ECLI:NL:RBROT:2023:8022

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
C/10/650778 / HA ZA 23-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Regresvordering van verzekeraar wegens brandstichting met matiging van schadevergoeding op basis van verminderd toerekeningsvatbaar

In deze zaak vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Woongarant Volmacht B.V. regres van [persoon A] en [gedaagde sub 2] wegens schade die is ontstaan door brandstichting. [persoon A] is eerder strafrechtelijk veroordeeld voor het opzettelijk stichten van brand, waarbij hij verminderd toerekeningsvatbaar is verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat Woongarant, als gevolmachtigde van Nationale-Nederlanden, een schadebedrag van € 27.647,73 heeft uitgekeerd aan de verzekerde. Woongarant vordert hoofdelijke veroordeling van [persoon A] en [gedaagde sub 2] tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.

De rechtbank oordeelt dat [persoon A] onrechtmatig heeft gehandeld en dat hij in beginsel gehouden is de schade te vergoeden. Echter, de rechtbank houdt rekening met zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid en beperkte draagkracht. Gezien deze omstandigheden wordt de schadevergoeding gematigd tot 70% van het gevorderde bedrag, wat neerkomt op € 19.353,41. [gedaagde sub 2] wordt ook hoofdelijk veroordeeld, maar de rechtbank houdt rekening met zijn vrijspraak in hoger beroep voor opzettelijke brandstichting, waardoor hij ook onrechtmatig heeft gehandeld.

De rechtbank wijst de vorderingen van Woongarant toe, met uitzondering van de buitengerechtelijke kosten, die als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen. De proceskosten worden toegewezen aan Woongarant, die als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd. Het vonnis is uitgesproken door mr. K.A. Baggerman op 30 augustus 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/650778 / HA ZA 23-23
Vonnis van 30 augustus 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WOONGARANT VOLMACHT B.V.,
gevestigd te Wognum,
eiseres,
advocaat mr. J.K. den Haan te Uithoorn,
tegen
1. de stichting
STICHTING BEHEER CLIËNTENGELDEN ALBRANDSWAARD,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder van de heer [persoon A] ,
gevestigd te Rhoon,
gedaagde,
advocaat mr. M.R. Dill te Dordrecht,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.B. [persoon A] te Rotterdam.
Partijen worden hierna Woongarant, [persoon A] en [gedaagde sub 2] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 december 2022, met producties 1 tot en met 3;
  • de conclusie van antwoord van [persoon A] , met 1 productie;
  • de aanvullende producties 4 en 5 van Woongarant;
  • de aanvullende productie 2 van [persoon A] ;
  • de mondelinge behandeling van 19 juni 2023;
  • de akte van uitlating met aanvullende producties 6 tot en met 9 van Woongarant;
  • de akte tot referte van [persoon A] .
1.2.
Op 22 februari 2023 is [gedaagde sub 2] op grond van artikel 133 lid 4 Rv akte niet-dienen verleend.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[persoon A] is bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 5 april 2019 strafrechtelijk veroordeeld voor het op 16 juni 2018 tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk stichten van brand in een woning aan de [adres 1] te Dordrecht. In het vonnis staat
– voor zover van belang – het volgende vermeld:
“7.3.2. Rapportages
Omtrent verdachtes geestvermogens ten tijde van het begaan van het tenlastegelegde is op
4 januari 2019 gerapporteerd door psychiater drs. [naam psychiater] en op 17 januari 2019
door forensisch psycholoog drs. [naam psycholoog] . De bevindingen van beide deskundigen
komen grotendeels overeen. Volgens de deskundigen lijdt de verdachte aan een ziekelijke
stoornis in de vorm van problematisch gebruik van alcohol, cannabis en cocaïne en een
gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een antisociale
persoonlijkheidsstoornis en een licht verstandelijke beperking. Het is aannemelijk dat deze
stoornissen ook aanwezig waren ten tijde van het tenlastegelegde. Deze stoornissen hebben
ook zijn gedragskeuzes en gedragingen op dat moment beïnvloed. Geadviseerd wordt de
verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen ten aanzien van het plegen
van het ten laste gelegde feit.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over. Het bewezen verklaarde
strafbare feit dient slechts in verminderde mate aan de verdachte te worden toegerekend.”
2.2.
[gedaagde sub 2] is bij (herstel)vonnis van 25 mei 2020 strafrechtelijk veroordeeld voor het op 16 juni 2018 tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk stichten van (dezelfde) brand in een woning.
2.3.
Als gevolg van de brand is er schade ontstaan aan de woning aan de [adres 2] te Dordrecht. De bewoner had een All in Woonpakket-verzekering afgesloten bij Woongarant. Woongarant is gevolmachtigde van (onder andere) Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. (hierna: Nationale-Nederlanden). Ten tijde van de brand was Nationale-Nederlanden de enige risicodragende verzekeraar.
2.4.
Woongarant heeft als gevolmachtigde van Nationale-Nederlanden het schadebedrag van € 27.647,73 aan de verzekerde uitgekeerd.

3.Het geschil

3.1.
Woongarant vordert – samengevat – hoofdelijke veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [persoon A] en [gedaagde sub 2] tot betaling van:
een bedrag van € 27.647,73, te vermeerderen met wettelijke rente;
een bedrag van € 1.051,48 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met 21% btw ter hoogte van € 220,81;
de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met 21% btw.
3.2.
Woongarant legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. [persoon A] en [gedaagde sub 2] zijn strafrechtelijk veroordeeld voor het opzettelijk stichten van brand, waardoor schade is ontstaan aan de woning van een verzekerde van Woongarant. Woongarant heeft ten aanzien van de schade die zij heeft uitgekeerd aan haar verzekerde een regresvordering op [persoon A] en [gedaagde sub 2] . Daarnaast heeft Woongarant buitengerechtelijke kosten gemaakt.
3.3.
[persoon A] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring/afwijzing althans matiging van de vorderingen van Woongarant, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van Woongarant in de proceskosten. Door [gedaagde sub 2] is geen verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
[persoon A] erkent dat hij brand heeft gesticht en dat als gevolg van de brand onder andere schade is ontstaan aan de woning van een verzekerde van Woongarant. Het staat daarmee vast dat [persoon A] jegens die verzekerde onrechtmatig heeft gehandeld in de zin van artikel 6:162 BW. Nu Woongarant (als gevolmachtigde van Nationale-Nederlanden) de schade heeft vergoed, kan zij voor dat bedrag regres nemen op [persoon A] . Hij is (in beginsel) gehouden om de schade die ten gevolge van zijn onrechtmatig handelen is ontstaan te vergoeden. De hoogte van de schade heeft hij niet (gemotiveerd) betwist.
Hoofdsom en beroep op matiging
4.2.
[persoon A] stelt dat zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid aanleiding geeft om de schadevergoeding te matigen. De rechtbank heeft in het strafvonnis overwogen dat [persoon A] verminderd toerekeningsvatbaar is wegens een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens, waardoor de brandstichting in verminderde mate aan [persoon A] is toegerekend. Daarnaast is de beperkte draagkracht van [persoon A] reden om de vordering te matigen. [persoon A] leeft van ongeveer € 100,00 per week en heeft nog zeker een bedrag van € 25.000,00 à € 30.000,00 aan schulden. [persoon A] hoopt binnenkort te worden toegelaten tot een schuldhulpverleningstraject althans schuldsanering. Een matiging van de vordering door de rechtbank kan daarbij een positieve rol spelen.
4.3.
Woongarant betwist niet dat er bij [persoon A] sprake is van verminderde toerekeningsvatbaarheid. Zij stelt zich echter op het standpunt dat er in het onderhavige geval geen grondslag en/of redelijke aanleiding bestaat voor het matigen van de schadevergoeding.
4.4.
De rechtbank oordeelt als volgt. Op grond van artikel 6:109 BW kan de rechter een wettelijke verplichting tot schadevergoeding matigen indien toekenning van volledige schadevergoeding in de gegeven omstandigheden, waaronder de aard van de aansprakelijkheid, de tussen partijen bestaande rechtsverhouding en hun beider draagkracht, tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden.
4.5.
De rechtbank stelt voorop dat [persoon A] strafrechtelijk is veroordeeld voor opzettelijke brandstichting, maar dat dat een beroep op matiging niet uitsluit. Gelet op de omstandigheid dat [persoon A] volgens het strafvonnis van de rechtbank van 5 april 2019 ten tijde van de brandstichting verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, zou de toekenning van volledige schadevergoeding naar het oordeel van de rechtbank in de gegeven omstandigheden tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen leiden. Vanwege [persoon A] beperkte draagkracht, afgezet tegen de hoogte van de schade, zal hij (normaal gesproken) nog zeer geruime tijd doende zijn om aan zijn schadevergoedingsverplichting te voldoen. Verder betrekt de rechtbank in de overwegingen dat het hier een vordering betreft van (de gevolmachtigde van) een regresnemende verzekeraar.
Alles afwegend komt het de rechtbank juist voor, de verplichting tot schadevergoeding van [persoon A] te matigen tot 70% van het gevorderde bedrag, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 19.353,41.
4.6.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van [gedaagde sub 2] gemeld dat [gedaagde sub 2] in hoger beroep is vrijgesproken van opzettelijke brandstichting en is veroordeeld voor uitlokking van het door [persoon A] gepleegde strafbare feit. Daarvan uitgaande heeft ook [gedaagde sub 2] onrechtmatig gehandeld jegens de verzekerde van Woongarant en kan Woongarant ook op hem regres nemen. [gedaagde sub 2] heeft, zo heeft zijn advocaat laten weten, cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof; dit loopt nog. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding om anders te oordelen dan de vorderingen van Woongarant jegens [gedaagde sub 2] (met inachtneming van het hierna volgende) toe te wijzen.
4.7.
[persoon A] en [gedaagde sub 2] worden gelet op het voorgaande hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 19.353,41 aan Woongarant. [gedaagde sub 2] wordt daarnaast veroordeeld tot betaling van het resterende bedrag van € 8.294,32 aan Woongarant.
Wettelijke rente
4.8.
Woongarant vordert wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de datum van opeisbaarheid van de vordering. Woongarant heeft echter in de dagvaarding noch tijdens de mondelinge behandeling gesteld wat de datum van opeisbaarheid (in beginsel de datum waarop de schade aan de verzekerde is vergoed) is. De rechtbank zal daarom wettelijke rente toewijzen vanaf de datum van de dagvaarding. Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten
4.9.
Woongarant vordert een bedrag van € 1.051,48 aan buitengerechtelijke kosten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Woongarant verklaard dat zij geen incassohandelingen heeft verricht, maar dat zij tijd heeft besteed aan het in kaart brengen van de zaak en het opzoeken van gegevens van [persoon A] en [gedaagde sub 2] . De rechtbank is van oordeel dat niet valt in te zien dat de door Woongarant gestelde handelingen een vergoeding van een bedrag van € 1.051,48 rechtvaardigen. Die vordering zal dan ook als betwist en onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
Proceskosten
4.10.
[persoon A] en [gedaagde sub 2] worden als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten veroordeeld. De proceskosten worden berekend aan de hand van het gebruikelijke liquidatietarief. Anders dan Woongarant vordert, wordt daarover geen btw gerekend.
De kosten aan de zijde van Woongarant worden begroot op:
- griffierecht € 2.837,00
- salaris advocaat €
1.532,00(2 punten × tarief € 766,00)
totaal € 4.369,00
4.11.
Hierbij kan nog een bedrag komen in verband met nakosten. Daarover hoeft in dit vonnis geen afzonderlijke beslissing te worden genomen (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NJ:HR:2022:853).

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [persoon A] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan Woongarant te betalen een bedrag van € 19.353,41, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 29 december 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 2] om aan Woongarant te betalen een bedrag van € 8.294,32, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 29 december 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [persoon A] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van Woongarant tot op heden begroot op € 4.369,00,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A. Baggerman. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2023.
3304/2537/106