4.2.1.Standpunt verdediging
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde is door de verdediging aangevoerd dat de braak niet bewezen kan worden. De deur stond volgende de verdachte op een kier. Daarnaast kan het medeplegen niet bewezen worden. De verdachte heeft de insluiping alleen gepleegd en heeft zijn broer, de medeverdachte [medeverdachte01] (hierna ook: [medeverdachte01]), achtergelaten in de portiek.
De raadsman heeft voorts vrijspraak bepleit van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten, omdat de verdachte de feiten niet zelf heeft gepleegd en evenmin als medepleger kan worden aangemerkt. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte zich van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft gedistantieerd en de medeverdachte [medeverdachte01] heeft achtergelaten bij de aangeefster om de situatie af te handelen. Er kan daarom niet worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking. Vervolgens zijn de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] weliswaar samen weggelopen en naar [naam eethuis01] gegaan, maar daar heeft de verdachte enkel met contant geld een blikje Red Bull gekocht. De verdachte was dus wel aanwezig in het desbetreffende eethuis, maar heeft geen gebruik gemaakt van de portemonnee en de bankpas die de medeverdachte [medeverdachte01] in zijn handen had. Ook hier ontbreekt de vereiste samenwerking om te kunnen spreken van medeplegen.
4.2.2.Beoordeling
Vaststaande feiten
Op grond van het dossier stelt de rechtbank vast dat in de vroege ochtend van 7 maart 2023 uit de woning van de aangever [aangever01] aan de [adres02] een jas met bontkraag met daarin negen coupures van vijftig euro, een portemonnee, een oranje bankpas van ING, een Bulgaarse ID-kaart van [naam01] en een pakje sigaretten zijn weggenomen (
feit 1). Dezelfde dag om 07.26 uur wordt er met de weggenomen bankpas een bedrag van 4,50 euro gepind bij de Maashaven Rotterdam en om 09.04 uur en 09.09 uur is tweemaal veertig euro bij Albert Heijn op het Zuidplein te Rotterdam gepind (
feit 2). De aangever heeft verklaard dat het slot van zijn voordeur geforceerd was. In het dossier bevinden zich foto’s van de voordeur waarop beschadigingen te zien zijn.
De camerabeelden van Cameratoezicht en beelden van een Ring deurbel aan [adres03] zijn bekeken door de politie. Hierop is te zien dat de verdachte om 05.13 uur komt aanlopen met een koffer in zijn rechterhand en een voorwerp dat op een schroeftol lijkt in zijn linkerhand. De verdachte loopt vervolgens richting de portiek van [adres04] en verdwijnt dan uit beeld. De verdachte wordt gevolgd door medeverdachte [medeverdachte01], die ook de portiek ingaat en uit beeld verdwijnt. Negen minuten later komen zij samen de portiek weer uitgelopen. De verdachte loopt voorop en heeft nu een jas aan met vermoedelijk een bontkraag, die hij voordat hij de portiek inging, niet aanhad. De medeverdachte [medeverdachte01] loopt achter hem aan.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft bekend op 7 maart 2023 de woning aan [adres02] binnen te zijn gegaan en uit de woning een jas, waarin bankbiljetten en een bankpas zaten, en een pakje sigaretten te hebben weggenomen. Daarnaast heeft de verdachte verklaard de gehele dag op pad te zijn geweest met zijn broer, de medeverdachte [medeverdachte01].
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de hiervoor weergegeven vaststaande feiten en de bewijsmiddelen (de aangifte, de camerabeelden en de verklaring van de verdachte) dat zij samen de portiek van de woning aan [adres02] zijn ingegaan en dat de verdachte op dat moment zichtbaar gereedschap bij zich droeg. Tevens is gebleken dat de voordeur van de woning is geforceerd. Op grond daarvan stelt de rechtbank vast dat er sprake is geweest van inbraak.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde ‘medeplegen’ onder feit 1 ook kan worden bewezen. Zoals de verdachte ook op de zitting heeft verklaard en op de beelden is waar te nemen, zijn de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] samen de portiek ingegaan. Vervolgens is de voordeur geforceerd en komen zij na negen minuten gezamenlijk weer de portiek uitgelopen. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zijn broer heeft achtergelaten in de portiek en alleen de woning is binnengetreden. Zelfs al zou die verklaring worden gevolgd, dan blijkt uit de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden nog steeds dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte. De rechtbank acht het ten laste gelegde medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
Feiten 3 en 4 (diefstal portemonnee en geld pinnen met een gestolen pinpas)
Vaststaande feiten
Uit het dossier volgt dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] op diezelfde 7 maart 2023 rond 12.00 aan de Dordtselaan te Rotterdam met de aangeefster [aangeefster01] hebben gesproken. De aangeefster heeft aangifte gedaan van diefstal van haar roze portemonnee. De medeverdachte [medeverdachte01] is omstreeks 12:10 uur aangehouden op het Oleanderplein te Rotterdam. Na de aanhouding van de medeverdachte [medeverdachte01] zijn bij zijn fouillering onder andere een roze portemonnee, een rijbewijs op naam van [aangeefster01], ABN AMRO-bankpassen op naam van [aangeefster01] en [naam02] en twee biljetten van tien euro aangetroffen.
De medeverdachte [medeverdachte01] heeft bekend de roze portemonnee (met inhoud) uit de tas van de aangeefster te hebben gepakt en dat hij met een blauwe ABN AMRO-pas, afkomstig uit die gestolen portemonnee, geld heeft gepind.
De aangeefster heeft verklaard dat op straat twee mannen op haar af liepen en haar vroegen om de vijftig euro. Zij heeft gezien dat één van die twee mannen daarna haar roze portemonnee uit haar tas pakte. Zij hoorde hen zeggen: “als je mijn vijftig euro teruggeeft, dan krijg je de portemonnee terug, anders niet”. Daarop heeft zij gereageerd dat zij geen geld voor hen had, waarna ze zag dat de twee mannen wegliepen met haar portemonnee met daarin onder andere de bankpas van haar partner [naam02]. Later heeft de aangeefster in een aanvullend verhoor verklaard dat haar partner op internetbankieren had gezien dat er op 7 maart 2023 om 12.03 uur 22 euro is gepind met zijn bankpas bij [naam eethuis01] aan de Dordtselaan te Rotterdam.
De getuige [getuige01] heeft verklaard dat zij zag dat twee mannen achter een vrouw aanliepen op de Dordtselaan en haar ook aanspraken. Ze zag dat één van de mannen een klein roze/rood voorwerp van de vrouw afpakte en dat de vrouw geschrokken was. De mannen en de vrouw kregen vervolgens ruzie.
Camerabeelden
De politie heeft de camerabeelden van [naam eethuis01] bekeken. Daarop is te zien dat om 12.00.59 uur de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] samen het eethuis in komen lopen en voor de balie gaan staan. De medeverdachte [medeverdachte01] haalt meerdere keren een bankpasje tevoorschijn en probeert daarmee een transactie te doen. Tevens is te zien dat de medeverdachte [medeverdachte01] meerdere bankpasjes en de gestolen roze portemonnee in zijn handen heeft. Vervolgens is zichtbaar dat de medewerker van [naam eethuis01] de kassa opent en twee briefjes daaruit haalt. Te zien is dat de verdachte ook een bankpas tevoorschijn haalt en een poging doet om een geldbedrag op te nemen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank kan het ten laste gelegde medeplegen onder de feiten 3 en 4 worden bewezen. De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] waren samen op pad en uit de getuigenverklaring en de verklaring van de aangeefster blijkt dat zij samen de aangeefster hebben aangesproken en bij haar waren op het moment dat de medeverdachte [medeverdachte01] de portemonnee uit de tas van de aangeefster pakte.
Vervolgens zijn beide verdachten – wederom gezamenlijk – naar het eethuis gegaan. Op de camerabeelden is te zien dat beide verdachten in het eethuis bezig zijn bij de kassa, dat de medeverdachte [medeverdachte01] de roze portemonnee in zijn handen heeft en dat zij samen aan het pinnen zijn met een hoeveelheid pasjes.
De rechtbank is op grond daarvan van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01]; zij hebben middels genoemde gedragingen ieder een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan de twee ten laste gelegde delicten. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen wettig en overtuigend bewezen.