ECLI:NL:RBROT:2023:7752

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
30 augustus 2023
Zaaknummer
10-265381-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van de verlengde invoer van cocaïne met een passieve rol in het geheel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 augustus 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van de verlengde invoer van cocaïne. De verdachte had een passieve rol in het geheel en werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden. De tenlastelegging betrof de invoer van ongeveer 85 kilogram cocaïne, waarbij de verdachte samen met anderen betrokken zou zijn geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn terrein ter beschikking heeft gesteld voor het stallen van containers, waarvan hij wist dat deze mogelijk verdovende middelen bevatten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op zijn minst de aanmerkelijke kans had aanvaard dat er cocaïne in de containers zat. De rol van de verdachte werd als essentieel beschouwd, ondanks dat hij niet actief betrokken was bij de invoer zelf. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van drie jaar had gevorderd, afgewezen en een lagere straf opgelegd, rekening houdend met de minder actieve rol van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank heeft ook de ernst van het feit en de impact op de samenleving in overweging genomen, evenals de rolverdeling tussen de verdachten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-265381-21
Datum uitspraak: 22 augustus 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres01] ,
raadsvrouw mr. T.S.G. Joemman, advocaat te Vlaardingen.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 en 4 juli 2023.
Het onderzoek is gesloten op de terechtzitting van 22 augustus 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Kort gezegd wordt de verdachte primair verweten dat hij samen met anderen ongeveer 85 kilogram cocaïne in Nederland heeft ingevoerd, subsidiair dat hij daartoe samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht.

3..Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. H.A. van Wijk en mr. N.G.H. Verschaeren (hierna gezamenlijk aangeduid met: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar, met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De verdachte heeft geen opzet – ook niet in voorwaardelijke zin – gehad op de invoer van de cocaïne. De verdachte heeft geen wetenschap en daarmee ook geen beschikkingsmacht over de cocaïne gehad. Bovendien is er geen sprake van medeplegen. De handelingen van de verdachte zijn hoogstens aan te merken als medeplichtigheidshandelingen, die niet ten laste zijn gelegd.
4.1.2.
Beoordeling
Aanleiding
Op 15 september 2021 zijn twee containers met hierin bananen de Rotterdamse haven binnen gekomen. Het betroffen de containers met de nummers [containernummer01] (hierna: TEMU-container) en [containernummer02] (hierna: CGMU-container). Beide containers waren afkomstig uit de Dominicaanse Republiek. De verzender van de containers was [bedrijf01] en de ontvanger [bedrijf02] . Op 15 september 2021 is het schip in Rotterdam gelost. Tijdens een scan zijn bij de TEMU-container pakketvormige afwijkingen in het dak geconstateerd. Na onderzoek trof de politie in het dak van de container 85 gelijkvormige pakketten aan, met een nettogewicht van 85,51 kilogram. Er zijn tien willekeurige pakketten geselecteerd, waarvan er acht nader zijn onderzocht. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat alle acht onderzochte monsters cocaïne bevatten. Een monster van tien gram (uit een pakket dat positief testte op de aanwezigheid van cocaïne) is in een dummypakket teruggeplaatst in de TEMU-container, samen met andere dummypakketten. Het dak is daarna weer afgesloten. De container is vervolgens vrijgegeven om zijn weg te vervolgen.
De containers zijn vervolgens ruim twee weken in de haven van Rotterdam blijven staan. Uiteindelijk zijn de containers in opdracht van [bedrijf02] op 1 oktober 2021 in de haven van Rotterdam opgehaald en naar [bedrijf03] te [plaatsnaam01] gebracht.
De containers zijn vervolgens door twee chauffeurs ieder afzonderlijk naar de hun bekende eindbestemming gebracht, te weten HKD Trading, gevestigd aan de [adres02] . Aangekomen te Warder is de chauffeur van de TEMU-container opgevangen door een jongen in een witte auto (naar later blijkt medeverdachte [medeverdachte01] ). Hij heeft de chauffeur, [naam01] , de opdracht gegeven om hem te volgen tot de plaats waar de container gelost moest worden, te weten het terrein van het hoveniersbedrijf van verdachte aan de [adres03] (hierna: het terrein). Op het terrein waar de container moest worden gelost, was ook een oudere man aanwezig. Hij heeft tegen de chauffeur gezegd dat hij de container de dag erna om 12:00 uur op kon komen halen. De CGMU-container is kort daarna in Warder gearriveerd. De chauffeur van deze container, [naam02] , is eveneens vlak voor de bestemming te Warder opgewacht, ditmaal door een zwarte BMW. Aan deze chauffeur is door een lange man aanwijzingen gegeven. Een oudere kale man heeft vervolgens geholpen met het inparkeren van de vrachtwagencombinatie. Ook deze chauffeur heeft de opdracht gekregen om de container één dag later op te komen halen.
Op het terrein zijn vervolgens diverse pallets met bananen uit de TEMU-container gehaald. Op dat moment heeft het onderzoeksteam ingegrepen en zijn rondom het bedrijfsterrein onder andere medeverdachten [medeverdachte02] (verder: [medeverdachte02] ) en [medeverdachte03] (verder: [medeverdachte03] ) aangehouden en kort daarna de verdachte. Na te zijn gevlucht is enkele weken later ook medeverdachte [medeverdachte01] aangehouden.
Betrokkenheid van de verdachte
Ter beschikking stellen van zijn loods
De TEMU-container met daarin het terugplaatsmonster met verdovende middelen is op 1 oktober 2021 aangekomen op het terrein van de verdachte. De verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij ongeveer twee weken voor 1 oktober 2021 door twee onbekende jongens is benaderd met de vraag of er tegen betaling twee containers twee dagen op zijn terrein konden worden gestald. De verdachte was ervan op de hoogte dat er bananen in de containers zouden zitten, die daarna verder gedistribueerd zouden worden. Door het ter beschikking stellen van zijn loods waar de containers met verdovende middelen tijdelijk geplaatst konden worden en waar de cocaïne uit het zicht uitgehaald kon worden, heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank voorafgaand aan 1 oktober 2021 een belangrijke rol vervuld.
Contact met ‘ [naam03] ’
Uit het dossier blijkt dat de verdachte voorafgaand aan en op 1 oktober 2021 contact heeft gehad met ‘ [naam03] ’ met betrekking tot de containers. Dit blijkt uit het volgende.
In een auto die geparkeerd stond nabij het terrein op het moment van arriveren van de TEMU-container en waarin (onder meer) [medeverdachte03] zich bevond, is de telefoon ‘ [telefoon01] ’ aangetroffen. In deze telefoon is een groepsgesprek ‘ [naam04] ’ aangetroffen en daarin wordt op 28 september 2021 door de persoon met gebruikersnaam [naam03] een bericht verstuurd, waaruit blijkt dat de eigenaar vraagt wanneer de containers verwacht worden. Uit de historische gegevens van de telefoon van de verdachte komt voorts naar voren dat hij op 1 oktober 2021 achttien keer heeft gebeld naar het nummer [telefoonnummer01] . Dit is het nummer waarmee [naam03] in het groepsgesprek [naam04] communiceerde. De verdachte heeft niets over deze contacten verklaard en ter zitting heeft hij evenmin openheid van zaken gegeven. Uit de beschikbare berichten blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat [naam03] actief betrokken is geweest bij de invoer van de verdovende middelen. Het is [naam03] die op 23 september 2021 het adres [adres02] heeft doorgestuurd, een adres zeer dichtbij het terrein van de verdachte. Vervolgens stuurde hij een filmpje door, gemaakt door [medeverdachte02] , waarin wordt gezegd dat de transporteur moet worden opgevangen en naar het terrein moet worden geloodst. Voorts is het ook [naam03] geweest die in het groepsgesprek zegt dat hij een transportbedrijf heeft gevonden, waarna hij een screenshot heeft doorgestuurd van [bedrijf04] . De rechtbank heeft, gelet op de inhoud van het dossier, de identiteit van de persoon met de gebruikersnaam [naam03] niet kunnen vaststellen. Echter, gelet op het voorgaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat hij een grote mate van betrokkenheid had bij de invoer van verdovende middelen en dat de verdachte veelvuldig contact heeft gehad met deze persoon.
Aanwezigheid op 1 oktober 2021
Tijdens zijn eerste verhoor heeft de verdachte aangegeven dat hij op 1 oktober 2021 niet aanwezig is geweest op zijn terrein. Tijdens zijn verhoor op 6 oktober 2021 heeft de verdachte aangegeven dat hij op de bewuste dag tussen 10:00 uur en 11:00 uur op het terrein is gearriveerd en rond 17:00 uur naar huis is gegaan. De chauffeur van de TEMU-container heeft verklaard dat hij door de verdachte is geholpen bij het inparkeren van de vrachtwagencombinatie. De verdachte heeft dit ook erkend in zijn verhoor bij de rechter-commissaris. Voorts is het zegel van de container in de jaszak van de verdachte aangetroffen.
De verdachte was aldus sinds half september bekend met het gegeven dat er twee containers met bananen voor korte tijd op zijn terrein gestald zouden worden. Uit zowel het observatieverslag, als uit de verklaringen van de verdachte en de getuigen [naam01] en [naam02] (de chauffeurs van de beide containers) blijkt dat de verdachte bovendien op 1 oktober 2021 op het terrein aanwezig was en actief heeft geholpen bij het inparkeren van de vrachtwagencombinaties. Daarnaast heeft [medeverdachte02] in zijn schriftelijke verklaring aangegeven dat bij het lossen van de container de eigenaar moeite had om de banden van de losmachine op de grond te houden, hetgeen er op wijst dat de verdachte ook een actieve rol had bij het lossen van de container. Voorts heeft de verdachte op de dag zelf meermaals contact gezocht met het telefoonnummer dat gekoppeld kan worden aan [naam03] , die zoals gezegd, gelet op de inhoud van de chatberichten, nauw betrokken is geweest bij de invoer van de verdovende middelen.
De rechtbank stelt daarmee vast dat de verdachte een essentiële rol heeft vervuld bij de invoer van de cocaïne.
Opzet (verlengde) invoer
Voor strafbare betrokkenheid bij de (verlengde) invoer van cocaïne is vereist dat de verdachte opzet heeft gehad, al dan niet in voorwaardelijke zin, om de cocaïne in Nederland in te voeren. De verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat er voor korte duur twee bouwcontainers met bananen op zijn terrein gestald zouden worden. Deze zouden vervolgens verder gedistribueerd worden. De verdachte heeft naar zijn zeggen niet geweten dat er cocaïne in de containers zou zitten.
De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Daarbij is het volgende van belang.
De verdachte heeft verklaard regelmatig te worden aangesproken om dingen op te slaan, maar heeft gesteld dat hij dit nooit doet. Naar zijn idee vragen mensen dit aan hem omdat zijn terrein afgelegen ligt. In het geval van deze containers is hij naar eigen zeggen door twee onbekende mannen in zijn loods benaderd, met de vraag of op zijn terrein containers met bananen geplaatst konden worden. De bananen zouden vanaf hier worden gedistribueerd en verdachte zou hiervoor 500 euro per container ontvangen.
Het ligt geenszins in de lijn der verwachtingen dat iemand met een afgelegen terrein, die regelmatig wordt gevraagd om spullen te stallen en altijd negatief hierop reageert, nu ineens wel twee containers met bananen laat stallen voor twee totaal onbekende personen, die onaangekondigd zijn loods inlopen. Dit geldt te meer nu ten eerste vastgesteld kan worden dat de bedrijfsvoering van de verdachte geen enkel raakvlak heeft met de handel of het vervoer van containers en/of bananen en dat de verdachte op zijn terrein ook geen faciliteiten - zoals koeling - voor het vervoeren of stallen hiervan heeft en ten tweede dat de verdachte een goedlopend bedrijf heeft met voldoende inkomsten en zonder grote schulden. Hierbij komt bovendien dat de verdachte op 1 oktober 2021 meermaals contact heeft gehad met het telefoonnummer van ' [naam03] ', terwijl hij tegelijkertijd heeft gesteld dat hij na de komst van de hem onbekende mannen niets meer had gehoord, tot het moment dat de getinte man op die dag op zijn terrein verscheen.
Al het voorgaande maakt dat de rechtbank ervan uitgaat dat de verdachte wetenschap had dat op zijn terrein zaken plaats zouden vinden die het daglicht niet konden verdragen. Gelet op de omstandigheden van het geval, had de verdachte er minst genomen ernstig rekening mee moeten houden dat het hierbij zou gaan om verdovende middelen. Daarbij merkt de rechtbank op dat als feit van algemene bekendheid mag worden verondersteld dat met regelmaat grote hoeveelheden harddrugs in zeecontainers via de Rotterdamse haven worden ingevoerd en dat dit voorts vaak gebeurt door drugs als nevenlading te plaatsen in containers met voor het overige reguliere goederen, zoals (vaak) fruit. Als het al zo zou zijn dat de verdachte - zoals hij heeft verklaard - niet wist dat er verdovende middelen in de containers zaten, dan heeft hij - gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden - minst genomen de aanmerkelijke kans aanvaard dat de containers verdovende middelen bevatten. Daarmee heeft de verdachte tenminste voorwaardelijk opzet gehad op de verlengde invoer van de verdovende middelen.
De verdediging heeft opgemerkt dat bezien dient te worden of er een alternatief scenario aanwezig is en dat er redenen zijn om de verdachte vrij te spreken.
Voor zover het voorgaande dient te worden opgevat als een verweer ziet de rechtbank geen aanleiding om dit verder te bespreken, nu het niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Van de verdediging die een beroep doet op het bestaan van een alternatief scenario, mag immers worden verlangd dat dit standpunt duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie naar voren wordt gebracht. Alleen op een zodanig verweer is de rechter gehouden een met redenen omklede beslissing te geven.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van de verdachte als medeplegen kan worden gekwalificeerd. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden gekwalificeerd indien vast is komen te staan dat bij het plegen van dat strafbare feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders. Bij de beoordeling of sprake is van medeplegen kan onder meer rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank maakt uit het dossier op dat de verdachte zijn terrein beschikbaar heeft gesteld om de container met daarin de cocaïne uit te laden. Hoewel de verdachte naar eigen zeggen geen wetenschap van de verdovende middelen had, is de rechtbank hiervoor reeds tot het oordeel gekomen dat de verdachte op zijn minst genomen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er cocaïne in de container(s) zat. De rol van de verdachte is reeds toegelicht onder het onderdeel ‘betrokkenheid verdachte’. Gelet op het daar overwogene is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten is komen vast te staan. De verdachte heeft een essentiële rol vervuld in de keten die heeft geleid tot de verlengde invoer van de cocaïne, waarmee ook zijn bijdrage naar het oordeel van de rechtbank van een zodanig gewicht is geweest, dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.
Hoeveelheid cocaïne
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, is de rechtbank van oordeel dat de bewezenverklaring beperkt dient te worden tot
een hoeveelheidcocaïne. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Voor de vraag welke hoeveelheid cocaïne de verdachten met hun handelen hebben ingevoerd, dienen twee invoermomenten te worden onderscheiden:
Invoer 1: het moment waarop het schip met daarin onder meer 85 kilogram cocaïne uit de Dominicaanse Republiek het Nederlandse grondgebied is opgevaren.
Invoer 2: de verlengde invoer als bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de Opiumwet, namelijk het verdere vervoer vanaf de Rotterdamse haven naar het terrein in Warder.
Naar vaste rechtspraak (vgl. ECLI:NL:HR:1998:ZD0975 en ECLI:NL:HR:1998:ZD1300) heeft te gelden dat van (verlengde) invoer in beginsel slechts sprake kan zijn, indien en voor zover binnen het grondgebied van Nederland gebrachte cocaïne nog niet strafvorderlijk in beslag is genomen. Handelingen die worden verricht nadat de cocaïne in beslag is genomen, kunnen per definitie niet meer strekken tot het verdere vervoer en de overdracht van die binnen het grondgebied van Nederland gebrachte cocaïne. Op 15 september 2021 is de cocaïne in de Rotterdamse haven binnengekomen. Ten aanzien van dit eerste invoermoment is in het dossier geen directe verbinding met de verdachten in deze zaak aanwezig. Vervolgens is op diezelfde datum de cocaïne uit de container in beslag genomen en is van de in beslag genomen cocaïne een terugplaatsmonster in de container geplaatst. De door de verdachten verrichte handelingen ten aanzien van de verdere invoer hebben daarmee enkel betrekking op de teruggeplaatste hoeveelheid cocaïne en niet op de totale hoeveelheid van 85 kilogram zoals ten laste is gelegd. Dat de verdachte de cocaïne samen met anderen heeft ingevoerd leidt, anders dan de officier van justitie heeft gerekwireerd, niet tot een ander oordeel. Uit het dossier blijkt immers dat zowel de handelingen van de verdachte als die van zijn mededaders zijn verricht na de inbeslagname van de oorspronkelijke hoeveelheid cocaïne. Van betrokkenheid tijdens het voortraject is niet gebleken.
4.1.3.
Conclusie
Het opzettelijk samen met anderen (verlengd) invoeren van een hoeveelheid cocaïne in Nederland, zoals primair ten laste gelegd, is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 14 september 2021 tot en met 1 oktober 2021 te Rotterdam en Warder, gemeente
Edam-Volendam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de verlengde invoer van cocaïne. De verdachte heeft zijn afgelegen terrein beschikbaar gesteld om de container te stallen en de cocaïne uit de container te halen. De verdachte heeft voorts tijdens het transport en op de dag dat de containers naar zijn terrein zijn vervoerd, actief contact onderhouden met de andere betrokkenen over de betreffende container en heeft geholpen met het uitladen van de container.
Dat door ingrijpen van de autoriteiten enkel 10 gram cocaïne is vervoerd en afgeleverd in Warder, doet niet af aan de ernst en de strafwaardigheid van het handelen van de verdachte. De door de verdachte en zijn medeverdachten verrichte handelingen zijn namelijk gericht geweest op de invoer en verdere verspreiding van de hele partij cocaïne. De rechtbank zal bij het bepalen van de strafmaat daarom meewegen dat de intentie gericht was op de verlengde invoer van een veel grotere hoeveelheid cocaïne.
Door de invoer van cocaïne heeft de verdachte zich begeven op het terrein van de internationale handel in verdovende middelen. Hij heeft aldus een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Door harddrugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd. Feiten als deze brengen onrust voor de samenleving met zich en zijn maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Harddrugs leiden veelal, direct en indirect, tot vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ernstige geweldscriminaliteit. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen oog gehad en was, naar mag worden aangenomen, slechts uit op eigen financieel gewin. De rechtbank acht voor de invoer van grote hoeveelheden cocaïne in beginsel een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.
Rolverdeling en strafmaat
De rechtbank is van oordeel dat er een zekere rolverdeling is geweest tussen de verschillende verdachten in deze zaak. Op grond van die rolverdeling zal de rechtbank een differentiatie aanbrengen in de aan de verdachten op te leggen straffen. De verdachte heeft – zoals gezegd – zijn terrein ter beschikking gesteld om de containers te stallen en de cocaïne uit de container te (laten) halen. Voorts was de verdachte op 1 oktober 2021 op zijn terrein aanwezig, heeft hij aanwijzingen gegeven aan de chauffeur, heeft hij contact onderhouden met overige betrokkenen en deelgenomen aan het lossen van een container. Met dit alles heeft de verdachte een weliswaar meer passieve, maar desalniettemin essentiële rol gehad. Immers, het terrein dat hij ter beschikking heeft gesteld waar – blijkens het dossier – ongestoord gewerkt zou kunnen worden, is een onmisbare schakel in het geheel. De rechtbank acht echter, alles afwegend en gelet op de minder actieve rol van de verdachte, een lagere gevangenisstraf passend dan voor de medeverdachten.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 november 2021. Dit rapport houdt – kort gezegd – het volgende in.
Gelet op de ontkennende houding van de verdachte kan de reclassering niet goed inschatten wat er eventueel ten grondslag heeft gelegen aan het ten laste gelegde feit en is er geen zicht op het eventuele recidiverisico. Feit is wel dat van een (relevante) justitiële voorgeschiedenis geen sprake is. Tevens signaleert de reclassering diverse beschermende factoren. De sociaal-maatschappelijke situatie is op basis van de beschikbare informatie goed te noemen. De verdachte heeft huisvesting, een goed lopend bedrijf en een stabiele financiële situatie, zowel in de privé- als de werksituatie. Er is sprake van een betrokken netwerk in de vorm van het gezin, familie en vrienden. Van psychiatrie of een verslaving aan gokken of middelen is geen sprake.
Mocht er sprake zijn van bewuste betrokkenheid bij het ten laste gelegde, lijkt de verdachte voldoende in staat te zijn om zelf een keuze te maken bij het al dan niet voortzetten van dergelijke criminele activiteiten. Mocht de verdachte onbedoeld betrokken zijn geraakt bij het ten laste gelegde dan weet hij wat hij moet doen om dit in de toekomst te voorkomen. De verdachte laat zien voldoende doordrongen te zijn welke gevolgen een aanhouding met zich brengt. Zijn aanhouding en detentie lijken voldoende stok achter de deur om er alles aan te doen niet nogmaals met justitie in aanraking te komen. Een reclasseringstoezicht zal hierbij niet van meerwaarde zijn.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op de rol van de verdachte, bezien in het geheel en ten opzichte van de rol van de medeverdachten, zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis
De schorsing van de voorlopige hechtenis is door het gerechtshof bevolen voor onbepaalde tijd en de rechtbank ziet geen aanleiding hierin verandering aan te brengen. Aldus blijft deze schorsing met bijbehorende voorwaarden van kracht.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. D. van Dooren en D.F. Smulders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.H. Frerichs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 14 september 2021 tot en met 1 oktober 2021 te Rotterdam en/of Warder, gemeente Volendam/Edam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 85 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2021 tot en met 1 oktober 2021 te Rotterdam en/of Warder, gemeente Volendam/Edam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van 85 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne op lijst I, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te (doen) plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- met één of meer mededader(s) contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van die cocaïne, en/of
- een loods en/of een terrein aan de [adres03] beschikbaar gesteld, waar container [containernummer01] (waarin in het dak die cocaïne was verstopt) met een lading bananen kon worden gelost en/of de cocaïne kon worden uitgehaald, en/of
- geld in het vooruitzicht gesteld gekregen, en/of
- met een vrachtwagen container [containernummer01] uit de haven van Rotterdam laten ophalen, en/of
- die container naar de/het loods/terrein aan de [adres03] laten brengen, en/of
- op dat terrein het zegel van die container af gehaald en/of de deuren van die container geopend, en/of
- een deel van de lading bananen (met een vorkheftruck) gelost, en/of
- getracht het dak van die container open te breken, en/of
- handschoenen, een breekijzer en/of een zaklamp voorhanden gehad.