ECLI:NL:RBROT:2023:7708

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
10/046555-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van voorbereidingshandelingen en veroordeling voor het aanwezig hebben van heroïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 juni 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van heroïne, alsook van strafbare voorbereidingshandelingen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de voorbereidingshandelingen, maar hem wel veroordeeld voor het in vereniging aanwezig hebben van bijna 4,9 kilogram heroïne. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden op. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de opzettelijke aanwezigheid van de heroïne, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de voorbereidingshandelingen. De verdachte had ontkend betrokken te zijn geweest bij het versnijden van de heroïne, maar de rechtbank concludeerde dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen in de woning waar hij zich bevond. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn instabiele werk- en inkomenssituatie en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/046555-23
Datum uitspraak: 9 juni 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01],
raadsman mr. H.L. Heemskerk, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 mei 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Uiterwijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het over de verdachte opgestelde reclasseringsrapport van 28 april 2023.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunten
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte op 13 en 14 februari 2023 tezamen met anderen heroïne heeft versneden. De verklaring van de verdachte dat hij op uitnodiging van medeverdachte [medeverdachte01] in de woning is geweest om de volgende ochtend samen naar Parijs te gaan en dat hij niets met de aangetroffen drugs te maken had, is niet aannemelijk geworden. Het kan niet anders zijn dan dat de aanwezigheid van de verdachte die avond en nacht wordt verklaard door het feit dat hij een rol heeft gespeeld in het versnijden van heroïne. De verdachte had de aangetroffen heroïne ook opzettelijk aanwezig op 14 februari 2023 nu hij de wetenschap hiervan had én het binnen zijn beschikkingsmacht lag. Gelet op zijn betrokkenheid heeft de verdachte zich als medepleger schuldig gemaakt aan strafbare voorbereidingshandelingen ten aanzien van heroïne. De verdachte dient partieel te worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van een of meerdere drugspersen, nu de drugspersen in de meterkast en in de tuin van de woning stonden en niet aangetoond kan worden dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid daarvan.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat op basis van dit dossier niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van strafbare voorbereidingshandelingen. Het politieonderzoek is daarvoor te beperkt geweest. Ook kan de verdachte niet als medepleger worden aangemerkt, omdat niet van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen is gebleken. De verdachte was aanwezig in het pand en heeft alleen een filmpje met zijn telefoon gemaakt, zodat hoogstens tot een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van de aangetroffen heroïne kan worden gekomen omstreeks 14 februari 2023. De verdediging heeft zich op dat punt dan ook gerefereerd. Voor het overige dient vrijspraak te volgen.
4.2.
Beoordeling
Nadat bij het Team Criminele Inlichtingen van de Eenheid Rotterdam informatie was binnengekomen dat er in de woning aan [adres02] (hierna: de woning) heroïne zou worden gemixt door [medeverdachte02] en [medeverdachte01], is de politie een onderzoek gestart waarbij de woning gedurende de periode van 26 januari 2023 tot en met 14 februari 2023 is geobserveerd. De politie heeft de woning, die werd gehuurd door
[medeverdachte01], op 14 februari 2023 om 6:40 uur betreden. In de woning hing een chemische lucht en is bijna 4,9 kilogram heroïne aangetroffen, alsmede allerlei attributen en stoffen waarvan bij de politie ambtshalve bekend is dat deze gebruikt worden bij het bewerken van verdovende middelen. Gelet op hetgeen in de woning is aangetroffen, stelt de rechtbank vast dat de woning fungeerde als een zogeheten versnijdingspand. Op het moment dat de politie de woning betrad, zijn er vier mannen via de tuin uit de woning gevlucht. Zij zijn kort daarna in tuinen van aangrenzende panden aangehouden. Het betreft de medeverdachten
[medeverdachte02], [medeverdachte01] en [medeverdachte03] en de verdachte.
Op de telefoon van de verdachte heeft de politie een filmpje aangetroffen. Hierop is te zien dat de verdachte zichzelf die nacht in de woning filmt. Verder is er een tafel zichtbaar, waarop elf doorzichtige plastic zakken met daarin bruin poeder liggen. Vervolgens komen de twee medeverdachten [medeverdachte02] en [medeverdachte03] in beeld die aan een andere (versnijdings-)tafel staan. Op die tafel lag eveneens een berg bruin poeder. Tijdens de doorzoeking is bruin poeder op de tafels aangetroffen. Dit is later door het NFI onderzocht en er is vastgesteld dat dit heroïne betreft.
De verdachte heeft verklaard dat hij in de nacht van 13 op 14 februari 2023 op uitnodiging van medeverdachte [medeverdachte01] naar diens woning is gegaan. Binnen heeft hij op medeverdachte [medeverdachte01] gewacht, omdat zij samen in de vroege ochtend naar Parijs zouden vertrekken om te winkelen. In de woning zag de verdachte dingen die niet hoorden en hij wist dat het geen zuivere koffie was. De verdachte is gevlucht, omdat hij enorm was geschrokken toen de politie binnenviel en hij wist dat hij op een grimmige plek was waar hij niet hoorde te zijn. De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij het versnijden van de heroïne.
De medeverdachten [medeverdachte02] en [medeverdachte01] hebben, voor zover hier relevant, bij de politie bekend dat zij zich op 13 en 14 februari 2023 schuldig hebben gemaakt aan het versnijden van heroïne. Over de rol van de verdachte hierbij heeft [medeverdachte01] bij de rechter-commissaris verklaard dat de verdachte in de woning was op uitnodiging van medeverdachte [medeverdachte01], omdat zij op 14 februari 2023 samen naar Parijs zouden gaan om een pak te kopen. De verdachte had niks te maken met het bewerken van de drugs in de woning.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de verdovende middelen. Deze middelen, versnijdingsmiddelen en verschillende attributen gelieerd aan het bewerken van verdovende middelen lagen zichtbaar in de woonkamer en de verdachte heeft hierover ook verklaard dat hij wist dat het geen zuivere koffie was. Bovendien moet de verdachte ook de chemische lucht hebben geroken, waarover de politie bij binnentreden van de woning heeft gerelateerd.
Zoals hiervoor overwogen betrof de woning een “versnijdingspand”. De personen die verantwoordelijk zijn voor het bewerken van de verdovende middelen hebben belang bij het feit dat degenen die niets met deze activiteiten te maken hebben, geen toegang tot de desbetreffende woning krijgen. De rechtbank gaat daarom ervan uit dat de verdachte niet slechts in de woning aanwezig was om medeverdachte [medeverdachte01] op te halen om samen naar Parijs te gaan. Uit zijn aanwezigheid in die nacht volgt in ieder geval betrokkenheid van de verdachte bij de aangetroffen partij heroïne en daarmee ook de beschikkingsmacht over die heroïne. Het in vereniging opzettelijk aanwezig hebben van bijna 4,9 heroïne in die bewuste nacht kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden.
Dat ligt anders ten aanzien van de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte (op enig moment) in de periode van 26 januari 2023 tot en met 14 februari 2023 heroïne heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd. Voor het vaststellen van beschikkingsmacht, ook voor wat betreft het handelen ‘tezamen en in vereniging met de medeverdachten’, bevat het dossier onvoldoende bewijs. Het op afstand filmen van de andere medeverdachten is hiervoor in ieder geval onvoldoende. De verdachte zal van het onder feit 1 impliciet primair en het onder feit 3 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
4.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen bijna 4,9 kilogram heroïne opzettelijk aanwezig heeft gehad. De verdachte zal van het overige worden vrijgesproken.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op of omstreeks 14 februari 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 14 februari 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1.238,2 gram en 2.417 gram en 1.2
28,6 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de eendaadse samenloop van:
feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
en
feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van bijna 4,9 kilogram heroïne. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid heroïne moet deze wel bestemd zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verdachte heeft aldus een bijdrage geleverd aan de handel in deze verdovende middelen.
Harddrugs zijn voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen. Door de verspreiding van harddrugs en het gebruik ervan wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat dit dikwijls gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. Dit varieert van lichte verwervingscriminaliteit tot zware criminaliteit zoals geweldsmisdrijven.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
De rechtbank heeft kennisgenomen van het over de verdachte opgemaakte rapport door Reclassering Nederland, gedateerd 28 april 2023. Dit rapport houdt samengevat het volgende in.
De werk- en inkomenssituatie van de verdachte is al jarenlang instabiel en hij beschikte in de maanden voor zijn aanhouding niet over een inkomen. Hij heeft daarnaast ook schulden. De verdachte lijkt het bespreken van zijn problemen op het gebied van zijn werk, inkomen en schulden en het (constructief) aanpakken daarvan enigszins te vermijden. Tot op heden heeft hij hier ook geen professionele hulp bij gehad of gevraagd. Verder wordt opgemerkt dat de verdachte geen duidelijk afwijzende houding heeft ten opzichte van crimineel gedrag en dat hij ook sociale contacten heeft met mensen die zich niet altijd aan wet- en regelgeving houden. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld-hoog.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de LOVS-oriëntatiepunten.
De rechtbank komt uit op een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. Enerzijds omdat de rechtbank de verdachte vrijspreekt van het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde en het onder 3 ten laste gelegde feit. Anderzijds omdat de rol die de verdachte had in verhouding tot de medeverdachten aanleiding geeft om de strafmaat ten opzichte van de eis aanzienlijk te matigen.
De verdediging heeft verzocht een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen en het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf gelijk te stellen aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten. Gelet op de ernst van de feiten bestaat daarvoor geen aanleiding. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte evenmin aanleiding voor een voorwaardelijk deel en bijzondere voorwaarden.
De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen iPhone rood onder goednummer 6529572 terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Beoordeling
Nu het strafvorderlijk belang het verder in beslag houden van de iPhone rood niet langer vordert, zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 55 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 impliciet primair en onder 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 impliciet subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van: iPhone rood (goednummer 6529572).
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. L. Stevens en J.H.J. Verbaan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.M. van der Vleuten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 26 januari 2023 tot en met 14 februari 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 14 februari 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1.238,2 gram en/of 2.417 gram en/of 1.288,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 14 februari 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van heroïne en/of cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door het voorhanden hebben van een of meerdere drugspersen, weegschalen, zeven en/of gasbranders.