ECLI:NL:RBROT:2023:7843

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
ROT 21/6438, 23/4110, 23/4111, 23/4112 en 23/4113
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van subsidieaanvragen op grond van de Woonhuisregeling voor instandhoudingskosten van rijksmonumenten

Op 4 september 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers, eigenaren van appartementen in een rijksmonumentale woonflat, beroep aantekenden tegen de gedeeltelijke afwijzing van hun subsidieaanvragen op basis van de Woonhuisregeling. De rechtbank beoordeelde de aanvragen voor instandhoudingskosten over het jaar 2020, waarbij verweerder, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de aanvragen gedeeltelijk had toegewezen maar ook kosten voor bepaalde installaties had afgewezen. De rechtbank constateerde dat de aanvragen voor subsidie op basis van de Woonhuisregeling niet alle kosten dekken, vooral niet voor installaties die niet van monumentale waarde zijn. De rechtbank oordeelde dat de door eisers ingediende facturen voor binnenriolering en installaties niet subsidiabel zijn, omdat deze niet bijdragen aan de instandhouding van de monumentale waarden van het rijksmonument. De rechtbank concludeerde dat de beroepen ongegrond zijn en dat eisers geen recht hebben op de gevraagde subsidie, maar dat verweerder wel het griffierecht van eiser 1 moet vergoeden, omdat het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd was. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder subsidies voor rijksmonumenten kunnen worden verleend en de noodzaak voor eisers om aan te tonen dat de kosten daadwerkelijk bijdragen aan de instandhouding van monumentale waarden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 21/6438, 23/4110, 23/4111, 23/4112 en 23/4113

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 september 2023 in de zaken tussen

[eiser 1] , eiser,

[eiseres] ,eiseres,
[eiser 2] ,eiser,
[eiser 3] ,eiser,
[eiser 4] ,eiser,
allen uit [plaats] ,
(gemachtigde: [eiser 1] ),
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Knoop).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de (gedeeltelijke) afwijzing van hun subsidieaanvragen op grond van het Beleidskader
instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten (hierna: de Woonhuisregeling) voor
instandhoudingskosten over het jaar 2020.
Verweerder heeft de aanvraag van eisers met afzonderlijke besluiten van 22 juli 2021 gedeeltelijk toegewezen.
Met de bestreden besluiten van 24 november 2021 heeft verweerder meer van de door eisers opgevoerde kosten subsidiabel geacht. Daarom heeft verweerder de primaire besluiten gedeeltelijk herroepen, voor zover het betreft de facturen van Smederij Pos, VVE Beheer, Milieu Technische Service BV en DLR Adviesgroep BV.
Naar aanleiding van het beroep van [eiser 1] , heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Eisers hebben op 17 januari 2023 een aanvullende reactie overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser 1] , [eiser 4] en de gemachtigde van verweerder.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting aangehouden en verweerder gevraagd in te gaan op het door eisers ter zitting overgelegde Excel-overzicht, waarin is aangegeven welke kosten in 2019, 2020 en 2021 subsidiabel zijn geacht, en stukken over te leggen van het op 12 oktober 2022 afgelegde bezoek van de adviseur architectuurhistorie en bouwkunde van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Op 21 februari 2023 heeft verweerder een reactie en nadere stukken overgelegd. Eisers hebben hier op 11 maart 2023 op gereageerd.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Omdat de rechtbank nog niet beschikte over de besluiten op de bezwaren van [eiseres] , [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] , heeft zij op 13 juni 2023 het onderzoek heropend en verzocht deze toe te zenden. Eisers hebben deze besluiten en een nader stuk, gedateerd 30 juli 2023, toegezonden.
Nadat partijen niet hadden aangegeven opnieuw op zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek opnieuw gesloten.

Totstandkoming van het besluit

1. De woonflat [naam woonflat] in Rotterdam (hierna: woonflat) is aangemerkt als rijksmonument met woonfunctie (bekend onder nummer [nummer] in het rijksmonumentenregister). Er bevinden zich 25 appartementen in de woonflat. Eisers zijn allen eigenaar van een appartement. Op 10 april 2021 is een subsidieaanvraag ingediend op grond van de Woonhuisregeling over het jaar 2020. Het totale bedrag aan kosten waarvoor subsidie is aangevraagd bedroeg € 53.203.04 (voor alle appartementen tezamen).
2. Verweerder heeft met de bestreden besluiten de subsidiabele kosten bepaald op een bedrag van € 23.610,42. Daarbij is geen subsidie toegekend voor de verrichte werkzaamheden aan de binnenriolering en de water-, verwarmings- en elektrotechnische installaties, omdat de binnenriolering en deze installaties niet van monumentale waarde zijn.

Juridisch kader

3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

Achtergrond en inhoud Woonhuisregeling4.1. Tot 2019 waren de kosten die door particuliere eigenaren van rijksmonumenten werden gemaakt om het pand in bruikbare staat te houden of te herstellen, gedeeltelijk fiscaal aftrekbaar. Per 1 januari 2019 is die mogelijkheid vervallen. In plaats daarvan kunnen particuliere eigenaren van rijksmonumenten met een woonfunctie op grond van de Woonhuisregeling subsidie aanvragen. In aanmerking voor subsidie komen de kosten die particuliere eigenaren hebben gemaakt voor werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen ten behoeve van de instandhouding van een rijksmonument met een woonfunctie.
4.2.
Om te bepalen welke werkzaamheden subsidiabel zijn, wordt aangesloten bij de bijlage van de Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim), de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten (de Leidraad). Hierin wordt concreet aangegeven welke werkzaamheden subsidiabel zijn. Die lijst is limitatief: kosten van werkzaamheden die daar niet in staan komen niet voor subsidie in aanmerking. Als algemeen uitgangspunt geldt dat de werkzaamheden dienen te strekken tot de instandhouding van het rijksmonument en zijn monumentale waarden, dat de werkzaamheden sober en doelmatig en technisch noodzakelijk dienen te zijn, en dat de werkzaamheden gericht dienen te zijn op maximaal behoud van aanwezige monumentale waarden, in het bijzonder historische materialen en constructies. Ook werkzaamheden gericht op het voorkomen van verval of het voorkomen van vervolgschade zijn subsidiabel. Werkzaamheden met betrekking tot comfortverbetering, verfraaiing, reconstructie, verduurzaming en veranderd gebruik komen niet voor subsidie in aanmerking. De subsidie bedraagt 38% van de subsidiabele kosten voor kosten die zijn gemaakt in het jaar 2020.
4.3.
Omdat voor een subsidie op grond van de Woonhuisregeling wordt gekeken naar de kosten voor de instandhouding van het rijksmonument en haar monumentale waarden, kan dat in de praktijk tot gevolg hebben dat er minder kosten in aanmerking komen voor subsidie dan voorheen fiscaal aftrekbaar waren.
Het geschil tussen partijen
5.1.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of de ingediende facturen, vermeld op bijlage 2 bij het beroepschrift onder de nummers 18 tot en met 20 en 25 tot en met 34 (blauw gearceerd), terecht niet subsidiabel zijn gesteld. Het gaat dan om de gemaakte kosten voor de binnenriolering en water-, verwarmings- en elektrotechnische installaties. Verweerder stelt dat deze niet strekken tot instandhouding van het rijksmonument en zijn monumentale waarden.
5.2.
Eisers zijn het daar niet mee eens. Volgens eisers zijn de installaties monumentaal, omdat ze integraal onderdeel uitmaken van het monument. Zij zijn bij de bouw aangebracht en betreffen geen latere toevoegingen, zodat het onterecht is de installaties als niet-monumentaal aan te merken. Ter zitting hebben eisers een nieuw Excel-overzicht overgelegd waaruit blijkt dat er in 2021 wel subsidie voor de kosten voor vervanging van de loden waterleidingen en de werkzaamheden aan de elektrotechnische installaties is toegekend, terwijl dit in 2020 niet het geval was. Ook in 2019 en in 2022 is subsidie voor werkzaamheden aan de verschillende installaties toegekend.
5.3.
In de brief van 21 februari 2023 heeft verweerder toegelicht dat bij de beoordeling van de subsidieaanvraag voor het jaar 2021 de overige installaties (behalve de verwarmingsinstallatie) over het hoofd zijn gezien. Ook bij de subsidieaanvraag voor het jaar 2019 zijn de installaties niet opgemerkt. Als dit wel was opgemerkt zou subsidie voor deze kosten zijn geweigerd. Volgens verweerder kunnen hier geen rechten aan worden ontleend voor subsidieaanvragen in de toekomst. Verweerder heeft bij zijn brief van 21 februari 2023 ook het verslag van de adviseur architectuurhistorie en bouwkunde van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, die de woonflat op 12 oktober 2022 heeft bezocht, (hierna: het verslag van de adviseur) in het geding gebracht.
Beoordeling van het geschil
6. In de Leidraad is onder ‘behoud van monumentale waarden’ opgenomen dat het onderhoud van niet-monumentale verwarmingsinstallaties, elektrotechnische en andere installaties niet subsidiabel is. Uit het verslag van de adviseur volgt dat de installaties en buizen nieuw zijn, zodat deze niet van monumentale waarde zijn. Eisers erkennen bijvoorbeeld ook dat de oorspronkelijk aangebrachte kolengestookte ketels zijn vervangen door een installatie die is aangesloten op het stadsverwarmingsnet. De omstandigheid dat de installaties en buizen onderdeel zijn van een onroerende zaak die als beschermd monument is aangewezen, maakt nog niet dat deze ook monumentale waarde hebben. Verweerder heeft dan ook op goede gronden besloten geen subsidie voor de voor de installaties en binnenriolering gemaakte kosten toe te kennen. Dat in de Leidraad wel een STABU [1] -code voor deze kosten is opgenomen, leidt niet tot een ander oordeel. Immers, als de installaties en buizen wel van monumentale waarde zouden zijn, waren de gemaakte kosten wellicht wel subsidiabel geweest.
7. De stelling van eisers dat de installaties nodig zijn om de woonflat als monument te laten blijven functioneren, gaat eraan voorbij dat de Woonhuisregeling tot doel heeft een bijdrage te leveren aan de hogere kosten die monumenteigenaren moeten maken voor concrete onderhouds- en restauratiewerkzaamheden aan monumentale waarden. Het onderhoud aan niet-monumentale installaties en binnenriolering onderscheidt zich niet van gebruikskosten die iedere eigenaar van een woonhuis, met of zonder monumentale status, moet maken.
8. Verweerder is niet altijd consequent geweest in zijn beoordeling, door in andere jaren subsidie voor kosten te verlenen die in het jaar 2020 niet subsidiabel zijn geacht. Hieraan konden eisers echter niet het vertrouwen ontlenen dat verweerder hierin zou volharden door deze fout voor het jaar 2020 te herhalen.
9. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de beslissing op het bezwaar van 12 december 2022, die ziet op de subsidie over het jaar 2021, in het kader waarvan ook het verslag van de adviseur is opgesteld, als een nadere motivering van het bestreden besluit moet worden gezien. Dit betekent dat het bestreden besluit nog niet deugdelijk gemotiveerd was en dus gebrekkig was. De rechtbank vindt het aannemelijk dat eisers daardoor niet zijn benadeeld, nu zij ruim voor de zitting al de beslissing op bezwaar van 12 december 2022 hadden ontvangen. Dit betekent dat de rechtbank dit gebrek passeert. [2]
Conclusie en gevolgen
10. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eisers niet in het gelijk gesteld worden en dat zij over het jaar 2020 dus niet meer subsidie toegekend krijgen. Omdat het besluit echter niet deugdelijk gemotiveerd was, ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat verweerder het door [eiser 1] betaalde griffierecht vergoedt. De overige eisers hebben geen griffierecht betaald. Van overige proceskosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • bepaalt dat verweerder aan [eiser 1] het betaalde griffierecht van € 360,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, rechter, in aanwezigheid van
mr. H. de Vries, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 4 september 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger beroepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Wet- en regelgeving

ErfgoedwetOp grond van artikel 7.1 van de Erfgoedwet kan de minister van Onderwijs, cultuur en wetenschap (de Minister) ten behoeve van het behoud van cultureel erfgoed subsidie verstrekken.
Artikel 7.3. van de Erfgoedwet luidt als volgt:
“1. Onze Minister kan op aanvraag meerjarige subsidie verstrekken voor het normale onderhoud van rijksmonumenten.
2. Onze Minister kan op aanvraag subsidie verstrekken voor de restauratie van rijksmonumenten.
3. Onze Minister kan op aanvraag subsidie verstrekken in verband met de herbestemming van monumenten.
In artikel 7.7, eerste lid, van de Erfgoedwet is bepaald dat onze Minister nadere regels stelt voor de verstrekking van subsidies als bedoeld in de artikelen 7.2 en 7.3, eerste en derde lid. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat onze Minister nadere regels kan stellen voor de verstrekking van subsidies als bedoeld in de artikelen 7.1 en 7.3, tweede lid.
Subsidieregeling instandhouding monumenten
Op grond van artikel 4 van de Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim) zijn subsidiabel de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen die als zodanig zijn aangemerkt in de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten (Leidraad) behorende bij de Subsidieregeling instandhouding monumenten die als bijlage bij deze regeling is opgenomen.
Op grond van hoofdstuk 1.1 van de Leidraad zijn subsidiabel de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen ten behoeve van de instandhouding van rijksmonumenten of zelfstandige onderdelen, voor zover dat is bepaald in deze bijlage, met dien verstande dat:
a. kosten uitsluitend subsidiabel zijn voor zover de werkzaamheden:
1º. strekken tot instandhouding van het rijksmonument en zijn monumentale waarden;
2º. sober en doelmatig zijn;
3º. technisch noodzakelijk zijn; en
4º. zijn gericht op maximaal behoud van aanwezige monumentale waarden, in het bijzonder historische materialen en constructies;
Uit hoofdstuk 1.2. van de Leidraad onder ‘behoud van monumentale waarden’ is het volgende vermeld:
“Zoals gezegd worden alleen de werkzaamheden die direct verband houden met de instandhouding van de monumentale waarden van het rijksmonument gesubsidieerd. Uit de aard der zaak wordt de hoofdstructuur van het monument daartoe gerekend, maar ook bijvoorbeeld vaste interieuronderdelen en monumentale installaties. Een en ander neemt niet weg dat werkzaamheden niet altijd noodzakelijk zullen zijn en dus ook niet altijd zonder meer subsidiabel zullen zijn. Zo zal bijvoorbeeld herstel van voegwerk dat technisch gezien nog goed is, niet subsidiabel zijn. Het onderhoud van niet-monumentale verwarmingsinstallaties, elektrotechnische en andere installaties is evenmin subsidiabel.”
Woonhuisregeling
In het Besluit vaststelling beleidsregels instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten van 12 februari 2019 is het Beleidskader instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten vastgesteld. Dit is de zogenoemde Woonhuisregeling. Om te bepalen welke werkzaamheden subsidiabel zijn, wordt aangesloten bij de bijlage van de Sim, de Leidraad. Met andere woorden: enkel de kosten die bij de toepassing van de Sim op basis van de Leidraad subsidiabel zouden zijn, zijn subsidiabel op grond van dit beleidskader. Hoofdstuk 1.1, onderdeel f, van de Leidraad is hierbij niet van toepassing. In de Leidraad wordt concreet aangegeven welke werkzaamheden subsidiabel zijn. Hierbij geldt als algemeen uitgangspunt dat de werkzaamheden dienen te strekken tot de instandhouding van het rijksmonument en zijn monumentale waarden, dat de werkzaamheden sober en doelmatig en technisch noodzakelijk dienen te zijn, en dat de werkzaamheden gericht dienen te zijn op maximaal behoud van aanwezige monumentale waarden, in het bijzonder historische materialen en constructies. Ook werkzaamheden gericht op het voorkomen van verval of het voorkomen van vervolgschade zijn subsidiabel. Men kan daarbij denken aan schilderwerk, het herstel van voegen, het repareren of vervangen van goten en afvoeren, het vervangen van kapotte dakpannen, of het herstel van scheuren in het buitenpleisterwerk. De kosten van arbeidsuren van de eigenaar of een vrijwilliger zijn niet subsidiabel.

Voetnoten

1.STABU staat voor Standaardbestek voor de Burger- en Utiliteitsbouw.
2.Op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.