ECLI:NL:RBROT:2023:7718

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
10422476 VZ VERZ 23-3987
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst na ontslag op staande voet en loonvordering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoekster] en Vanad Contact Centers Nederland B.V. [verzoekster] was in dienst bij Vanad en had een thuiswerkovereenkomst. Na een verhuizing naar [naam land] en het niet verschijnen op een afspraak, heeft Vanad [verzoekster] op 30 januari 2023 op staande voet ontslagen. [verzoekster] verzocht de kantonrechter om het ontslag te vernietigen en om doorbetaling van haar loon. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat het niet verschijnen op de afspraak geen dringende reden voor ontslag opleverde. De kantonrechter heeft Vanad veroordeeld tot betaling van het loon aan [verzoekster] vanaf 1 november 2022 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt. Daarnaast heeft Vanad een voorwaardelijk verzoek gedaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, wat is toegewezen met ingang van 1 oktober 2023, omdat de arbeidsrelatie ernstig verstoord was. De proceskosten zijn gecompenseerd, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 10422476 VZ VERZ 23-3987
Uitspraak: 23 augustus 2023
Beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[verzoekster],
woonplaats: [woonplaats] ,
verzoekster, tevens verweerster in het (voorwaardelijk) zelfstandig tegenverzoek,
gemachtigde: mr. J.P. van Veenendaal,
tegen
VANAD CONTACT CENTERS NEDERLAND B.V.,
vestigingsplaats: Capelle aan den IJssel,
verweerster, tevens verzoekster in het (voorwaardelijk) zelfstandig tegenverzoek,
gemachtigde: mr. S.B. de Groot.
Partijen zullen hierna ‘ [verzoekster] ’ en ‘Vanad’ worden genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 het verzoekschrift, binnengekomen ter griffie op 29 maart 2023, met bijlagen;
 het verweerschrift, tevens houdende een voorwaardelijk tegenverzoek tot ontbinding, met bijlagen;
 de door Vanad bij e-mail van 21 juli 2023 overgelegde aanvullende bijlagen.
1.2.
Op 25 juli 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij is [verzoekster] in persoon verschenen samen met haar gemachtigde. Namens Vanad zijn verschenen [naam 1] (bedrijfsjurist) en [naam 2] (administratief medewerkster HR), bijgestaan door haar gemachtigde.
1.3.
Na de mondelinge behandeling is de zaak enige tijd aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen een minnelijke regeling te beproeven. Bij e-mail van 4 augustus 2023 heeft de gemachtigde van Vanad de kantonrechter bericht dat partijen niet tot een vergelijk zijn gekomen en is om het wijzen van beschikking verzocht.

2..De feiten

2.1.
Vanad drijft een onderneming die zich primair richt op het verzorgen van callcenter diensten voor haar klanten binnen de retail en telecommunicatiebranche.
2.2.
[verzoekster] , geboren op [geboortedatum], is op 9 april 2018 bij Vanad in dienst getreden, laatstelijk op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. [verzoekster] bekleedde bij Vanad de functie van klantexpert.
2.3.
Bij indiensttreding van [verzoekster] hebben partijen een ‘Work From Home overeenkomst’ (hierna: thuiswerkovereenkomst) met elkaar gesloten. In de thuiswerkovereenkomst is, voor zover hierna van belang, bepaald:

5. Als op de telewerkplek geen mogelijkheid is om te kunnen werken (Medewerker heeft geen/defecte hardware, geen of slechte internetverbinding etc.) is Medewerker verplicht om binnen het uur op een b-locatie te zijn, welke voldoet aan de eerder gestelde eisen (dit kan kantoor zijn). Medewerker zal zijn leidinggevende en collega’s tijdig moeten informeren dat hij niet kan werken en naar kantoor komt, tenzij leidinggevende anders besluit.
(…)
9. De werkgever mag te allen tijd de Work from Home overeenkomst beëindigen. De medewerker is dan verplicht om zijn werkzaamheden te doen vanuit het kantoor van de werkgever in [plaatsnaam].”
2.4.
[verzoekster] heeft haar werkzaamheden vanaf het begin vanuit haar huis in Rotterdam verricht.
2.5.
Vanaf 22 augustus 2022 is [verzoekster] met haar kinderen in haar tweede huis in [naam land] gaan wonen.
2.6.
[verzoekster] heeft haar leidinggevende op 17 september 2022 gemeld dat zij haar werkzaamheden vanaf haar tweede woning in [naam land] zou gaan uitvoeren.
2.7.
Bij brief van 23 september 2022 heeft Vanad [verzoekster] verzocht uiterlijk
23 oktober 2022 terug te komen naar Nederland om haar werkzaamheden vanuit Nederland uit te kunnen voeren. [verzoekster] is daarnaast gevraagd zich op 25 oktober 2022 op kantoor van Vanad te melden voor een gesprek.
2.8.
Bij brief van 18 oktober 2022 heeft Vanad de thuiswerkovereenkomst met [verzoekster] per direct beëindigd.
2.9.
[verzoekster] heeft zich op 21 oktober 2022 ziek gemeld.
2.10.
Vanad heeft per november 2022 de salarisbetalingen aan [verzoekster] opgeschort.
2.11.
Op 24 januari 2023 heeft er een (digitaal) gesprek plaatsgevonden tussen partijen. Tijdens dit gesprek heeft Vanad aangegeven dat [verzoekster] op 30 januari 2023 voor een fysiek gesprek op kantoor werd verwacht.
2.12.
Bij e-mail van diezelfde dag heeft [verzoekster] aan Vanad gemeld dat zij zich vanwege haar ziekte niet in staat achtte om op 30 januari 2023 op gesprek te komen.
2.13.
Nadat [verzoekster] op 30 januari 2023 niet op het gesprek is verschenen, heeft Vanad haar op 30 januari 2023 op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief is vermeld:

Op 24 januari hebben [naam 3] , [naam 4] en jij een gesprek via teams gehad over de gevolgen voor jouw dienstverband van jouw vertrek naar [naam land] . In dat gesprek heb ik je verwittigd om maandag 30 januari om 13.00u fysiek op kantoor te komen.
Die avond heb je mij schriftelijk geïnformeerd dat je niet fysiek op de afspraak zou verschijnen en als dat zou betekenen dat je op staande voet zou worden ontslagen, dat niet tot een andere keuze leidt.
Inmiddels is het moment van de afspraak verstreken en ben je niet verschenen. De sanctie op het niet verschijnen is ontslag op staande voet; per 30 januari ben je per direct ontslagen.”

3..Het verzoek van [verzoekster] en de reactie van Vanrad

3.1.
[verzoekster] verzoekt (na wijziging), uitvoerbaar bij voorraad:
primair
vernietiging van het op 30 januari 2023 gegeven ontslag op staande voet vanwege het ontbreken van een dringende reden;
Vanad te veroordelen tot betaling van het loon aan [verzoekster] voor de periode vanaf 1 november 2022 tot en met heden;
Vanad te veroordelen tot het uitkeren aan [verzoekster] van de bonussen en eventuele andere toeslagen waar zij nog recht op heeft;
Vanad te veroordelen tot het vergoeden van de gemaakte proceskosten;
subsidiair
5. voor het geval er wel een dringende reden aanwezig is, het ontslag op staande voet te vernietigen omdat [verzoekster] is ontslagen tijdens ziekte;
6. Vanad te veroordelen tot betaling van het loon aan [verzoekster] voor de periode vanaf 1 november 2022 tot en met heden;
7. Vanad te veroordelen tot het uitkeren aan [verzoekster] van de bonussen en eventuele andere toeslagen waar zij nog recht op heeft;
8. Vanad te veroordelen tot het vergoeden van de gemaakte proceskosten.
3.2.
Aan haar verzoeken heeft [verzoekster] – verkort weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd. Het op 30 januari 2023 gegeven ontslag op staande voet is niet rechtsgeldig gegeven. Primair stelt [verzoekster] daartoe dat een dringende reden voor ontslag ontbreekt. [verzoekster] was vanwege ziekte niet in staat om op de afspraak van 30 januari 2023 te verschijnen. Het fysiek niet kunnen opdagen op een afspraak wegens ziekte vormt echter geen dringende reden voor ontslag. Subsidiair stelt [verzoekster] dat het op grond van artikel 7:670 BW niet is toegestaan om het dienstverband te beëindigen in geval een werknemer ongeschikt is tot het verrichten van arbeid wegens ziekte.
3.3.
[verzoekster] heeft aanspraak op haar salaris vanaf 1 november 2022 tot op heden. [verzoekster] heeft zich na haar ziekmelding aan de afspraken met de bedrijfsarts gehouden en Vanad heeft geen goede reden om het loon van [verzoekster] in te houden.
3.4.
Het verweer van Vanad strekt tot afwijzing van de verzoeken van [verzoekster] , met veroordeling van [verzoekster] in de kosten van de procedure met rente.
3.5.
Vanad stelt daartoe – verkort weergegeven - dat het op 30 januari 2023 gegeven ontslag op staande voet terecht is gegeven. [verzoekster] is meermaals gevraagd om langs te komen voor een gesprek over haar dienstverband en – meer in het bijzonder – haar vertrek naar [naam land] . [verzoekster] is gewaarschuwd voor de omstandigheid dat – indien zij niet zou verschijnen – ontslag op staande voet gegeven zou worden. Desondanks heeft [verzoekster] geweigerd op gesprek te komen. Deze gedraging kan in het licht van de omstandigheden van het geval als dringende reden worden aangemerkt. Uit artikel 7:670a lid 2 onderdeel c BW volgt daarnaast dat het opzegverbod als bedoeld in artikel 7:670 BW toepassing mist in de situatie dat wordt opgezegd op basis van artikel 7:677 lid 1 BW.
3.6.
Vanad betwist gelet op het voorgaande dat het gevorderde achterstallige salaris vanaf 30 januari 2023 toewijsbaar is. Voor de periode daaraan voorafgaand is het verzoek daarnaast niet onderbouwd. Vanad heeft het salaris om gegronde redenen vanaf 1 november 2022 opgeschort. [verzoekster] heeft het Vanad namelijk onmogelijk gemaakt om haar arbeids(on)geschiktheid te (doen) beoordelen. [verzoekster] is naar [naam land] vertrokken en heeft geweigerd om terug te komen naar Nederland teneinde zich te laten onderzoeken door een bedrijfsarts. Vanad betwist ‘bonussen en eventuele andere toeslagen’ aan [verzoekster] verschuldigd te zijn. Dit verzoek is door [verzoekster] ook niet gespecificeerd.
3.7.
Hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd, wordt, voor zover van belang voor de uitkomst van de procedure, hierna bij de beoordeling behandeld.

4..Het (voorwaardelijk) tegenverzoek van Vanad en de reactie van [verzoekster]

4.1.
Voor het geval het gegeven ontslag op staande voet wordt vernietigd, verzoekt Vanad de arbeidsovereenkomst tussen partijen op de kortst mogelijke termijn te ontbinden, zonder toekenning van de transitievergoeding en met veroordeling van [verzoekster] in de kosten van de procedure.
4.2.
[verzoekster] is zonder voorafgaand overleg en in strijd met de verplichtingen uit haar arbeidsovereenkomst naar [naam land] vertrokken en heeft herhaaldelijk geweigerd om gehoor te geven aan het verzoek van Vanad om terug te keren naar de werkvloer. [verzoekster] heeft Vanad hiermee met meerdere formele en praktische problemen geconfronteerd. [verzoekster] kan haar werkzaamheden niet op de geëigende wijze uitvoeren en maakt het Vanad onmogelijk om de door haar gestelde arbeidsongeschiktheid te (doen) onderzoeken.
4.3.
Vanad baseert haar verzoek primair op verwijtbaar handelen (e-grond), subsidiair op andere omstandigheden (h-grond), meer subsidiair op een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond) en meest subsidiair op de cumulatiegrond (i-grond). Vanad kwalificeert de handelswijze van [verzoekster] als ernstig verwijtbaar, zodat aan haar in geval van ontbinding geen transitievergoeding toekomt. Het opzegverbod wegens ziekte houdt geen verband met het ontbindingsverzoek. Herplaatsing ligt niet in de rede. Binnen Vanad - en aan haar gelieerde ondernemingen – zijn ook geen andere passende functies voorhanden.
4.4.
[verzoekster] betwist dat er een grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst bestaat. Uit de arbeidsovereenkomst volgt niet dat het [verzoekster] niet was toegestaan om haar werkzaamheden vanuit [naam land] te verrichten en [verzoekster] heeft dit ook niet zo begrepen. [verzoekster] is daarnaast niet zonder reden niet komen opdagen op afspraken. Er was sprake van ziekte. Met de bedrijfsarts heeft [verzoekster] meerdere telefonische consulten gehad. Een rapportage of plan van aanpak heeft [verzoekster] echter nimmer ontvangen. Van het een op het andere moment is het traject bij de bedrijfsarts afgekapt.
4.5.
Hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd, wordt, voor zover van belang voor de uitkomst van de procedure, hierna bij de beoordeling behandeld.

5..De beoordeling

Van de verzoeken van [verzoekster]
5.1.
Op 30 januari 2023 heeft Vanad [verzoekster] op staande voet ontslagen. Partijen twisten over de vraag of al dan niet sprake is van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet.
Het wettelijke kader met betrekking tot het ontslag op staande voet
5.2.
Ingevolge artikel 7:671 BW kan de werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer. Op grond van artikel 7:671 lid 1 sub c BW geldt die eis niet wanneer de opzegging geschiedt op grond van artikel 7:677 lid 1 BW, waarin is bepaald dat ieder der partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die dringende reden aan de wederpartij.
5.3.
Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen om tot opzegging over te kunnen gaan beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een dringende reden die een beëindiging van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt, dienen alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking te worden genomen.
Dringende reden
5.4.
[verzoekster] heeft zich primair op het standpunt gesteld dat van een dringende reden voor ontslag op staande voet geen sprake is geweest. Volgens vaste rechtspraak fixeert de in de ontslagbrief opgegeven dringende reden de ontslaggrond en bepaalt deze de rechtsstrijd, zowel ten aanzien van de feiten als ten aanzien van de verwijten. Dit betekent dat de kantonrechter in het kader van de beoordeling van de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet, enkel kan ingaan op de in de ontslagbrief van 30 januari 2023 benoemde verwijten. Uit de ontslagbrief volgt dat Vanad [verzoekster] verwijt dat zij op 30 januari 2023 niet fysiek op kantoor is verschenen voor een afspraak.
5.5.
Vast staat dat [verzoekster] niet op de afspraak van 30 januari 2023 is verschenen. Het eenmalig niet op een afspraak verschijnen is naar het oordeel van de kantonrechter niet ernstig genoeg om een dringende reden voor ontslag op staande voet op te leveren. In dit verband wordt erop gewezen dat een ontslag op staande voet een ultimum remedium is. Gezien de verstrekkende gevolgen van een ontslag dient van dit middel dan ook zeer terughoudend gebruik te worden gemaakt. Vanad heeft ter mondelinge behandeling gesteld dat [verzoekster] zich herhaaldelijk niet heeft gehouden aan redelijke oproepen van de werkgever en dat het niet verschijnen op de afspraak van 30 januari 2023 (mede) moet worden bezien in het licht van hetgeen zich voor die datum heeft afgespeeld. Voor zover Vanad ook andere omstandigheden aan het ontslag ten grondslag heeft willen leggen en/of zij heeft willen betogen dat het niet verschijnen op de afspraak van 30 januari 2023 de spreekwoordelijk ‘druppel’ voor ontslag vormde, volgt dit echter niet uit de ontslagbrief en zijn deze dan ook niet aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd. Deze andere omstandigheden kunnen dan ook niet worden meegewogen in de beoordeling van de rechtsgeldigheid van het gegeven ontslag op staande voet.
5.6.
De conclusie is dat het gegeven ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, omdat er geen sprake is van een dringende reden voor opzegging van de arbeidsovereenkomst. De op de primaire grondslag gevorderde vernietiging van de opzegging wordt daarom toegewezen. Aan de beoordeling van het subsidiaire verzoek van [verzoekster] wordt dan ook niet toegekomen.
Doorbetaling van het loon
5.7.
[verzoekster] heeft vanaf 1 november 2022 geen loon meer ontvangen van Vanad.
Ten aanzien van de periode van 1 november 2022 tot en met 30 januari 2023 heeft Vanad gesteld het salaris rechtsgeldig te hebben opgeschort. Daartoe heeft Vanad gesteld dat [verzoekster] het Vanad onmogelijk heeft gemaakt haar arbeids(on)geschiktheid te (doen) beoordelen. [verzoekster] is vertrokken naar [naam land] en weigert terug te komen naar Nederland om zich te laten onderzoeken door een de bedrijfsarts, aldus Vanad. Ter onderbouwing van haar stelling heeft Vanad verwezen naar productie 9 bij haar verweerschrift.
5.8.
De werkgever mag het loon ingevolge artikel 7:629 lid 6 BW opschorten wanneer hij niet in de gelegenheid wordt gesteld te controleren of de werknemer wel recht heeft op loon. De werknemer dient daartoe de controlevoorschriften op te volgen, mits deze a. redelijk zijn, b. schriftelijk zijn gegeven en c. voorschriften zijn die ertoe strekken de werkgever inlichtingen te verstrekken die zij nodig heeft om vast te stellen of de werknemer recht heeft op loon. Opschorten betekent dat de werkgever het loon tijdelijk inhoudt, maar dat de aanspraak daarop herleeft zodra de werknemer alsnog aan zijn verplichtingen voldoet. Voor een rechtmatige toepassing van de opschorting op grond van lid 6 moet de werkgever de werknemer daarnaast eerst waarschuwen (artikel 7:629 lid 7 BW). Hij moet de werknemer daarvan onverwijld kennis geven nadat bij hem het vermoeden is ontstaan van overtreding van de voorschriften. Laat de werkgever na onverwijld mededeling te doen na het gerezen vermoeden dat er een grond is het loon niet (geheel) door te betalen, dan kan de werkgever geen beroep meer doen op die grond.
5.9.
Vaststaat dat [verzoekster] zich op 21 oktober 2022 bij Vanad heeft ziekgemeld. Wat zich vervolgens in de periode tot aan januari 2023 heeft afgespeeld, is door partijen echter niet inzichtelijk gemaakt, althans niet onderbouwd met stukken, en is voor de kantonrechter dan ook onduidelijk gebleven.
5.10.
Hoewel de kantonrechter onderkent dat [verzoekster] het Vanad door haar verblijf in [naam land] heeft bemoeilijkt om haar arbeids(on)geschiktheid te (doen) onderzoeken, is door Vanad, hoewel dit wel op haar weg had gelegen, van haar kant niet aangetoond dat, en zo ja welke, inspanningen zij na ontvangst van de ziekmelding heeft verricht om de arbeids(on)geschiktheid van [verzoekster] vast te (doen) stellen. Derhalve kan ook niet worden vastgesteld dat, en op welke wijze, [verzoekster] de controlevoorschriften niet heeft nageleefd. Van Vanad als werkgever had verlangd mogen worden dat zij direct na de ziekmelding van [verzoekster] actie zou ondernemen door inschakeling van de bedrijfsarts alsmede dat zij [verzoekster] (schriftelijk) zou kenbaar maken aan welke controlevoorschriften zij diende te voldoen. Ook indien zij, zoals door Vanad zelf is gesteld, de ziekmelding van meet af aan als een arbeidsgeschil beschouwde en zij er vanuit ging dat [verzoekster] arbeidsgeschikt was. Het is immers niet aan de werkgever zelf om de arbeids(on)geschiktheid van de werknemer te beoordelen. [verzoekster] heeft zowel bij haar verzoekschrift alsook ter mondelinge behandeling gesteld dat zij na haar ziekmelding meerdere (telefonische/digitale) gesprekken met de bedrijfsarts heeft gehad. Ter mondelinge behandeling is door Vanad desgevraagd bevestigd dat [verzoekster] de bedrijfsarts heeft gesproken. Hoewel onduidelijk is wat de uitkomst van deze gesprekken is geweest, kan in ieder geval niet worden gesteld dat [verzoekster] in het geheel geen medewerking aan Vanad heeft verleend. Ook het niet verschijnen op de afspraak van de bedrijfsarts op 11 januari 2023 kan geen reden vormen voor de opschorting van het loon vanaf 1 november 2022.
5.11.
Naast dat door Vanad niet aan de vereisten voor opschorting uit artikel 7:629 lid 6 BW is voldaan, is evenmin gebleken dat Vanad voorafgaand aan de opschorting van het loon de in artikel 7:629 lid 7 BW genoemde waarschuwing heeft gegeven. Vanad heeft ter mondelinge behandeling weliswaar gesteld dat zij [verzoekster] vooraf heeft gewaarschuwd, maar dit is door [verzoekster] betwist en door Vanad niet onderbouwd met stukken. Van een rechtmatige opschorting is dan ook geen sprake geweest. Het voorgaande leidt ertoe dat Vanad is gehouden het loon over de periode 1 november 2022 tot en met 30 januari 2023 alsnog aan [verzoekster] te voldoen.
5.12.
Voor de periode vanaf 30 januari 2023 geldt dat door de vernietiging van de opzegging de arbeidsovereenkomst onverkort is blijven voortduren en [verzoekster] aanspraak heeft op het overeengekomen loon tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd.
5.13.
Voor de hoogte van het door Vanad aan [verzoekster] vanaf 1 november 2022 tot het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst verschuldigde salaris gaat de kantonrechter uit van de salarisspecificatie over de periode 09/2022 (productie 2 bij email van 21 juli 2023 van Vanad). Niet gesteld of gebleken is dat het in die specificatie genoemde salaris van € 1.322,03 bruto per maand niet representatief is voor de periode vanaf 1 november 2022. [verzoekster] heeft zelf geen salarisspecificaties in het geding gebracht en evenmin in haar verzoekschrift salarisbedragen genoemd.
Bonussen en andere toeslagen
5.14.
[verzoekster] heeft aanspraak gemaakt op uitbetaling van ‘bonussen en eventuele andere toeslagen waar zij nog recht op heeft’. Vanad heeft betwist bonussen en toeslagen aan [verzoekster] verschuldigd te zijn. Nu [verzoekster] dit deel van haar verzoek op geen enkele wijze heeft toegelicht en onderbouwd, is de verschuldigdheid daarvan in de onderhavige procedure ook niet komen vast te staan. Onduidelijk is immers om welke toeslagen en bonussen het concreet gaat en op basis waarvan [verzoekster] meent daarop recht te hebben. Dit deel van het verzoek wordt dan ook afgewezen.
Van de (voorwaardelijke) tegenverzoeken van Vanad
5.15.
Aangezien het ontslag op staande voet wordt vernietigd bestaat de arbeidsovereenkomst nog steeds. Daarmee is het voorwaardelijk karakter aan het door Vanad gedane tegenverzoek komen te ontvallen en ligt nu de vraag voor of er aanleiding is de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op, achtereenvolgens, de e-grond, de h-grond, de g-grond dan wel de i-grond, zoals door Vanad is betoogd en door [verzoekster] gemotiveerd is bestreden.
Het wettelijke kader met betrekking tot de ontbinding
5.16.
Uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden opgezegd indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Die eisen gelden op grond van artikel 7:671b lid 2, eerste volzin, BW ook voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter. In artikel 7:669 lid 3 BW is onder a t/m i (limitatief) omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan.
Opzegverbod bij ziekte
5.17.
[verzoekster] heeft zich op 21 oktober 2022 bij Vanad ziek gemeld en heeft ter mondelinge behandeling (desgevraagd) gesteld dat zij nog steeds ziek is. Voor zover [verzoekster] arbeidsongeschikt is, is het opzegverbod uit artikel 7:670 lid 1 BW van toepassing. Dit opzegverbod staat echter op grond van artikel 7:671b lid 6 BW de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet in de weg. Het verzoek van Vanad is gebaseerd op feiten en omstandigheden die geen verband houden met haar ziekte. Vast staat daarnaast dat [verzoekster] al in augustus 2022, zonder enig overleg met Vanad, naar [naam land] is vertrokken en dat Vanad, zodra zij hier van op de hoogte raakte, [verzoekster] meermaals (vruchteloos) heeft verzocht terug te keren naar Nederland. [verzoekster] heeft dit nagelaten en zich vervolgens, na beëindiging van de thuiswerkovereenkomst, op 21 oktober 2022 ziek gemeld.
Verwijtbaar handelen van de werknemer (e-grond)
5.18.
Aan haar ontbindingsverzoek heeft Vanad primair ten grondslag gelegd dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekster] , zodanig dat van Vanad in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669 lid 3 sub e BW).
5.19.
Het verwijtbare handelen is volgens Vanad gelegen in de handelswijze omtrent het vertrek van [verzoekster] naar [naam land] , waarbij [verzoekster] zich niet houdt aan de verplichtingen die – ingevolge de arbeidsovereenkomst – voor haar gelden.
5.20.
Partijen twisten allereerst over de vraag of het [verzoekster] op basis van de thuiswerkovereenkomst was toegestaan om naar [naam land] te vertrekken om van daar uit haar werkzaamheden voor Vanad voort te zetten. Hoewel dit niet expliciet in de thuiswerkovereenkomst staat vermeld, is de kantonrechter van oordeel dat [verzoekster] in redelijkheid had moeten begrijpen dat het de bedoeling was dat zij haar werkzaamheden vanuit een thuiswerkplek in Nederland zou verrichten. De inhoud van de thuiswerkovereenkomst verhoudt zich niet tot het uitvoeren van de werkzaamheden vanuit een ander land dan Nederland. Zo moet Vanad indien gewenst kunnen controleren of de inrichting van de thuiswerkplek van haar werknemers aan de Arbeidsomstandigheden voldoet, dient de werknemer altijd een goede internetverbinding tot zijn of haar beschikking te hebben en dient de werknemer regelmatig medewerking te verlenen aan tussentijdse evaluaties en coaching sessies. Als op de thuiswerkplek daarnaast geen mogelijkheid is om te kunnen werken, bijvoorbeeld door een slechte internetverbinding, is de werknemer verplicht om binnen het uur op een b-locatie te zijn, welke voldoet aan de eisen (dit kan kantoor zijn). Bovendien kan de thuiswerkovereenkomst te allen tijde per direct door Vanad worden beëindigd, waarna de werkzaamheden vanuit het kantoor van Vanad dienen te worden voortgezet. Naast hetgeen staat vermeld in de thuiswerkovereenkomst had [verzoekster] voorts behoren te begrijpen dat zij Vanad door haar vertrek naar [naam land] met meerdere formele en praktische problemen opzadelde. Zo heeft Vanad onder meer gewezen op de salarisbetalingen en de vraag waar welke afdrachten dienen plaats te vinden.
5.21.
[verzoekster] is, zonder voorafgaand overleg, in [naam land] gaan wonen en heeft niet voldaan aan het door Vanad herhaaldelijk gedane verzoek om terug te keren naar Nederland. Ook niet nadat de thuiswerkovereenkomst door Vanad was beëindigd. Daarvan kan [verzoekster] een verwijt worden gemaakt. Dit verwijtbare handelen is naar het oordeel van de kantonrechter in de gegeven omstandigheden echter niet zodanig ernstig dat dit een grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst oplevert. In dit kader weegt de kantonrechter mee de door [verzoekster] aangevoerde (verzachtende en niet weersproken) omstandigheden, te weten dat het ten gevolge van het overlijden van haar dochter en de omstandigheid dat zij door financiële problemen niet in haar woning in Rotterdam kon blijven wonen, mentaal slecht met haar ging en zij geen andere oplossing zag dan met haar vijf kinderen naar haar tweede woning in [naam land] te verhuizen. Niet in geschil is daarnaast dat [verzoekster] na haar vertrek naar [naam land] haar werkzaamheden nog enige tijd (zonder problemen) heeft voortgezet. Het ontbindingsverzoek op de e-grond wordt gelet op het voorgaande dan ook afgewezen.
Andere omstandigheden (h-grond)
5.22.
Aan haar ontbindingsverzoek heeft Vanad subsidiair ten grondslag gelegd dat sprake is van andere omstandigheden waarvoor van haar niet langer verwacht kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669 lid 3 sub h BW). Daartoe heeft Vanad gesteld dat duidelijk is dat [verzoekster] niet voornemens is om terug te keren naar Nederland en dat zij derhalve ook niet in de gelegenheid zal zijn om haar verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst na te komen.
5.23.
[verzoekster] is ter mondelinge behandeling verschenen. Door haar is (onweersproken) gesteld dat zij sinds juni 2023 weer in Nederland woont. Daarnaast heeft zij uitgesproken haar werkzaamheden voor Vanad, zodra zij hersteld is, graag weer te willen hervatten en dat zij voor die tijd wenst te starten met re-integratieactiviteiten. De stellingen die Vanad aan haar ontbindingsgrond ten grondslag heeft gelegd zijn, gelet op het voorgaande, niet komen vast te staan en kunnen dan ook geen reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst vormen. Ook op de subsidiaire grondslag wordt het verzoek van Vanad dus afgewezen.
Verstoorde arbeidsverhouding (g-grond)
5.24.
Vanad heeft meer subsidiair aangevoerd dat de arbeidsrelatie tussen haarzelf en [verzoekster] ernstig en duurzaam is verstoord en de arbeidsovereenkomst om die reden voor ontbinding in aanmerking komt (artikel 7:669 lid 3 sub g BW). Daartoe heeft zij gesteld geen enkel vertrouwen meer te hebben in [verzoekster] . In dit kader heeft zij erop gewezen dat de band tussen Vanad en haar medewerkers gestoeld is op vertrouwen, hetgeen ook noodzakelijk is voor de uitvoering van het bedrijf van Vanad. [verzoekster] heeft zich hier bij haar handelen geen rekenschap van gegeven.
5.25.
Zoals hiervoor onder rechtsoverweging 5.20 is geoordeeld was het [verzoekster] op basis van de thuiswerkovereenkomst niet toegestaan om haar werkzaamheden vanaf een thuiswerkplek gelegen buiten Nederland te verrichten en had zij dit ook als zodanig moeten begrijpen. Van [verzoekster] had als goed werknemer daarnaast verlangd mogen worden dat zij transparant was geweest richting Vanad door Vanad voorafgaand aan haar vertrek naar [naam land] van haar plannen op de hoogte te stellen en daarover in overleg te treden. In plaats daarvan heeft [verzoekster] pas een maand na haar vertrek naar [naam land] bij Vanad melding gedaan van haar verhuizing.
5.26.
Met haar handelen heeft [verzoekster] eigenmachtig opgetreden en is zij niet transparant geweest richting Vanad. Nadat Vanad [verzoekster] uitdrukkelijk en meermaals heeft verzocht om terug te keren naar Nederland, heeft [verzoekster] aan dit verzoek bovendien geen gehoor gegeven. Hiermee heeft [verzoekster] Vanad om meerdere formele en praktische redenen in een lastig pakket gebracht en heeft zij het vertrouwen van Vanad beschaamd. Juist in een situatie als de onderhavige, waarbij uitsluitende vanuit huis wordt gewerkt, is de arbeidsrelatie gestoeld op vertrouwen. Vanad moet er als werkgever blindelings op kunnen vertrouwen dat haar werknemers zich houden aan alle voor hen geldende verplichtingen voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst en dat zij Vanad, voor zover nodig, ook in staat stellen om aan haar verplichtingen als werkgever te voldoen. Zo moet Vanad toezicht en controle kunnen uitoefenen en in staat worden gesteld om het salaris (zonder onnodige obstakels) uit te kunnen betalen. Naar het oordeel van de kantonrechter is in het onderhavige geval sprake van een duurzaam en ernstig verstoorde arbeidsrelatie, zodanig dat van Vanad in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Nu herplaatsing niet in de rede ligt ziet de kantonrechter gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen voldoende grond om de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
5.27.
De slotsom luidt dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669 lid 3 sub g BW zal worden toegewezen. Omdat het ontbindingsverzoek op de g-grond wordt toegewezen, wordt aan de beoordeling van de meest subsidiaire grondslag (i-grond) niet meer toegekomen.
Ontbindingsdatum
5.28.
Wanneer, zoals hier het geval is, een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt ontbonden, moet voor de datum van het einde van het dienstverband in beginsel rekening worden gehouden met de tussen partijen geldende opzegtermijn. Daar kan echter van worden afgeweken, indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Niet gebleken is dat daarvan in het onderhavige geval sprake is. Het einde van de arbeidsovereenkomst zal worden bepaald op 1 oktober 2023. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure, met dien verstande dat een termijn van ten minste een maand resteert (artikel 7:671b lid 9, sub a, BW).
Verklaring voor recht
5.29.
Vanad heeft verzocht te verklaren voor recht dat [verzoekster] geen recht heeft op de wettelijke transitievergoeding.
5.30.
Aangezien geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van [verzoekster] , is Vanad op de voet van artikel 7:673 BW aan [verzoekster] een transitievergoeding verschuldigd. De door Vanad verzochte verklaring voor recht, inhoudende dat [verzoekster] geen recht heeft op de wettelijke transitievergoeding, is dan ook niet toewijsbaar.
5.31.
Hoewel juist is dat [verzoekster] in de onderhavige procedure geen aanspraak op de transitievergoeding heeft gemaakt en de transitievergoeding in deze procedure dan ook niet zal worden toegewezen, ziet de kantonrechter niet in welk belang Vanad heeft bij toewijzing van een verklaring voor recht, inhoudende dat [verzoekster] geen aanspraak op de transitievergoeding heeft. [verzoekster] heeft dit recht immers (nog) niet prijsgegeven. De door Vanad verzochte verklaring voor recht, inhoudende dat [verzoekster] geen aanspraak heeft op de transitievergoeding wordt, bij gebrek aan belang, afgewezen.
Proceskosten
5.32.
De kantonrechter ziet aanleiding om de proceskosten zowel in het verzoek van [verzoekster] als in het zelfstandig tegenverzoek van Vanad te compenseren. Iedere partij draagt daarom de eigen proceskosten.
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad
5.33.
De beschikking wordt, zoals verzocht, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

6..De beslissing

De kantonrechter:
In het verzoek van [verzoekster]
6.1.
vernietigt het op 30 januari 2023 door Vanad aan [verzoekster] gegeven ontslag op staande voet;
6.2.
veroordeelt Vanad tot betaling aan [verzoekster] van het loon van € 1.322,03 bruto per maand vanaf 1 november 2022 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
In het zelfstandig tegenverzoek van Vanad
6.3.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 oktober 2023;
In alle gevallen
6.4.
compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
6.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het meer of anders verzochte af;
Deze beschikking is gegeven door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
495