ECLI:NL:RBROT:2023:8049

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
C/10/655546 / HA ZA 23-319
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidenten tot vrijwaring en voeging in aansprakelijkheidskwestie met betrekking tot constructiefouten bij woningbouw

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, zijn [persoon A] en [persoon B] eisers in de hoofdzaak en verweerders in de incidenten, terwijl Tendens Services B.V. gedaagde in de hoofdzaak en eiseres in de incidenten is. De procedure betreft incidenten tot vrijwaring en voeging, waarbij de rechtbank op 23 augustus 2023 vonnis heeft gewezen. De eisers, die sinds 10 augustus 2015 eigenaar zijn van een woning, stellen dat Tendens tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst, wat heeft geleid tot schade aan hun woning. De eisers vorderen onder andere herstel van de woning en schadevergoeding, terwijl Tendens zich verweert door te stellen dat zij conform de eisen van goed en deugdelijk werk heeft gebouwd en geen bouwfout heeft gemaakt.

Tendens heeft in het vrijwaringsincident gevorderd dat IBT Alblasserdam in vrijwaring wordt opgeroepen, omdat zij van mening is dat IBT een onjuiste constructie heeft voorgesteld die heeft geleid tot scheurvorming in de woning. De rechtbank heeft geoordeeld dat Tendens voldoende heeft gesteld om IBT in vrijwaring op te roepen en heeft de incidentele vordering toegewezen. In het voegingsincident heeft Tendens verzocht om voeging van de hoofdzaak met andere aanhangige zaken die betrekking hebben op dezelfde constructiefout. De rechtbank heeft ook deze vordering toegewezen, omdat de zaken nauw met elkaar samenhangen.

De rechtbank heeft in beide incidenten de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak zal opnieuw op de rol komen voor beraad omtrent een mondelinge behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/655546 / HA ZA 23-319
Vonnis in incidenten van 23 augustus 2023
in de zaak van

1.[persoon A] ,

2.
[persoon B],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in de incidenten,
advocaat mr. K. Zeylmaker te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TENDENS SERVICES B.V.,
gevestigd te Hardinxveld-Giessendam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in de incidenten,
advocaat mr. A.A.S. Wiesmeier-van der Brugge te Den Haag.
Partijen zullen hierna [persoon A] c.s. en Tendens genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 maart 2023, met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring en samenvoeging van procedures, met producties;
  • de conclusie van antwoord in de incidenten.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.

2.De feiten in de incidenten

De rechtbank neemt in deze incidenten de volgende feiten tot uitgangspunt:
2.1.
[persoon A] c.s. zijn sinds 10 augustus 2015 eigenaar van het pand en perceel aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning).
2.2.
Deze woning is in 2007 door Tendens gerealiseerd en maakt onderdeel uit van een project van onder meer een rij van vier dijkwoningen (met huisnummers [huisnummer A] , [huisnummer B] , [huisnummer C] en [huisnummer D] ).
2.3.
De dijkwoningen zijn door transformatie van een bedrijfspand gecreëerd. Dat bedrijfspand was op twee soorten funderingen gebouwd. Tendens heeft IBT Alblasserdam (hierna: IBT) voor de bouw van de woningen ingeschakeld om te adviseren over de beste manier van fundering.

3.De vorderingen in de hoofdzaak

3.1.
[persoon A] c.s. vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om Tendens te veroordelen om:
Primair
I. binnen drie maanden na datum van het door uw rechtbank te wijzen vonnis de woning van eisers naar de eisen van goed en deugdelijk werk te herstellen, in die zin dat de oorzaken genoemd in het rapport van TOP Expertise d.d. 18 maart 2021, worden weggenomen, zulks op straffe van een dwangsom ad € 1.000,00 per dag of dagdeel dat gedaagde hiermee in gebreke blijft;
Subsidiair
II. tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisers te voldoen terzake vervangende schadevergoeding een bedrag ad € 60.500,00 inclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 september 2021 dan wel vanaf een door u in goede justitie te bepalen datum tot de dag der algehele voldoening;
Zowel primair als subsidiair
III. tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisers te voldoen:
a. terzake schadevergoeding voor de gevolgschade een bedrag ad € 12.500,00 inclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 september 2021 dan wel vanaf een door u in goede justitie te bepalen datum tot de dag der algehele voldoening;
b. terzake expertisekosten ex artikel 6:96 lid 2 sub b BW ad € 1.518,55 BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum der dagvaarding dan wel vanaf een door u in goede justitie te bepalen datum tot de dag der algehele voldoening;
c. terzake de buitengerechtelijke incassokosten ex artikel 6:96 lid 2 sub c BW ad € 1.505,00 inclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum der dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening;
d. de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag der algehele voldoening.
3.2.
Aan hun vorderingen hebben [persoon A] c.s. – kort samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. [persoon A] c.s. stellen zich op het standpunt dat Tendens tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst en thans aansprakelijk is voor de door hen geleden en nog te lijden schade aan hun woning. Er zijn scheuren ontstaan aan de binnenkant en buitenkant van de woning. Op 1 maart 2021 heeft namens [persoon A] c.s. een onderzoek plaatsgevonden door TOP Expertise (hierna: TOP), waaruit blijkt dat de scheurvorming wordt veroorzaakt door ongelijkmatige verzakkingen van de voor- en achtergevel. Dit is een constructiefout welke volgens TOP zowel aan de constructeur als Tendens te wijten is. Derhalve is Tendens aansprakelijk op grond van artikel 7:759 BW en op grond van artikel 6:76 BW voor de fouten van de constructeur. Tendens is tevens aansprakelijk op grond van artikel 7:754 BW, nu zij heeft verzaakt de rechtsvoorganger van [persoon A] c.s. te waarschuwen dat door deze manier van bouwen er onvermijdelijk schade aan de woning zou ontstaan. Herstel is mogelijk, maar zeer ingrijpend en bovendien enkel indien herstel bij alle vier de woningen plaatsvindt. [persoon A] c.s. wensen dan ook terug te komen op hun omzettingsverklaring zodat zij aanspraak kunnen maken op nakoming door Tendens. Indien deze primaire vordering niet kan worden toegewezen, vorderen [persoon A] c.s. subsidiair vervangende schadevergoeding. Voorts maken [persoon A] c.s. aanspraak op de wettelijke rente en op vergoeding van de gevolgschade die zij hebben geleden en nog zullen lijden. [persoon A] c.s. maken ingevolge artikel 6:74 juncto artikel 6:96 lid 2 sub b en c BW aanspraak op de expertisekosten en de buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
Tendens heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [persoon A] c.s. in zijn vorderingen, althans hen deze te ontzeggen dan wel deze vorderingen af te wijzen, met veroordeling van [persoon A] c.s. in de proces- en advocaatkosten, alsmede in de wettelijke rente over de kosten. Hiertoe voert Tendens – kort samengevat – het volgende aan. Tendens heeft gebouwd naar de eisen van goed en deugdelijk werk en heeft geen bouwfout gemaakt. Tendens wist dat het oorspronkelijke gebouw was gefundeerd op twee verschillende funderingen en heeft zich tot IBT gewend om zich te adviseren over het funderen van woningscheidende wanden. Tendens heeft het werk conform het advies van IBT uitgevoerd. IBT heeft Tendens op geen enkel moment gewaarschuwd dat de wijze van fundering zou kunnen leiden tot de gevolgen die zich hier hebben voorgedaan. Tendens had geen enkele reden om aan de door IBT voorgestelde fundering te twijfelen en om de kopers te waarschuwen.

4.Het geschil in het vrijwaringsincident

4.1.
Tendens vordert dat het haar wordt toegestaan IBT in vrijwaring op te roepen en voert daartoe het volgende aan. In diverse expertiserapporten is gerapporteerd dat IBT een onjuiste constructie heeft voorgesteld waardoor er scheurvorming in de binnen- en buitenzijde van de woning is opgetreden. IBT is derhalve toerekenbaar tekortgeschoten in de uitvoering van haar opdracht door Tendens een verkeerd advies te geven. Uit de contra-expertise volgt dat de door [persoon A] c.s. gestelde schade een rechtstreeks gevolg is van het door de constructeur onvoldoende onderkennen van de (risico’s van) verschilzetting tussen de constructies. Tendens treft geen blaam en indien en voor zover zij in deze procedure veroordeeld zou worden conform het door [persoon A] c.s. gevorderde, is IBT gehouden al hetgeen waartoe Tendens zou worden veroordeeld in de hoofdzaak aan Tendens te voldoen, waaronder de proceskosten.
4.2.
[persoon A] c.s. refereren zich aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat [persoon A] c.s. verzoeken om Tendens te veroordelen in de kosten van het incident.

5.De beoordeling in het vrijwaringsincident

5.1.
Tendens heeft haar vordering tot oproeping in vrijwaring vóór alle weren – en daarmee tijdig – ingesteld. Op grond van artikel 210 lid 1 Rv kan de gedaagde een derde partij in vrijwaring oproepen indien zij meent hiertoe gronden te hebben. Voldoende is dat de gedaagde in de hoofdzaak genoegzaam stelt dat tussen haar en de derde partij een rechtsverhouding bestaat krachtens welke de derde partij verplicht is de nadelige gevolgen van een veroordeling van gedaagde in de hoofdzaak te dragen.
5.2.
Tendens heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat tussen haar en IBT een rechtsverhouding bestaat die tot vrijwaring verplicht, zodat aan de vereisten voor oproeping in vrijwaring is voldaan. Nu [persoon A] c.s. zich refereren aan het oordeel van de rechtbank, zal de rechtbank de incidentele vordering toewijzen.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.Het geschil in het voegingsincident

6.1.
Tendens vordert dat de onderhavige zaak wordt gevoegd met de bij deze rechtbank aanhangige zaken met zaaknummers / rolnummers: C/10/655563 / HA ZA 23-322 (tussen [persoon C] en Tendens), C/10/655564 / HA ZA 23-323 (tussen [persoon D] en Tendens) en C/10/655595 / HA ZA 23-326 (tussen [persoon E] en Tendens).
6.2.
Tendens grondt haar vordering op artikel 222 Rv en legt daaraan het volgende ten grondslag. De woning van [persoon A] c.s. maakt onderdeel uit van een project waarin ook de dijkwoningen van de andere drie eigenaars in de hierboven genoemde zaken zijn gerealiseerd. Deze eigenaars hebben allemaal apart en gebaseerd op dezelfde feiten en omstandigheden Tendens gedagvaard. Het is voor Tendens onbegrijpelijk dat zij niet hun vordering in één procedure hebben ingediend, uit proceseconomische overwegingen en ter voorkoming van kosten voor Tendens.
6.3.
[persoon A] c.s. refereren zich aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat [persoon A] c.s. verzoekt om Tendens te veroordelen in de kosten van het incident.

7.De beoordeling in het voegingsincident

7.1.
Op grond van artikel 222 Rv kan voeging worden gevorderd indien voor dezelfde rechter tussen dezelfde partijen en over hetzelfde onderwerp tegelijk zaken aanhangig zijn, of voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn. Van verknochtheid is sprake wanneer feitelijke of juridische geschilpunten in de ene zaak identiek zijn aan die in de andere zaak dan wel daarmee zodanige samenhang vertonen dat consistentie van de uitspraken wenselijk is.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat de zaken nauw met elkaar samenhangen en de procedures verknocht zijn. Alle vier onder 6.1 vermelde zaken hebben betrekking op de aansprakelijkheid van Tendens voor een (gestelde) constructiefout bij het realiseren van de vier tot hetzelfde project behorende dijkwoningen aan de [locatie] te [plaats] . De incidentele vordering zal derhalve worden toegewezen, nu de zaken hetzelfde onderwerp betreffen en [persoon A] c.s. zich in dit incident bovendien hebben gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

8.De beslissing

De rechtbank
in de incidenten
8.1.
staat toe dat IBT Alblasserdam door Tendens wordt gedagvaard tegen de rolzitting van
13 september 2023;
8.2.
voegt de hoofdzaak met de bij deze rechtbank aanhangige zaak met zaaknummer / rolnummer C/10/655563 / HA ZA 23-322, C/10/655564 / HA ZA 23-323 en C/10/655595 / HA ZA 23-326;
8.3.
compenseert de kosten van de incidenten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
8.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
13 september 2023voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2023.
[3266/3696/3455]