ECLI:NL:RBROT:2023:7730

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
30 augustus 2023
Zaaknummer
10/117068-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van cocaïne en wederrechtelijk verblijf op haventerrein

Op 30 augustus 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met anderen betrokken was bij de invoer van ongeveer 128 kilogram cocaïne. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het uithalen van pakketten cocaïne uit een container en het wederrechtelijk betreden van een haventerrein. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie, omdat niet kon worden bewezen dat er sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden, waarvan 14 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de aanbevelingen van de reclassering. De verdachte heeft eerder soortgelijke feiten gepleegd, maar heeft ook blijk gegeven van zelfinzicht en de bereidheid om mee te werken aan begeleiding.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/117068-23
Datum uitspraak: 30 augustus 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01] ,
raadsvrouw mr. J. van Wingerden, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 augustus 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenkingen komen er kort gezegd op neer dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de (verlengde) invoer van 128,71 kilogram cocaïne (feit 1) en het onbevoegd betreden van een besloten terrein (feit 2). Daarnaast wordt hij ervan verdacht te hebben deelgenomen aan een criminele organisatie (feit 3).

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Coenen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, het onder 2 en het onder 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het over de verdachte opgemaakte rapport van 14 augustus 2023.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich samen met de medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Uit onder meer de camerabeelden en de Whats-App-berichten die zijn aangetroffen op de in beslag genomen telefoons blijkt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de invoer van 128,71 kilogram cocaïne. Ook heeft hij zich wederrechtelijk bevonden op een besloten terrein en heeft hij deel uitgemaakt van een criminele organisatie.
4.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde (grotendeels) gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdachte heeft bekend dat hij met zijn handelen een strafbare bijdrage aan het geheel heeft geleverd. De verdachte dient echter te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde, omdat de verdachte niet op de hoogte was van de herkomst van de container en derhalve geen opzet heeft gehad op het medeplegen van de invoer van cocaïne. Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat er geen sprake is van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband.
4.3.
Beoordeling door de rechtbank
4.3.1.
Vaststaande feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan de wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Op 6 mei 2023 ziet een medewerker van de Douane omstreeks 22:39 uur meerdere personen op het terrein van [naam bedrijf01] te Rotterdam met tassen slepen. Uit camerabeelden van eerder die avond blijkt dat er om 19:03 uur drie personen door iemand in een voertuig zijn afgezet en over het hek zijn geklommen. Deze personen lopen over het terrein en lijken te zoeken naar een container. Omstreeks 20:23 uur klimt één persoon naar boven in een container. Er worden rode boodschappentassen naar boven gebracht. Deze rode tassen worden vervolgens rond 22:27 uur naar dezelfde plek gebracht als waar de personen over het hek zijn geklommen. Op deze plek komt even later wederom hetzelfde voertuig aanrijden. Een persoon klimt over het hek. De personen op het terrein gooien de rode tassen over het hek en de tassen worden door de personen aan de andere kant van dit hek in het voertuig geladen.
Hierop zijn verbalisanten ter plaatse gegaan. Aldaar treffen zij een voertuig aan met het kenteken [kenteken01] . Dit voertuig blijkt later te zijn gehuurd van [naam01] . Na een vluchtpoging, worden, de inzittenden van dit voertuig, medeverdachten [medeverdachte01] en [medeverdachte02] , aangehouden. In het voertuig en op de grond rondom het voertuig worden meerdere rode boodschappentassen met daarop een Dirk logo aangetroffen. In deze tassen blijken pakketten met daarin vermoedelijk verdovende middelen te zitten. Ook op het terrein worden dezelfde rode tassen met daarin dergelijke pakketten aangetroffen. De verdachte wordt uiteindelijk samen met medeverdachte [medeverdachte03] aangehouden in een container op het terrein.
Verder zijn er op het terrein en in het voertuig meerdere telefoons aangetroffen. Uit onderzoek van de gegevens van deze telefoons blijkt dat er een WhatsApp-groep is aangemaakt met de naam “ [naam WhatsApp-groep01] ”. In deze groep wordt onder meer een opdracht gegeven om te klimmen. Ook is er een foto gestuurd van een container met nummer [containernummer01] . Door verbalisanten wordt gezien dat deze container op het terrein van [naam bedrijf01] staat en is opengebroken. Ook blijkt een gedeelte van het kopschot van de container te zijn verwijderd en liggen er diverse spullen in de container, zoals een rode boodschappentas voorzien van het Dirk logo, een slijptol en een koevoet. De container blijkt op 3 mei 2023 te zijn gearriveerd in Nederland vanuit Peru.
In totaal zijn er 129 pakketten in beslag genomen en onderzocht. Uit onderzoek is gebleken dat de pakketten, die in totaal 128,71 kilogram wegen, cocaïne bevatten.
De verdachte heeft bekend dat hij op het haventerrein aanwezig is geweest en pakketten in tassen heeft gedaan. Deze tassen heeft hij vervolgens naar het hek gebracht. Hij heeft verklaard dat hij door een persoon is benaderd. Deze persoon vertelde hem dat hij binnen twee uur een maandsalaris kon verdienen als hij anderen zou helpen en volgen. De verdachte heeft verklaard niet op de hoogte te zijn geweest van de inhoud van de pakketten.
4.3.2.
Bewezenverklaring invoer 128,71 kilogram cocaïne (feit 1) en wederrechtelijk verblijven op een besloten terrein (feit 2)
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte, dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van de pakketten, ongeloofwaardig. Het is een feit van algemene bekendheid dat in de Rotterdamse haven op grote schaal cocaïne in containers wordt binnengebracht en wordt verstopt tussen legale goederen. De verdachte is op het haventerrein over een hek geklommen en heeft vervolgens pakketten die uit een container kwamen en die bovendien duidelijk een witte substantie bevatten in boodschappentassen gestopt. Onder deze omstandigheden wist verdachte naar het oordeel van de rechtbank dat hij pakketten met cocaïne moest uithalen. Daarmee is sprake van vol opzet op de verlengde invoer van die cocaïne. Uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden blijkt bovendien dat de verdachte hierbij in nauwe en bewuste samenwerking met anderen heeft gehandeld en dus als medepleger is aan te merken. Het onder 1 primair ten laste gelegde acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen. Gelet hierop is eveneens bewezen dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk aanwezig was op een besloten terrein teneinde het onder 1 ten laste gelegde feit te kunnen plegen, zodat de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde eveneens wettig en overtuigend bewezen acht.
4.3.3.
Vrijspraak deelname criminele organisatie (feit 3)
De rechtbank is evenwel van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. In de eerste plaats moet kunnen worden vastgesteld dat sprake is van een organisatie. Met organisatie wordt bedoeld een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur. Daarnaast is vereist dat het oogmerk van de organisatie is gericht op het plegen van Opiumwetmisdrijven. Tot slot moet worden vastgesteld dat het handelen van de verdachte kan worden aangemerkt als deelneming aan deze criminele organisatie.
In deze zaak schieten de bewijsmiddelen op zichzelf genomen voor deze bestanddelen tekort. Het dossier biedt onvoldoende houvast om de aard, omvang en duurzaamheid van deze organisatie vast te stellen of wat bij verdachten daarover bekend was. Verdachten tezamen vormen die organisatie niet. Uit het onder 4.3.2. overwogene blijkt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de invoer van cocaïne op 6 mei 2023. Het feit dat de verdachte op deze dag met anderen heeft samengewerkt, maakt nog niet dat zij ook daadwerkelijk hebben deelgenomen aan een criminele organisatie als hiervoor omschreven. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde.
4.3.4.
Conclusie
Het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen. Het onder 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 6 mei 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 128,71 kilogram cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
hij, op 6 mei 2023, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven, gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het besloten terrein van [naam bedrijf01] , gelegen aan de [adres02] en terwijl hij, verdachte zich met zijn mededaders, op die besloten plaats de toegang had verschaft tot een ruimte bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te weten een container ( [containernummer01] ) door middel van inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De voortgezette handeling van de feiten:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, terwijl de feiten worden gepleegd door twee of meer verenigde personen en de toegang is verschaft tot een ruimte bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, door middel van inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen als uithaler schuldig gemaakt aan de invoer van ongeveer 128 kilogram cocaïne en het zich (daartoe) wederrechtelijk bevinden op een haventerrein. De verdachte heeft samen met anderen pakketten cocaïne uit een container gehaald en deze vervolgens in de richting van een voertuig gebracht, gericht op verdere invoer van die pakketten cocaïne. Met zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de internationale drugshandel. Harddrugs vormen een groot gevaar voor de volksgezondheid. De handel in harddrugs gaat bovendien vaak direct dan wel indirect gepaard met andere vormen van (zware) criminaliteit, met alle gevolgen van dien. Dit alles vergroot de gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 juli 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, namelijk door de kinderrechter in mei 2018, is veroordeeld voor enigszins soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 augustus 2023. Dit rapport houdt het volgende in.
Volgens de reclassering is er geen sprake van een delictpatroon. De verdachte heeft een periode van instabiliteit op zijn maatschappelijke leefgebieden gekend. Zo was hij een periode dakloos en heeft hij om hulp gevraagd. Dit heeft uiteindelijk geleid tot stabilisering. Ondanks zijn instabiele jeugd, is hij gegroeid naar zelfstandigheid en streeft hij maatschappelijk geaccepteerde doelen na. Hij heeft zelfinzicht en reflectievaardigheden. Er zijn zorgen over het feit dat de verdachte in een depressieve fase van zijn leven niet tot adequate en delict vrije probleemoplossingen is gekomen. In plaats daarvan heeft hij impulsieve en pro-criminele keuzes gemaakt. Dit vormt de voornaamste risicofactor voor recidive. Ook de huidige detentie vormt een risicofactor, omdat het onduidelijk is of hij terug kan keren naar zijn woning. Als de verdachte zijn woning verliest, is hij afhankelijk van maatschappelijke (nacht)opvang. Positieve en beschermende factoren zijn daarnaast dat de verdachte openstaat voor begeleiding en ondersteuning. Het delict gedrag is ontstaan door een combinatie van een financieel belang, een negatief/crimineel netwerk en het maken van korte termijn keuzes. Dit maakt dat er bij een eventueel toezicht aandacht dient te zijn voor het ondersteunen en versterken van oplossingsvaardigheden in tijden van emoties of tegenslagen. Concreet adviseert de reclassering het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf met daarbij de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, een locatieverbod en een dagbestedingsverplichting.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een behoorlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank ziet evenwel aanleiding de eis van de officier van justitie enigszins te matigen. Zo heeft de verdachte allereerst openheid van zaken gegeven en verklaard over de reikwijdte van zijn rol in het geheel. Daarnaast blijkt uit het procesdossier dat de verdachte tijdens zijn aanhouding is gebeten door een politiehond en ten gevolge daarvan letsel heeft opgelopen. De rechtbank ziet – gelet op hetgeen is bepaald in de Ambtsinstructie over de wijze waarop en in welke gevallen waarin een politiehond mag worden ingezet en de omstandigheden waaronder in dit geval de verbalisant heeft omschreven de politiehond te hebben ingezet – aanleiding om in straf verminderende zin rekening te houden met het letsel dat de verdachte dientengevolge heeft opgelopen.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht en de verdachte desgevraagd verklaard heeft bereid te zijn mee te werken en zich aan deze voorwaarden te willen houden, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen een penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 55, 57 en 138aa van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 28 (achtentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 14 (veertien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
actief deelneemt aan de gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
zich niet in het Rotterdamse havengebied bevindt, zolang het Openbaar Ministerie dit
verbod nodig vindt;
zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Kooijman, voorzitter,
en mrs. D.L.J. Martens en mr. R.T. Poort, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. de Graaf, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 03 mei 2023 tot en met 07 mei 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 128,71 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 mei 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 128,71 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 mei 2023 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of van 128,71 kilogram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- zich (onbevoegd) te begeven op het terrein van [naam bedrijf01] , en/of
- één of meer schroevendraaier(s), een slijptol en/of een koevoet en/of één of meer tassen voorhanden te hebben, en/of
- een plaat van het kopschot van een container te verwijderen, en/of
- die cocaïne(blokken) uit de container te halen en/of (vervolgens) in één of meer tas(sen) te stoppen, en/of
- één of meer tas(sen) (met daarin die cocaïne(blokken)) over het hek van het terrein van [naam bedrijf01] te gooien, en/of
- een auto naast het hek van dat terrein te parkeren en/of (vervolgens) één of meer tassen (met daarin die cocaïne(blokken)) in het voertuig te laden;
hij, op of omstreeks 6 mei 2023, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven, luchthaven en/of spoorwegemplacement gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het besloten terrein van [naam bedrijf01] , gelegen aan de [adres02] en/of terwijl hij, verdachte zich, al dan niet met zijn mededader(s), op die besloten plaats de toegang had verschaft tot een gebouw, ruimte of vervoermiddel bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te weten een container ( [containernummer01] ) door middel van braak en/of inklimming;
hij in of omstreeks de periode van 3 mei 2023 tot en met 7 mei 2023 te Rotterdam, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder meer en/of voor zover bekend), verdachte en/of [medeverdachte01] en/of [medeverdachte02] en/of [medeverdachte03] , die tot oogmerk had het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid en artikel 10a eerste lid van de Opiumwet.