ECLI:NL:RBROT:2023:7697

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
10/068416-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak en diefstal in vereniging met valse sleutels

Op 29 juni 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 7 maart 2023 samen met een medeverdachte betrokken was bij een woninginbraak en meerdere diefstallen. De verdachte heeft bekend de woning van de aangever te zijn binnengegaan en daaruit een jas, contant geld, een bankpas en een portemonnee te hebben weggenomen. Tevens heeft hij samen met de medeverdachte geld gepind met een gestolen bankpas en een portemonnee van een andere aangeefster gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/068416-23
Datum uitspraak: 29 juni 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01],
raadsman mr. E.W.B. van Twist, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 juni 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K.P. Mandos heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde (woninginbraak, diefstal en tweemaal geld pinnen met een gestolen pinpas);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met daarbij de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 2 (geld pinnen met een gestolen pinpas)
Het ten laste gelegde onder feit 2 is door de verdachte bekend en de verdediging heeft zich ten aanzien van dat feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feiten 1, 3 en 4
4.2.1.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde is door de verdediging aangevoerd dat de braak niet bewezen kan worden. De deur stond volgende de verdachte op een kier. Daarnaast kan het medeplegen niet bewezen worden. De verdachte heeft de insluiping alleen gepleegd en heeft zijn broer, de medeverdachte [medeverdachte01] (hierna ook: [medeverdachte01]), achtergelaten in de portiek.
De raadsman heeft voorts vrijspraak bepleit van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten, omdat de verdachte de feiten niet zelf heeft gepleegd en evenmin als medepleger kan worden aangemerkt. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte zich van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft gedistantieerd en de medeverdachte [medeverdachte01] heeft achtergelaten bij de aangeefster om de situatie af te handelen. Er kan daarom niet worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking. Vervolgens zijn de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] weliswaar samen weggelopen en naar [naam eethuis01] gegaan, maar daar heeft de verdachte enkel met contant geld een blikje Red Bull gekocht. De verdachte was dus wel aanwezig in het desbetreffende eethuis, maar heeft geen gebruik gemaakt van de portemonnee en de bankpas die de medeverdachte [medeverdachte01] in zijn handen had. Ook hier ontbreekt de vereiste samenwerking om te kunnen spreken van medeplegen.
4.2.2.
Beoordeling
Feit 1 (woninginbraak)
Vaststaande feiten
Op grond van het dossier stelt de rechtbank vast dat in de vroege ochtend van 7 maart 2023 uit de woning van de aangever [aangever01] aan de [adres02] een jas met bontkraag met daarin negen coupures van vijftig euro, een portemonnee, een oranje bankpas van ING, een Bulgaarse ID-kaart van [naam01] en een pakje sigaretten zijn weggenomen (
feit 1). Dezelfde dag om 07.26 uur wordt er met de weggenomen bankpas een bedrag van 4,50 euro gepind bij de Maashaven Rotterdam en om 09.04 uur en 09.09 uur is tweemaal veertig euro bij Albert Heijn op het Zuidplein te Rotterdam gepind (
feit 2). De aangever heeft verklaard dat het slot van zijn voordeur geforceerd was. In het dossier bevinden zich foto’s van de voordeur waarop beschadigingen te zien zijn.
De camerabeelden van Cameratoezicht en beelden van een Ring deurbel aan [adres03] zijn bekeken door de politie. Hierop is te zien dat de verdachte om 05.13 uur komt aanlopen met een koffer in zijn rechterhand en een voorwerp dat op een schroeftol lijkt in zijn linkerhand. De verdachte loopt vervolgens richting de portiek van [adres04] en verdwijnt dan uit beeld. De verdachte wordt gevolgd door medeverdachte [medeverdachte01], die ook de portiek ingaat en uit beeld verdwijnt. Negen minuten later komen zij samen de portiek weer uitgelopen. De verdachte loopt voorop en heeft nu een jas aan met vermoedelijk een bontkraag, die hij voordat hij de portiek inging, niet aanhad. De medeverdachte [medeverdachte01] loopt achter hem aan.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft bekend op 7 maart 2023 de woning aan [adres02] binnen te zijn gegaan en uit de woning een jas, waarin bankbiljetten en een bankpas zaten, en een pakje sigaretten te hebben weggenomen. Daarnaast heeft de verdachte verklaard de gehele dag op pad te zijn geweest met zijn broer, de medeverdachte [medeverdachte01].
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de hiervoor weergegeven vaststaande feiten en de bewijsmiddelen (de aangifte, de camerabeelden en de verklaring van de verdachte) dat zij samen de portiek van de woning aan [adres02] zijn ingegaan en dat de verdachte op dat moment zichtbaar gereedschap bij zich droeg. Tevens is gebleken dat de voordeur van de woning is geforceerd. Op grond daarvan stelt de rechtbank vast dat er sprake is geweest van inbraak.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde ‘medeplegen’ onder feit 1 ook kan worden bewezen. Zoals de verdachte ook op de zitting heeft verklaard en op de beelden is waar te nemen, zijn de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] samen de portiek ingegaan. Vervolgens is de voordeur geforceerd en komen zij na negen minuten gezamenlijk weer de portiek uitgelopen. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zijn broer heeft achtergelaten in de portiek en alleen de woning is binnengetreden. Zelfs al zou die verklaring worden gevolgd, dan blijkt uit de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden nog steeds dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte. De rechtbank acht het ten laste gelegde medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
Feiten 3 en 4 (diefstal portemonnee en geld pinnen met een gestolen pinpas)
Vaststaande feiten
Uit het dossier volgt dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] op diezelfde 7 maart 2023 rond 12.00 aan de Dordtselaan te Rotterdam met de aangeefster [aangeefster01] hebben gesproken. De aangeefster heeft aangifte gedaan van diefstal van haar roze portemonnee. De medeverdachte [medeverdachte01] is omstreeks 12:10 uur aangehouden op het Oleanderplein te Rotterdam. Na de aanhouding van de medeverdachte [medeverdachte01] zijn bij zijn fouillering onder andere een roze portemonnee, een rijbewijs op naam van [aangeefster01], ABN AMRO-bankpassen op naam van [aangeefster01] en [naam02] en twee biljetten van tien euro aangetroffen.
De medeverdachte [medeverdachte01] heeft bekend de roze portemonnee (met inhoud) uit de tas van de aangeefster te hebben gepakt en dat hij met een blauwe ABN AMRO-pas, afkomstig uit die gestolen portemonnee, geld heeft gepind.
De aangeefster heeft verklaard dat op straat twee mannen op haar af liepen en haar vroegen om de vijftig euro. Zij heeft gezien dat één van die twee mannen daarna haar roze portemonnee uit haar tas pakte. Zij hoorde hen zeggen: “als je mijn vijftig euro teruggeeft, dan krijg je de portemonnee terug, anders niet”. Daarop heeft zij gereageerd dat zij geen geld voor hen had, waarna ze zag dat de twee mannen wegliepen met haar portemonnee met daarin onder andere de bankpas van haar partner [naam02]. Later heeft de aangeefster in een aanvullend verhoor verklaard dat haar partner op internetbankieren had gezien dat er op 7 maart 2023 om 12.03 uur 22 euro is gepind met zijn bankpas bij [naam eethuis01] aan de Dordtselaan te Rotterdam.
De getuige [getuige01] heeft verklaard dat zij zag dat twee mannen achter een vrouw aanliepen op de Dordtselaan en haar ook aanspraken. Ze zag dat één van de mannen een klein roze/rood voorwerp van de vrouw afpakte en dat de vrouw geschrokken was. De mannen en de vrouw kregen vervolgens ruzie.
Camerabeelden
De politie heeft de camerabeelden van [naam eethuis01] bekeken. Daarop is te zien dat om 12.00.59 uur de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] samen het eethuis in komen lopen en voor de balie gaan staan. De medeverdachte [medeverdachte01] haalt meerdere keren een bankpasje tevoorschijn en probeert daarmee een transactie te doen. Tevens is te zien dat de medeverdachte [medeverdachte01] meerdere bankpasjes en de gestolen roze portemonnee in zijn handen heeft. Vervolgens is zichtbaar dat de medewerker van [naam eethuis01] de kassa opent en twee briefjes daaruit haalt. Te zien is dat de verdachte ook een bankpas tevoorschijn haalt en een poging doet om een geldbedrag op te nemen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank kan het ten laste gelegde medeplegen onder de feiten 3 en 4 worden bewezen. De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] waren samen op pad en uit de getuigenverklaring en de verklaring van de aangeefster blijkt dat zij samen de aangeefster hebben aangesproken en bij haar waren op het moment dat de medeverdachte [medeverdachte01] de portemonnee uit de tas van de aangeefster pakte.
Vervolgens zijn beide verdachten – wederom gezamenlijk – naar het eethuis gegaan. Op de camerabeelden is te zien dat beide verdachten in het eethuis bezig zijn bij de kassa, dat de medeverdachte [medeverdachte01] de roze portemonnee in zijn handen heeft en dat zij samen aan het pinnen zijn met een hoeveelheid pasjes.
De rechtbank is op grond daarvan van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01]; zij hebben middels genoemde gedragingen ieder een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan de twee ten laste gelegde delicten. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hierna opgenomen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 7 maart 2023 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander
uiteen woning gelegen aan de [adres02], een (dames)jas en (uit die jas) contant geld (9 briefjes van 50 euro) en een ING bankpas, een portemonnee, een identiteitskaart, en een pakje sigaretten,
die aan [aangever01] en/of [naam01] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen geld en
diegoederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak ;
2.
hij op meerdere tijdstippen op 7 maart 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, geldbedragen van 4.50 euro, 40 euro en 40 euro, die aan [aangever01] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen gelbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door telkens contactloos te betalen met een van diefstal afkomstige bankpas op naam van het bedrijf van die [aangever01], te weten [bedrijf01];
3.
hij op 7 maart 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, een roze portemonnee met daarin (onder meer) ABN-AMRO-bankpassen en een rijbewijs, die aan [aangeefster01] en [naam02] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op 7 maart 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag van 22 euro, dat aan [naam02] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door in [naam eethuis01] contactloos te betalen met een van diefstal afkomstige bankpas op naam van die [naam02].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 4º en 5º, van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheden;
feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 4:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op 7 maart 2023 samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Hierbij zijn een jas, sigaretten en een portemonnee met inhoud weggenomen. De daders zijn de woning in de vroege ochtend binnengegaan door de voordeur te forceren, terwijl de bewoners daar lagen te slapen. Woninginbraken zijn ernstige feiten die niet alleen overlast en schade veroorzaken, maar ook gevoelens van onveiligheid veroorzaken bij de bewoners van de woning in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen. Een woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen en waar spullen veilig moeten kunnen worden opgeborgen. De verdachte heeft zich hier kennelijk niet om bekommerd.
Vervolgens heeft de verdachte zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan diefstal van geldbedragen van het slachtoffer, door telkens contactloos te pinnen met de eerder gestolen bankpas. Later op diezelfde dag heeft de verdachte zich wederom gezamenlijk met de medeverdachte schuldig gemaakt aan een diefstal van een portemonnee met inhoud en daarmee opnieuw een slachtoffer gemaakt. Daarnaast heeft hij zich samen met de medeverdachte wederom schuldig gemaakt aan diefstal van een geldbedrag door contactloos te pinnen met in de portemonnee aangetroffen bankpas.
De verdachte heeft met zijn handelen geen respect getoond voor de eigendommen van de aangever en de aangeefster en slechts oog gehad voor zijn eigen financiële voordeel. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 mei 2023 blijkt dat de verdachte eerder dit jaar is veroordeeld voor een soortgelijk strafbare feit. De rechtbank weegt dit in het nadeel van de verdachte mee.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Dit maakt dat aan de verdachte een gevangenisstraf van na te noemen duur zal worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest – zoals bepleit door de verdediging – geen recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank ziet – met de officier van justitie en de raadsman – wel het belang van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, met oplegging van de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
2 (twee) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarde:
de veroordeelde zal zich, gedurende de proeftijd, melden bij Reclassering Nederland, op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling dat noodzakelijk vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. F. van Buchem en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.M. van der Vleuten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 7 maart 2023 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning gelegen aan de [adres02], alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende
bevond(en), een (dames)jas en/of (uit die jas) contant geld (9 briefjes van 50 euro) en/of een ING bankpas, een portemonnee, een identiteitskaart, en/of een pakje sigaretten,
in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [aangever01] en/of [naam01], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2
hij op meerdere tijdstippen op of omstreeks 7 maart 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, geldbedragen van 4.50 euro, 40 euro en 40 euro, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [aangever01] en/of [naam01], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat/die weg te nemen gelbedragen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door telkens contactloos te betalen met een van diefstal afkomstige bankpas op naam van het bedrijf van die [aangever01] en/of [naam01], te weten [bedrijf01];
3
hij op of omstreeks 7 maart 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een roze portemonnee met daarin (onder meer) een of meer Abn-AMRO-bankpassen en/of een rijbewijs, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangeefster01] en/of [naam02], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op of omstreeks 7 maart 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van 22 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangeefster01] en/of [naam02], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat/die weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door in [naam eethuis01] contactloos te betalen met een van diefstal afkomstige bankpas op naam van die [aangeefster01] en/of [naam02].