ECLI:NL:RBROT:2023:7838

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
10/110969-23, 10/124605-21, 10/038942-23 en 10/076310-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere strafbare feiten waaronder schuldheling en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

Op 16 augustus 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren op Curaçao, die zich schuldig heeft gemaakt aan vier strafbare feiten. De feiten omvatten schuldheling, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 mei 2021 een gestolen mobiele telefoon heeft verworven, op 30 november 2022 een buurman heeft bedreigd, en op 17 maart 2023 73,7 gram cocaïne in zijn bezit had. Daarnaast heeft hij in de periode van 3 oktober 2022 tot en met 27 april 2023 meermalen cocaïne verkocht en afgeleverd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn eerdere veroordelingen voor Opiumwet-delicten.

De rechtbank heeft de verdachte ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en behandeling door een zorgverlener. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten. De beslissing is genomen in tegenspraak, waarbij de verdachte aanwezig was met zijn raadsman, mr. E.B. Jobse.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/110969-23, 10/124605-21, 10/038942-23 en 10/076310-23 (gev. ttz)
Datum uitspraak: 16 augustus 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te Curaçao (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum01],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres01],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01],
raadsman mr. E.B. Jobse, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 augustus 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. van der Meij heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de vier ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 (vier) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 (drie) jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 27 juli 2023.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering van het feit onder parketnummer 10/076310-23 (aanwezig hebben 73,7 gram cocaïne)
Verdachte heeft het ten laste gelegde bekend en hiertegen heeft de verdediging geen verweer gevoerd. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van het feit onder parketnummer 10/124605-21 (heling telefoon)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van heling. In de aangifte van [aangeefster01] is opgenomen dat er een Samsung S7 is gestolen, terwijl de telefoon die bij de verdachte is aangetroffen een Samsung S8 betreft. Ook de goednummers van deze telefoons komen niet overeen. Dat de rechtbank hierover een vraag ter terechtzitting heeft gesteld toont al aan dat daarover twijfel bestaat, hetgeen moet leiden tot vrijspraak. Daar komt bij dat er bij verdachte geen sprake was van opzet of culpa. De verdachte bekent wel een telefoon te hebben gekocht, maar hij wist niet dat deze telefoon was gestolen. Omdat het een oudere telefoon was, vond de verdachte € 20,- euro een redelijke koopprijs. Indien de rechtbank het ten laste gelegde feit toch bewezen zou achten, wordt verzocht om de verdachte uitsluitend te veroordelen voor schuldheling.
4.2.2.
Beoordeling
Uit het proces-verbaal van bevindingen [proces-verbaalnummer01] volgt dat de Samsung- telefoon, die onder de verdachte in beslag is genomen, de telefoon van aangeefster [aangeefster01] betrof en dat dat bij het ontgrendelen van de telefoon, waarvoor geen code nodig was, onmiddellijk duidelijk werd. De naam van aangeefster stond namelijk bovenaan genoemd in het scherm en tevens stond haar e-mailadres van Gmail genoemd. De verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat de telefoon, die hij voor een bedrag van € 20,00 van een onbekende op straat had gekocht, een gestolen telefoon betrof. Gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden had het de verdachte duidelijk moeten zijn dat dit een gestolen telefoon betrof.
4.2.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in de zaak met parketnummer 10/124605-21 impliciet subsidiair ten laste gelegde (schuldheling). De verdachte dient van het impliciet primair ten laste gelegde (opzetheling) te worden vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering ten aanzien van het feit onder parketnummer 10/038942-23 (bedreiging)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte moet worden vrijgesproken bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De aangever is de enige die heeft verklaard dat de verdachte de tenlastegelegde bewoordingen zou hebben gebruikt. De verdachte ontkent dit ten stelligste en verklaart uitsluitend een woordenwisseling met de aangever te hebben gehad zonder dat hij hem heeft bedreigd. De getuigenverklaring van [getuige01] is onbetrouwbaar en om die reden dient deze te worden uitgesloten van het bewijs. De aangever en de getuige [getuige01] hadden namelijk een motief om de ex-vriendin van de verdachte en de verdachte zelf een hak te zetten. Indien zou komen vast te staan dat de verdachte de bedreigende woorden zou hebben geuit, blijft het onduidelijk tegen wie deze woorden waren gericht. Omdat de verdachte ruzie had met zijn (ex-)vriendin, zouden deze woorden ook tegen haar gericht kunnen zijn.
4.3.2.
Beoordeling
Op basis van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die op 30 november 2022 aangever [aangever01] heeft bedreigd. Zowel de aangever als getuige [getuige01] verklaren dat zij hebben gehoord dat de verdachte de bedreigende woorden ‘ik maak je dood’ tegen aangever heeft geuit. Anders dan de verdediging heeft de rechtbank geen aanwijzingen gevonden dat de aangever en de getuige hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd. Uit de bewijsmiddelen volgt evenmin dat deze woorden tegen de (ex-)vriendin van de verdachte waren gericht.
4.3.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in de zaak met parketnummer 10/038942-23 ten laste gelegde.
4.4.
Bewijswaardering ten aanzien en het feit onder parketnummer 10/110969-23 (dealen van cocaïne)
4.4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte enkel kan worden veroordeeld voor het afleveren, vervoeren en verstrekken van de drugs. Dat de verdachte de drugs ook zou hebben verkocht kan niet wettig en overtuigend worden bewezen. Hij kan hooguit gekwalificeerd worden als ‘loopjongen’ of tussenpersoon.
4.4.2.
Beoordeling
Vast staat dat bij de verdachte op 17 maart 2023 een hoeveelheid van 73,7 gram cocaïne is aangetroffen. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij enkel een ‘loopjongen’ is en geen ‘dealer’. Hij heeft verklaard dat hij de drugs enkel ophaalde en afleverde bij de kopers. Het geld dat hij daarvoor van de kopers kreeg gaf hij aan de dealer. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat hij ook de drugs heeft verkocht.
De rechtbank vindt het verhaal van de verdachte niet aannemelijk. Zo blijkt uit het onderzoek dat aan de telefoon van de verdachte is verricht dat van de 40 telefoonnummers met de meeste telecomcontacten 21 tenaamgestelden/gebruikers bij de politie bekend zijn als harddrugsgebruikers. Onder meer twee van deze gebruikers zijn door de politie gehoord en hebben een getuigenverklaring afgelegd. Zij verklaren ieder dat het telefoonnummer
[telefoonnummer01] het telefoonnummer van de verdachte is en dat zij via dat telefoonnummer drugs kochten. Op geen enkele wijze blijkt dat de telefoon ook in gebruik was bij anderen. Bovendien verklaren de getuigen over het nieuwe telefoonnummer van de verdachte dat tijdens zijn aanhouding op 27 april 2023 ook daadwerkelijk bij hem in gebruik bleek te zijn.
4.4.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in de zaak met parketnummer 10/110969-23 ten laste gelegde.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
10/124605-21
hij, op 9 mei 2021 te Dordrecht,
een mobiele telefoon (merk: Samsung ), heeft verworven en voorhanden heeft gehad,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen
goed betrof;
10/038942-23
hij op 30 november 2022 te Dordrecht,
[aangever01] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door die [aangever01] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood" , althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
10/076310-23
hij op 17 maart 2023 te Dordrecht
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 73,7 gram, van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
10/110969-23
hij
op meer tijdstippen in de periode van 3 oktober 2022 tot en met
27 april 2023 te Dordrecht, althans in Nederland,
meermalen, opzettelijk
heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in
cursief
verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
10/124605-21: schuldheling
10/038942-23: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
10/076310-23: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
10/110969-23: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim zes maanden schuldig gemaakt aan het dealen van cocaïne. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van 73,7 gram cocaïne. Het gebruik van drugs is schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers. De handel in drugs vormt bovendien een schakel in de keten van criminele, ondermijnende activiteiten die de samenleving ernstig ontwrichten. De verdachte heeft met zijn handelen alleen oog gehad voor zijn eigen situatie en zijn eigen financiële gewin ten koste van de volksgezondheid. Hij heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de instandhouding van die keten van criminele activiteiten.
Ook uit het feit dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling blijkt dat hij enkel heeft gehandeld uit persoonlijk gewin en geen oog heeft gehad voor de gevolgen van zijn handelen voor anderen. Daarbij heeft hij de keten van, kort gezegd, stelen en helen in stand gehouden.
De verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan de bedreiging van de buurman van zijn (ex-)vriendin. Hij heeft hem daarmee angst aangejaagd en een onveilig gevoel gegeven.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 juli 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor Opiumwet-delicten. De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
27 juli 2023. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte kwam op negentienjarige leeftijd voor het eerst in aanraking met justitie. Hij werd wegens het smokkelen van drugs veroordeeld tot een gevangenisstraf. Sindsdien kwam hij meermaals met justitie in aanraking wegens drugsdelicten.
De reclassering ziet bij de verdachte recidive verhogende factoren op verschillende leefgebieden, te weten relaties met anderen (sociaal netwerk), huisvesting, psychosociaal functioneren en mogelijk ook met het gebruik van alcohol, en zijn houding. De verdachte komt in het contact over als iemand die niet in staat is om zelfstandig zijn problemen op te lossen. Er is sprake van een opeenstapeling van problemen. De kwetsbare positie van de verdachte is zorgelijk. De reclassering acht verdere verplichte hulpverleningsbemoeienis geïndiceerd. Een ambulante behandeling in combinatie met een beschermde woonvorm in de regio Drechtsteden, lijkt op dit moment het meest voor de hand liggend.
De verdachte komt over als iemand die zich gemakkelijk door anderen in negatieve zin laat beïnvloeden en iemand die onvoldoende in staat lijkt om de consequenties van zijn gedrag te kunnen inzien en/of bij maatschappelijk geaccepteerde doelen te kunnen blijven. Om problemen op te kunnen lossen heeft de verdachte in het verleden zelf begeleiding georganiseerd bij het sociaal wijkteam en bij het Inloophuis van De Hoop. De verdachte is onvoldoende in staat gebleken om zijn hulpverleningsdoelen vast te houden. Hij heeft zich laten afleiden door criminele beïnvloeding vanuit zijn sociaal netwerk. De verdachte zegt afstand te hebben gedaan van zijn criminele netwerk. Hij wil met behulp van de reclassering en andere organisaties criminaliteit uit zijn leven verbannen. De verdachte komt gemotiveerd over om het door de reclassering opgestelde plan van aanpak op positieve wijze te zullen voltooien.
De reclassering schat het recidiverisico in als hoog. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en dagbesteding.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De verdediging heeft primair verzocht te volstaan met oplegging van een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan de duur van de door de verdachte reeds ondergane voorlopige hechtenis. De rechtbank ziet, gelet op de ernst van de feiten, hiervoor geen aanleiding. De rechtbank sluit bij de oplegging van de straf aan bij de eis van de officier van justitie.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de zaak met parketnummer 10/124605-21 op 9 mei 2021 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn in die zaak derhalve aangevangen. Naar het oordeel van de rechtbank is er in die zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen 9 mei 2021 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van meer dan twee jaar. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Nu de op te leggen gevangenisstraf hoofdzakelijk is gebaseerd op de Opiumwet feiten, zal de rechtbank volstaan met een constatering van deze overschrijding.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] ter zake van het bij parketnummer 10/038942-23 ten laste gelegde feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 450,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij in het geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, primair vanwege de bepleite vrijspraak en subsidiair vanwege de omstandigheid dat het niet aannemelijk is dat in dit geval door de korte eenmalige verbale bedreiging aangever op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Volgens de vaste jurisprudentie is een woordelijke bedreiging een oneigenlijk middel om immateriële schade in wat voor vorm dan ook bij een persoon teweeg te brengen. Door de benadeelde partij is niets aangedragen op grond waarvan – vanuit medisch opzicht – blijkt dat sprake is van psychische schade.
8.3.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank levert het ten laste gelegde feit niet een situatie op waarin de relevante nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. De aantasting in de persoon op andere wijze zal daarom met concrete gegevens moeten worden onderbouwd. Dat heeft de benadeelde partij nagelaten. Omdat de vordering aldus onvoldoende is onderbouwd, zal hij niet-ontvankelijk in zijn vordering worden verklaard.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 285 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de bij parketnummers 10/110969-23, 10/124605-21, 10/038942-23 en 10/076310-23 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 4 (vier) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan
een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet de veroordeelde zich melden bij de reclassering. Hierna moet hij zich gedurende de door de reclassering bepaalde periode blijven melden zo frequent als de reclassering nodig acht. De veroordeelde werkt mee aan het toezicht en de begeleiding, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken;
2. de veroordeelde laat zich behandelen door De Waag Rijnmond en/of Fivoor GGZ en/of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start op aangeven van zijn behandelaar. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde verblijft in een beschermde woonvorm van het Leger des Heils of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start op aangeven van de beschermd wonen voorziening. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ch. Vogtschmidt, voorzitter,
En mrs. I. Bouter en G.A.J.M. van Vugt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kroes en V.D. Beenakker, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging10/124605-21
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 9 mei 2021 te Dordrecht,
een mobiele telefoon (merk: Samsung S8), althans een goed heeft verworven,
voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen
goed betrof.
Tekst tenlastelegging10/038942-23
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 november 2022 te Dordrecht,
[aangever01] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [aangever01] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood" en/of "ik ga
je neersteken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Tekst tenlastelegging10/076310-23
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 maart 2023 te Dordrecht
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 73,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Tekst tenlastelegging10/110969-23
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 oktober 2022 tot en met
27 april 2023 te Dordrecht, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
opzettelijk
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.