ECLI:NL:RBROT:2023:7709

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
10/046540-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het bereiden, bewerken, verwerken en aanwezig hebben van een grote hoeveelheid heroïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 juni 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van het bereiden, bewerken, verwerken en aanwezig hebben van een grote hoeveelheid heroïne, alsook van strafbare voorbereidingshandelingen. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 20 maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 15 maanden op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte op 13 en 14 februari 2023 samen met anderen betrokken was bij het versnijden van heroïne in een woning die als versnijdingspand fungeerde. De verdachte had wetenschap van de aanwezigheid van de drugs en was actief betrokken bij de voorbereidingshandelingen. De rechtbank achtte het medeplegen van de feiten bewezen, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een wezenlijke bijdrage had geleverd aan de handel in harddrugs, wat ernstige gevolgen heeft voor de volksgezondheid en andere vormen van criminaliteit met zich meebrengt. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, maar vond de opgelegde straf passend en geboden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/046540-23
Datum uitspraak: 9 juni 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01],
raadsvrouw mr. M.P. Friperson, advocaat te 's-Gravenhage.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 mei 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Uiterwijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feiten 1, 2 en 3
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte op 13 en 14 februari 2023 tezamen met anderen heroïne heeft versneden, de heroïne opzettelijk aanwezig heeft gehad en zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet. De officier van justitie wijst in dit verband op de aanwezigheid van de verdachte in het versnijdingspand, de aangetroffen foto van het versnijdingspand op de telefoon van de verdachte, overig beeldmateriaal en chatgesprekken met betrekking tot verdovende middelen die zijn aangetroffen in diezelfde telefoon en de herkenning van de verdachte op het filmpje van medeverdachte [medeverdachte01] in het pand bij een tafel waar drugs versneden worden. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het ‘voorhanden hebben van een of meerdere drugspersen’, omdat de drugspersen in de meterkast en in de tuin van de woning aan [adres02] stonden en niet aangetoond kan worden dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid daarvan.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van het onder feit 1 impliciet primair ten laste gelegde is aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte heroïne heeft versneden. Vastgesteld kan worden dat de verdachte in de betreffende woning aanwezig was, maar niet dat de verdachte enige uitvoeringshandeling heeft verricht.
Ten aanzien van het onder feit 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde en het onder feit 2 ten laste gelegde is aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk heroïne aanwezig heeft gehad. De drugs bevonden zich niet in de machtssfeer van de verdachte en hij had dan ook geen beschikkingsbevoegdheid daarover. De enkele wetenschap van de aanwezigheid van verdovende middelen in een bepaalde ruimte en de omstandigheid dat de verdachte zich daarvan niet heeft gedistantieerd, is niet zonder meer voldoende voor het (medeplegen van het) opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen.
Ten aanzien van de verweten voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet, ten laste gelegd onder feit 3, is aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte de bedoelde voorwerpen voorhanden heeft gehad. De verdachte kon niet de feitelijke macht over de bedoelde voorwerpen uitoefenen en het waren ook niet zijn voorwerpen.
Voorts wordt door de verdediging bepleit dat geen sprake is van medeplegen ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten, nu geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Voor zover de verdachte al enige bijdrage heeft geleverd aan de ten laste gelegde feiten, was die bijdrage van onvoldoende gewicht.
4.1.3.
Beoordeling
Nadat bij het Team Criminele Inlichtingen van de Eenheid Rotterdam informatie was binnengekomen dat er in de woning aan [adres02] (hierna: de woning) heroïne zou worden gemixt door [medeverdachte02] en [medeverdachte03], is de politie een onderzoek gestart waarbij de woning gedurende de periode van 26 januari 2023 tot en met 14 februari 2023 is geobserveerd. De politie heeft de woning, die werd gehuurd door [medeverdachte03], op 14 februari 2023 om 6:40 uur betreden. In de woning hing een chemische lucht en is bijna 4,9 kilogram heroïne aangetroffen, alsmede allerlei attributen en stoffen waarvan bij de politie bekend is dat deze gebruikt worden bij het bewerken van verdovende middelen. Gelet op hetgeen in de woning is aangetroffen, stelt de rechtbank vast dat de woning fungeerde als een zogeheten versnijdingspand. Op het moment dat de politie de woning betrad, zijn er vier mannen via de tuin uit de woning gevlucht. Zij zijn kort daarna in tuinen van aangrenzende panden aangehouden. Het betreft: de medeverdachten [medeverdachte02], [medeverdachte03] en [medeverdachte01] en de verdachte.
Op de telefoon van de medeverdachte [medeverdachte01] heeft de politie een filmpje aangetroffen dat hij die nacht in de woning heeft gemaakt. Hierop is onder andere een tafel zichtbaar, waarop elf doorzichtige plastic zakken met daarin bruin poeder liggen. Vervolgens komen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte02] in beeld die aan een andere tafel staan. Op die tafel lag eveneens een berg bruin poeder. Tijdens de doorzoeking is bruin poeder op de tafels aangetroffen. Dit is later door het NFI onderzocht en er is vastgesteld dat dit heroïne betreft.
De medeverdachten [medeverdachte02] en [medeverdachte03] hebben, voor zover hier relevant, bij de politie bekend dat zij zich op 13 en 14 februari 2023 schuldig hebben gemaakt aan het versnijden van heroïne.
De verdachte heeft verklaard dat hij in de avond van 13 februari 2023 naar de woning van medeverdachte [medeverdachte03] is gegaan om daar te verblijven, omdat hij geen dak boven zijn hoofd had. Toen hij de woning binnenkwam, zag hij direct wat er aan de hand was en dat er drugs versneden werden. Hij zag emmers, zeven en gasbranders. De medeverdachte [medeverdachte03] kreeg in de woning instructies van een andere persoon. De verdachte werd enthousiast door de situatie en heeft vragen gesteld aan medeverdachte [medeverdachte02] over de bereiding van drugs. Hij heeft ook drugs vastgehouden, wat te zien is op het gemaakte filmpje door medeverdachte [medeverdachte01].
Op de telefoon van de verdachte is een foto aangetroffen die op 14 februari 2023 om 05:25:21 uur is verstuurd met de applicatie ‘Signal’, waarop de woonkamer van de woning te zien is. Op de foto is zichtbaar dat de medeverdachte [medeverdachte03] drugs aan het versnijden is en er bevinden zich meerdere plastic zakken en bruin poeder op de tafels.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van verdovende middelen en dat men bezig was met het versnijden van deze drugs.
De personen die verantwoordelijk zijn voor het bewerken van de verdovende middelen hebben belang bij het feit dat personen die niets met (het bewerken van) de verdovende middelen te maken hebben, geen toegang tot de desbetreffende woning kunnen krijgen. De rechtbank gaat daarom ervan uit dat de verdachte niet slechts in de woning aanwezig was om een dak boven zijn hoofd te hebben in een woning van iemand die hij verder niet kende.
Uit zijn aanwezigheid in die nacht volgt in ieder geval betrokkenheid van de verdachte bij de aangetroffen partij heroïne en uit de bewijsmiddelen volgt tevens dat hij daarover beschikkingsmacht had. In dit verband wordt nog gewezen op de beelden waarop te zien is dat de verdachte met een medeverdachte aan een versnijdingstafel staat en zijn eigen verklaring dat hij daarbij drugs in handen heeft gehad.
Dit alles maakt dat de rechtbank – anders dan de verdediging – van oordeel is dat de verdachte het opzet – op zijn minst in voorwaardelijke zin – heeft gehad op het voorhanden hebben van bijna 4,9 kilogram heroïne en op het bewerken van deze verdovende middelen.
De rechtbank acht het verrichten van voorbereidingshandelingen eveneens bewezen. De verdachte heeft immers, gelet op voorgaande, zichzelf gelegenheid en middelen verschaft tot het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet.
Medeplegen
Met de officier van justitie – en anders dan de verdediging – is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde ‘medeplegen’ onder de feiten 1, 2 en 3 is bewezen. Er waren meerdere personen aanwezig in het versnijdingspand in de nacht van 13 op 14 februari 2023 en de medeverdachten [medeverdachte02] en [medeverdachte03] hebben bekend dat zij de aangetroffen heroïne opzettelijk aanwezig hadden, hebben versneden en diverse strafbare voorbereidingshandelingen hebben gepleegd. Gelet op voorgaande overwegingen, kan het niet anders zijn dan dat de verdachte met geen ander doel in die woning was dan om drugs te versnijden. Het filmpje op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte01] draagt daaraan bij. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
4.1.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hierna opgenomen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van
13tot en met 14 februari 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bereid en bewerkt en verwerkt , in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 14 februari 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1.238,2 gram en 2.417 gram en 1.2
28,6 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op of omstreeks 14 februari 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken
enverwerkenvan heroïne , een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I- zich gelegenheid
enmiddelen tot het plegen van dat feit heeft
verschaft.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de eendaadse samenloop van:
feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
en
feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
en
feit 3:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan het opzettelijk bereiden, bewerken en verwerken van een grote hoeveelheid verdovende middelen vanuit een versnijdingspand. De verdachte heeft daarbij bijna 4,9 kilogram heroïne aanwezig gehad en voorbereidingshandelingen verricht met betrekking tot het bereiden van heroïne. De verdachte heeft hiermee een wezenlijke bijdrage geleverd aan de handel in deze verdovende middelen.
Dit zijn ernstige feiten. Harddrugs zijn voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen. Door de verspreiding van harddrugs en het gebruik ervan wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat dit dikwijls gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. Dit varieert van lichte verwervingscriminaliteit tot zware criminaliteit zoals geweldsmisdrijven.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, in 2017 en 2019, is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de LOVS-oriëntatiepunten.
De rechtbank komt uit op een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. Enerzijds omdat de rechtbank rekening houdt met de LOVS-oriëntatiepunten en niet uitgaat van de richtlijnen van het Openbaar Ministerie. Anderzijds omdat de rol die de verdachte had in verhouding tot de medeverdachten aanleiding geeft om de strafmaat ten opzichte van de eis te matigen.
De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf gelijk te stellen aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten met hieraan gekoppeld eventueel een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank is van oordeel dat daarvoor, gelet op het voorgaande, geen aanleiding bestaat.
De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen iPhone wit onder goednummer 6529684 terug te geven aan de verdachte. De verdediging heeft zich hierbij aangesloten.
8.2.
Beoordeling
Nu het strafvorderlijk belang het verder in beslag houden van de iPhone wit niet langer vordert, zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van: iPhone wit (goednummer 6529684).
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. L. Stevens en J.H.J. Verbaan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.M. van der Vleuten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 26 januari 2023 tot en met 14 februari 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 14 februari 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1.238,2 gram en/of 2.417 gram en/of 1.288,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 14 februari 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van heroïne en/of cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door het voorhanden hebben van een of meerdere drugspersen, weegschalen, zeven en/of gasbranders.