ECLI:NL:RBROT:2023:7840

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
FT EA 23/345 en FT EA 23/347
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de schuldsaneringsregeling met betrekking tot verzoekers in het kader van de Faillissementswet

In deze zaak hebben verzoekers een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 21 juni 2023 zijn de verzoekers gehoord, en op 11 juli 2023 zijn aanvullende stukken ingediend door de beschermingsbewindvoering. De rechtbank heeft op 26 juli 2023 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers in een toestand verkeren waarin zij hebben opgehouden te betalen, en dat er geen voldoende grond is voor afwijzing van het verzoek. De verzoekers zijn eerder van 27 januari 2017 tot 2 februari 2018 in een schuldsaneringsregeling geweest, maar de eerdere beëindiging staat niet in de weg aan het huidige verzoek, nu de tienjaarstermijn niet meer geldt.

De rechtbank heeft de goede trouw van de verzoekers beoordeeld en vastgesteld dat alle schulden op de schuldenlijst meer dan drie jaar geleden zijn ontstaan. Dit betekent dat de verzoekers voldoen aan de goede trouw-toets. De rechtbank heeft ook gekeken naar de schulden die voortvloeien uit een onherroepelijke veroordeling. De rechtbank concludeert dat de afwijzingsgrond van artikel 288 lid 2 sub c Faillissementswet niet van toepassing is, omdat de verbeurdverklaring van een deel van het vermogen van verzoeker geen schuld oplevert.

De rechtbank heeft de verzoekers gewezen op hun verplichtingen tijdens de schuldsaneringsregeling, waaronder de inspanningsverplichting om te werken of te solliciteren. De ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling is vastgesteld op 26 juli 2023, met een looptijd van 18 maanden. De rechtbank heeft de bevoegdheid om deze procedure te openen bevestigd, aangezien het centrum van voornaamste belangen van verzoekers in Nederland ligt. De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken en de termijn vastgesteld op 18 maanden, eindigend op 26 januari 2025. Tevens is mr. M. Aukema benoemd tot rechter-commissaris.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling
insolventienummers: [nummer 1] en [nummer 2]
uitspraakdatum: 26 juli 2023
[verzoeker]
[adres] ,
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker;
en
[verzoekster],
[adres] ,
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekers hebben een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Ter zitting van 21 juni 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • verzoekster;
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij GR IJsselgemeenten (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw M. Van der Zalm, werkzaam bij Stedam Bewind B.V., (hierna: beschermingsbewindvoering).
Op 11 juli 2023 heeft beschermingsbewindvoering stukken nagezonden namens verzoekers, op verzoek van de rechtbank.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

Toelating tot de schuldsaneringsregeling
Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoekers verkeren in de toestand dat zij hebben opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat zij niet zullen kunnen voortgaan met betaling van hun schulden. Er is geen, althans onvoldoende grond gebleken voor afwijzing van het verzoek. Verzoekers zullen daarom worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Verzoekers hebben eerder van 27 januari 2017 tot 2 februari 2018 in een schuldsaneringsregeling gezeten. Verzoekers zijn toen per tussentijdse beëindiging uit de regeling gezet. Sinds 1 juli 2023 geldt de tienjaarstermijn niet meer, waardoor de eerdere beëindiging niet in de weg staat aan het huidige verzoek tot toelating.
Goede trouw
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoekers ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van hun schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw zijn geweest. Voorts dient voldoende aannemelijk te zijn dat zij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zullen nakomen en zich zullen inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan verzoekers dienen te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin verzoekers kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoekers voor wat betreft hun inspanningen de schulden te voldoen of acties om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
In dit geval heeft de rechtbank geconstateerd dat alle schulden op de schuldenlijst meer dan drie jaar geleden zijn ontstaan, bezien vanaf de datum waarop het verzoekschrift is ingediend. Daarmee is aan de goede trouw-toets voldaan.
Schulden uit veroordeling
Artikel 288 lid 2 sub c Faillissementswet (hierna: Fw) luidt: ‘Het verzoek wordt afgewezen indien de schuldenaar schulden heeft welke voortvloeien uit een onherroepelijke veroordeling als bedoeld in artikel 358 vierde lid, Fw, ter zake van een of meer misdrijven, welke veroordeling onherroepelijk is geworden binnen vijf jaar voor de indiening van het verzoek.’ Artikel 358 vierde lid onder b Fw: ‘Een onherroepelijke veroordeling tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij laatst genoemde artikel verwijst naar de ontnemingsmaatregel van het openbaar ministerie in het geval van wederrechtelijk verkregen voordeel.’
Uit de aanvullende stukken blijkt dat verzoeker op 26 februari 2019 is veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie ten aanzien van de productie van heroïne, witwassen en benadeling van schuldeisers. Uit dit vonnis blijkt ook dat een bedrag van € 9.705,- en een Audi A1 in beslag zijn genomen en verbeurdverklaard. Ontneming kan leiden tot een schuld, terwijl verbeurdverklaring een (bijkomende) straf is en uit de aard ziet op onttrekking van vermogen. De rechtbank stelt in het voorliggende geval vast dat de verbeurdverklaring van een deel van het vermogen van verzoeker (en daarmee benadeling van zijn schuldeisers) weliswaar vergelijkbaar is met ontneming in de zin van artikel 358 vierde lid onder b Fw, maar omdat de ontneming geen schuld oplevert de afwijzingsgrond van artikel 288 lid 2 sub c niet van toepassing is. De afwijzingsgronden van artikel 288 lid 2 zijn limitatief.
Verplichtingen
Voorts heeft de rechtbank ter zitting met verzoekers gesproken over de verplichtingen die gedurende de wettelijke schuldsaneringsregeling gelden, waaronder de inspanningsverplichting. Met verzoekers is besproken dat zij in beginsel fulltime moeten werken of dat zij medisch gekeurd moeten worden om voor een (eventuele) ontheffing van de sollicitatieverplichting in aanmerking te komen. Voor zover verzoekers niet fulltime werken of niet in aanmerking komen voor een ontheffing van de sollicitatieverplichting, moeten zij (aanvullend) solliciteren. De rechtbank heeft verzoekers nadrukkelijk gewezen op de consequenties bij het niet naleven van de inspanningsverplichting, zijnde de beëindiging of de verlenging van de duur van de schuldsanering. Verzoekster werkt thans fulltime en voldoet daarmee aan de inspanningsverplichting. Verzoeker is, zolang hij gedeeltelijk arbeidsongeschikt is verklaard, verplicht tot solliciteren. De rechtbank acht verzoekers bewust van de informatieverplichting, gezien dit in hun eerdere Wsnp-traject de reden voor tussentijdse beëindiging vormde.
Ingangsdatum
Vanaf 30 september 2020 is beschermingsbewind ingesteld, waarna een bedrag van € 11.729,57 is gespaard voor de schuldeisers. Ten aanzien van de ingangsdatum van de looptijd van de schuldsaneringsregeling overweegt de rechtbank als volgt. Ondanks dat niet expliciet is verzocht om een eerdere ingangsdatum, beoordeeld de rechtbank dat in onderhavig geval geen aanleiding is tot ambtshalve verkorting. In dit geval, gelet op de aard van de schuld aan het UWV (ontstaan door zwarte loonbetalingen) en het bedrog tijdens de eerdere Wsnp, is verkorting niet op zijn plaats, althans dient de regeling vanaf datum toelating nog 18 maanden te duren. De rechtbank stelt de ingangsdatum van de looptijd van de wettelijke schuldsaneringsregeling daarom vast op 26 juli 2023.
Bevoegdheid rechtbank
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verzoekers in Nederland ligt.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt per de datum van dit vonnis de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker]
Geboren op [geboortedatum 1]
Wonende te [adres] ,
[postcode] [woonplaats] ,
en
[verzoekster],
Geboren op [geboortedatum 2]
Wonende te [adres] ,
[postcode] [woonplaats] ;
- stelt de termijn van de regeling vast op 18 maanden, te rekenen vanaf 26 juli 2023,
waardoor deze termijn eindigt op 26 januari 2025;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M. Aukema
en tot bewindvoerder mevr. J. van Rijen.
gevestigd te Postbus 40251,
3504 AB Utrecht;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/19e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenares gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is door mr. M. Aukema, rechter, in aanwezigheid van L.M. Heinis, griffier, in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2023. [1]

Voetnoten

1.