in die zin dat de oorzaken genoemd in het rapport van TOP Expertise (waaronder het funderen van de benodigde gevels), worden weggenomen, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat niet aan het vonnis wordt voldaan, met een maximum van € 50.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
II. Tendens te veroordelen tot betaling van een bedrag ad € 10.780,00 aan schadevergoeding voor de gevolgschade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening;
III. Tendens te veroordelen tot betaling van een bedrag ad € 1.082,95 aan noodzakelijk gemaakte deskundigenkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening;
IV. Tendens te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag der algehele voldoening.
3.2.
Aan zijn vorderingen heeft [persoon A] – kort samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. De woning kent verschillende constructieve gebreken. De schade bestaat voornamelijk uit scheuren in het interieur en exterieur en schade aan kozijnen. [persoon A] kan zich als rechtsopvolger beroepen op de aannemingsovereenkomst die is gesloten ten aanzien van de woning. Op grond van artikel 7:761 BW is Tendens, als aannemer, tot 20 jaar na oplevering aansprakelijk voor gebreken. Op verzoek van [persoon A] heeft TOP Expertise (hierna: TOP) onderzoek gedaan naar de gebreken aan de woning. TOP bevestigt dat het gaat om een constructiefout en concludeert dat de aannemer en/of de constructeur een onjuiste constructie heeft voorgesteld als gevolg waarvan schade is ontstaan. De gebreken hadden niet bij de oplevering ontdekt kunnen worden. Op grond van artikel 6:74 BW is Tendens gehouden de schade die [persoon A] lijdt te vergoeden. Nu Tendens nimmer tot herstel is overgegaan, verkeert zij nu in verzuim en is zij schadevergoeding verschuldigd. Tendens is op grond van artikel 6:76 BW tevens aansprakelijk voor de gedragingen van de constructeur. Het was aan Tendens, als professionele aannemer, om zichzelf ervan te vergewissen dat de door haar gehanteerde bouwmethode deugdelijk is, te meer nu op Tendens op grond van artikel 7:754 BW een waarschuwingsplicht rust. De gevolgen voor het hanteren van een ondeugdelijke bouwmethode, komen dan ook voor haar rekening en risico. [persoon A] maakt ook aanspraak op vergoeding van expertisekosten.
3.3.
Tendens heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [persoon A] in zijn vorderingen, althans hem deze te ontzeggen dan wel deze vorderingen af te wijzen, met veroordeling van [persoon A] in de proces- en advocaatkosten, alsmede in de wettelijke rente over de kosten. Hiertoe voert Tendens – kort samengevat – het volgende aan. Tendens heeft gebouwd naar de eisen van goed en deugdelijk werk en heeft geen bouwfout gemaakt. Tendens wist dat het oorspronkelijke gebouw was gefundeerd op twee verschillende funderingen en heeft zich tot IBT gewend om zich te adviseren over het funderen van woningscheidende wanden. Tendens heeft het werk conform het advies van IBT uitgevoerd. IBT heeft Tendens op geen enkel moment gewaarschuwd dat de wijze van fundering zou kunnen leiden tot de gevolgen die zich hier hebben voorgedaan. Tendens had geen enkele reden om aan de door IBT voorgestelde fundering te twijfelen en om de kopers te waarschuwen.

4.Het geschil in het vrijwaringsincident

4.1.
Tendens vordert dat het haar wordt toegestaan IBT in vrijwaring op te roepen en voert daartoe het volgende aan. In diverse expertiserapporten is gerapporteerd dat IBT een onjuiste constructie heeft voorgesteld waardoor er scheurvorming in de binnen- en buitenzijde van de woning is opgetreden. IBT is derhalve toerekenbaar tekortgeschoten in de uitvoering van haar opdracht door Tendens een verkeerd advies te geven. Uit de contra-expertise volgt dat de door [persoon A] gestelde schade een rechtstreeks gevolg is van het door de constructeur onvoldoende onderkennen van de (risico’s van) verschilzetting tussen de constructies. Tendens treft geen blaam en indien en voor zover zij in deze procedure veroordeeld zou worden conform het door [persoon A] gevorderde, is IBT gehouden al hetgeen waartoe Tendens zou worden veroordeeld in de hoofdzaak aan Tendens te voldoen, waaronder de proceskosten.
4.2.
[persoon A] refereert zich aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat [persoon A] verzoekt om Tendens te veroordelen in de kosten van het incident.

5.De beoordeling in het vrijwaringsincident

5.1.
Tendens heeft haar vordering tot oproeping in vrijwaring vóór alle weren – en daarmee tijdig – ingesteld. Op grond van artikel 210 lid 1 Rv kan de gedaagde een derde partij in vrijwaring oproepen indien zij meent hiertoe gronden te hebben. Voldoende is dat de gedaagde in de hoofdzaak genoegzaam stelt dat tussen haar en de derde partij een rechtsverhouding bestaat krachtens welke de derde partij verplicht is de nadelige gevolgen van een veroordeling van gedaagde in de hoofdzaak te dragen.
5.2.
Tendens heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat tussen haar en IBT een rechtsverhouding bestaat die tot vrijwaring verplicht, zodat aan de vereisten voor oproeping in vrijwaring is voldaan. Nu [persoon A] zich refereert aan het oordeel van de rechtbank, zal de rechtbank de incidentele vordering toewijzen.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.Het geschil in het voegingsincident

6.1.
Tendens vordert dat de onderhavige zaak wordt gevoegd met de bij deze rechtbank aanhangige zaken met zaaknummers / rolnummers: C/10/655546 / HA ZA 23-319 (tussen [persoon B] c.s. en Tendens), C/10/655564 / HA ZA 23-323 (tussen [persoon C] en Tendens) en C/10/655595 / HA ZA 23-326 (tussen [persoon D] en Tendens).
6.2.
Tendens grondt haar vordering op artikel 222 Rv en legt daaraan het volgende ten grondslag. De woning van [persoon A] maakt onderdeel uit van een project waarin ook de dijkwoningen van de andere drie eigenaars in de hierboven genoemde zaken zijn gerealiseerd. Deze eigenaars hebben allemaal apart en gebaseerd op dezelfde feiten en omstandigheden Tendens gedagvaard. Het is voor Tendens eigenlijk onbegrijpelijk dat zij niet hun vordering in één procedure hebben ingediend, uit proceseconomische overwegingen en ter voorkoming van kosten voor Tendens.
6.3.
[persoon A] refereert zich aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat [persoon A] verzoekt om Tendens te veroordelen in de kosten van het incident.

7.De beoordeling in het voegingsincident

7.1.
Op grond van artikel 222 Rv kan voeging worden gevorderd indien voor dezelfde rechter tussen dezelfde partijen en over hetzelfde onderwerp tegelijk zaken aanhangig zijn, of voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn. Van verknochtheid is sprake wanneer feitelijke of juridische geschilpunten in de ene zaak identiek zijn aan die in de andere zaak dan wel daarmee zodanige samenhang vertonen dat consistentie van de uitspraken wenselijk is.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat de zaken nauw met elkaar samenhangen en de procedures verknocht zijn. Alle vier onder 6.1 vermelde zaken hebben betrekking op de aansprakelijkheid van Tendens voor een (gestelde) constructiefout bij het realiseren van de vier tot hetzelfde project behorende dijkwoningen aan de [locatie] te [plaats] . De incidentele vordering zal derhalve worden toegewezen, nu de zaken hetzelfde onderwerp betreffen en [persoon A] zich in dit incident bovendien heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

8.De beslissing

De rechtbank
in de incidenten
8.1.
staat toe dat IBT Alblasserdam door Tendens wordt gedagvaard tegen de rolzitting van
13 september 2023;
8.2.
voegt de hoofdzaak met de bij deze rechtbank aanhangige zaak met zaaknummers / rolnummers: C/10/655546 / HA ZA 23-319, C/10/655564 / HA ZA 23-323 en C/10/655595 / HA ZA 23-326;
8.3.
compenseert de kosten van de incidenten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
8.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
13 september 2023voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2023.
[3266/3696/3455]