ECLI:NL:RBROT:2023:7707

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
10/041926-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het bereiden, bewerken, verwerken en aanwezig hebben van een grote hoeveelheid heroïne en het medeplegen van strafbare voorbereidingshandelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 juni 2023 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van het bereiden, bewerken, verwerken en aanwezig hebben van een grote hoeveelheid heroïne, alsook van strafbare voorbereidingshandelingen. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en had een raadsman, mr. M. de Reus. De officier van justitie, mr. J.B. Uiterwijk, had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde anders. Na het onderzoek op de terechtzitting, waarin de bewijsvoering werd besproken, kwam de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk had gehandeld in strijd met de Opiumwet. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte in de periode van 26 januari tot en met 14 februari 2023 te Rotterdam, samen met anderen, opzettelijk een aanzienlijke hoeveelheid heroïne had bereid en bewerkt. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 20 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een wezenlijke bijdrage had geleverd aan de handel in verdovende middelen, wat ernstige gevolgen heeft voor de maatschappij. De rechtbank besloot ook tot de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte, waaronder een iPhone en een Rolex.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/041926-23
Datum uitspraak: 9 juni 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01],
raadsman mr. M. de Reus, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 mei 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Uiterwijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
Anders dan de officier van justitie heeft betoogd, acht de rechtbank op grond van het dossier niet bewezen dat de verdachte reeds voor de nacht van 13 op 14 februari 2023 betrokken is geweest bij het versnijden van heroïne in het pand aan [adres02]. Het enkele feit dat deze woning sinds december 2022 op zijn naam stond, is daarvoor onvoldoende.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van
13tot en met 14 februari 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bereid en bewerkt en verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 14 februari 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken en verwerkenvan heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I- zich en een ander gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit heeft verschaft,
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders, wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door het voorhanden hebben van meerdere drugspersen, weegschalen, zeven en gasbranders;
3.
hij op of omstreeks 14 februari 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1.238,2 gram en 2.417 gram en 1.2
28,6 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de eendaadse samenloop van:
feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
en
feit 2:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich en een ander gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
en
feit 3:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan het opzettelijk bereiden, bewerken en verwerken van een grote hoeveelheid verdovende middelen vanuit zijn woning, die was ingericht als versnijdingspand. De verdachte heeft daarbij bijna 4,9 kilogram heroïne aanwezig gehad en voorbereidingshandelingen verricht met betrekking tot het versnijden daarvan. De verdachte heeft hiermee een wezenlijke bijdrage geleverd aan de handel in verdovende middelen.
Dit zijn ernstige feiten. De handel in en het gebruik van harddrugs leiden tot veel problemen in de maatschappij. Harddrugs leiden veelal, direct en indirect, tot vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ernstige geweldscriminaliteit en het witwassen van geld dat met de handel wordt verdiend. Daarnaast brengt het gebruik van heroïne grote gezondheidsrisico’s met zich mee. Heroïne is namelijk een sterk verslavende harddrug en heeft bij regelmatig gebruik schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen. De verdachte heeft hiervoor geen oog gehad en was kennelijk enkel uit op eigen financieel gewin. De rechtbank weegt dit mee.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, in 2017 en 2018, is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapport
De rechtbank heeft kennisgenomen van het over de verdachte opgemaakte rapport door Reclassering Nederland, gedateerd 12 mei 2023. Dit rapport houdt samengevat het volgende in.
Op praktisch gebied lijkt de verdachte zijn leven goed op orde te hebben. Hij heeft een eigen woning, een stabiel inkomen en geen noemenswaardige schulden. Van een pro-crimineel sociaal netwerk zou volgens de verdachte geen sprake zijn, maar gezien de tenlastelegging zijn hier twijfels over. Van overmatig middelengebruik lijkt geen sprake te zijn, noch zouden er problemen zijn op psychosociaal gebied. Ondanks dat de verdachte zegt open te staan voor reclasseringsbemoeienis zegt hij ook dat hij problemen zelf zal moeten oplossen.
Het risico op recidive wordt ingeschat als laag.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de LOVS-oriëntatiepunten. De rechtbank komt hierbij uit op een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.
De verdediging heeft verzocht om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte echter geen aanleiding voor een voorwaardelijk deel of voor eventueel daaraan te koppelen bijzondere voorwaarden.
De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 20 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen iPhone wit onder goednummer 6529689 en de Rolex onder goednummer 6530387 terug te geven aan de verdachte. De verdediging heeft zich hierbij aangesloten.
8.2.
Beoordeling
Nu het strafvorderlijk belang het verder in beslag houden van de iPhone wit met goednummer 6529689 en de Rolex niet langer vordert, zal een last worden gegeven tot teruggave van die goederen aan de verdachte.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van:
1. iPhone wit (goednummer 6529689)
2. Rolex (goednummer 6530387).
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. L. Stevens en J.H.J. Verbaan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.M. van der Vleuten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 26 januari 2023 tot en met 14 februari 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 14 februari 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van heroïne en/of cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door het voorhanden hebben van een of meerdere drugspersen, weegschalen, zeven en/of gasbranders;
3
hij op of omstreeks 14 februari 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1.238,2 gram en/of 2.417 gram en/of 1.288,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.