4.4.1.Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, omdat de verdachte de feiten niet zelf heeft gepleegd en evenmin als medepleger kan worden aangemerkt. Met betrekking tot feit 1 is aangevoerd dat op de camerabeelden de inbraak en het betreden van de woning niet te zien is. Er zijn ook geen sporen in de woning aangetroffen die op betrokkenheid van de verdachte wijzen en de weggenomen goederen zijn niet onder de verdachte aangetroffen.
De medeverdachte en broer van de verdachte [medeverdachte01] (hierna ook: [medeverdachte01] ) heeft verklaard dat de verdachte op de beelden te zien is en dat de verdachte samen met hem in de portiek bij de woning, maar niet samen met hem in de woning is geweest. De medeverdachte [medeverdachte01] heeft op de zitting verklaard (welke verklaring gevoegd is in het dossier van de verdachte) dat hij alleen de woning in is gegaan en dat de verdachte geprobeerd heeft hem ervan te weerhouden om de woning te betreden. Niet is gebleken dat de deur daadwerkelijk geforceerd is. Forensisch onderzoek daarnaar ontbreekt in het dossier.
Met betrekking tot feit 2 is niet gebleken dat de verdachte betalingen heeft verricht met de bankpas. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij met de oranje bankpas drugs heeft gebruikt en bij de politie dat hij in de veronderstelling was dat die pinpas van zijn tante was. De medeverdachte [medeverdachte01] heeft bekend dat hij de bankpas heeft ontvreemd uit de woning en uit het dossier volgt niet dat de verdachte geweten heeft dat die bankpas van diefstal afkomstig was. Gelet op voorgaande is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte zich (als medepleger) heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
De raadsman heeft voorts partiële vrijspraak bepleit van het onder 3 en 4 ten laste gelegde ‘medeplegen’. Van medeplegen kan slechts sprake zijn als een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander kan worden vastgesteld die gericht is op het voltooien van een delict. Uit het dossier blijkt van geen enkele bijdrage van de medeverdachte [medeverdachte01] aan feit 3 en 4. Aan het niet distantiëren komt geen grote betekenis toe; louter niet ingrijpen is onvoldoende om medeplegen aan te nemen. De verdachte heeft bekend dat hij de portemonnee heeft gestolen en dat hij met de daarin aangetroffen gestolen pinpas een bedrag van € 22,- heeft gepind in [naam eethuis01] . Bovendien zijn de portemonnee en de pinpas enkel onder de verdachte aangetroffen en is de verdachte apart van de medeverdachte [medeverdachte01] aangehouden. Dit alles dient tot partiële vrijspraak van medeplegen te leiden.
4.4.2.Beoordeling
Feiten 1 en 2 (woninginbraak en geld pinnen met een gestolen pinpas)
Vaststaande feiten
Op grond van het dossier stelt de rechtbank vast dat in de vroege ochtend van 7 maart 2023 uit de woning van de aangever [aangever01] aan de [adres02] een jas met bontkraag met daarin negen coupures van vijftig euro, een portemonnee, een oranje bankpas van ING, een Bulgaarse ID-kaart van [naam01] en een pakje sigaretten zijn weggenomen (
feit 1). Dezelfde dag om 07.26 uur wordt er met de weggenomen bankpas een bedrag van 4,50 euro gepind bij de Maashaven Rotterdam en om 09.04 uur en 09.09 uur is er tweemaal veertig euro bij Albert Heijn op het Zuidplein te Rotterdam gepind (
feit 2). De aangever heeft verklaard dat het slot van zijn voordeur geforceerd was. In het dossier bevinden zich foto’s van de voordeur waarop beschadigingen te zien zijn.
De camerabeelden van Cameratoezicht en beelden van een Ring deurbel aan [adres03] zijn bekeken door de politie. Hierop is te zien dat de medeverdachte [medeverdachte01] om 05.13 uur komt aanlopen met een koffer in zijn rechterhand en een voorwerp dat op een schroeftol lijkt in zijn linkerhand. De medeverdachte [medeverdachte01] loopt vervolgens richting de portiek van [adres04] en verdwijnt dan uit beeld. De medeverdachte [medeverdachte01] wordt gevolgd door de verdachte, die ook de portiek ingaat en uit beeld verdwijnt. Negen minuten later komen zij samen de portiek weer uitgelopen. De medeverdachte [medeverdachte01] loopt voorop en heeft nu een jas met vermoedelijk een bontkraag aan, die hij voordat hij de portiek inging, niet aanhad. De verdachte loopt achter hem aan.
De camerabeelden van Albert Heijn Zuidplein zijn bekeken door de politie. Daarop is te zien dat op 7 maart 2023 om 09.03 uur de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte01] bij de servicebalie staat en dat de verdachte met zijn rechterhand richting medeverdachte [medeverdachte01] gaat. Als hij zijn hand terug trekt is te zien dat hij een oranje pasje in zijn rechterhand heeft. Zichtbaar is ook dat de medewerkster van Albert Heijn krasloten op de balie legt, dat medeverdachte [medeverdachte01] op enig moment over het pinapparaat gebogen staat en dat zij met krasloten de balie verlaten.
Verklaringen van de medeverdachte en de verdachte
De medeverdachte [medeverdachte01] heeft bekend op 7 maart 2023 de woning aan [adres02] binnen te zijn gegaan en een jas met daarin bankbiljetten en een bankpas, alsmede een pakje sigaretten heeft weggenomen. De verdachte had hij achtergelaten in de portiek van de woning. Vervolgens zijn zij samen in de Albert Heijn op Zuidplein geweest en daar zijn krasloten gekocht met het pasje dat in de gestolen jas zat.
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij in de portiek van de woning heeft gestaan, dat de medeverdachte [medeverdachte01] de woning in is gegaan en daar een jas heeft weggenomen waarin een portemonnee, een bankpas van de ING en negen briefjes van vijftig euro zaten. De verdachte heeft desgevraagd op zitting verklaard dat hij niet in de portiek is gebleven, maar ongeveer tweehonderd à driehonderd meter verwijderd van die plek vijf tot tien minuten heeft staan wachten op de medeverdachte [medeverdachte01] . Vervolgens zijn zij samen naar Albert Heijn gegaan en heeft de medeverdachte [medeverdachte01] krasloten gekocht met een bankpas. De verdachte heeft verklaard de oranje bankpas te hebben vastgehouden in de Albert Heijn.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de hiervoor weergegeven vaststaande feiten en de bewijsmiddelen (de aangifte, camerabeelden en verklaringen van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] ) dat zij samen de portiek van de woning aan [adres02] zijn ingegaan en dat de medeverdachte [medeverdachte01] op dat moment gereedschap bij zich droeg. Tevens is gebleken dat de voordeur van de woning is geforceerd. Op grond daarvan stelt de rechtbank vast dat er sprake is geweest van inbraak.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdachte kan worden aangemerkt als ‘medepleger’ van deze woninginbraak. Uit de camerabeelden blijkt dat beide verdachten samen na negen minuten uit de portiek komen gelopen waarbij de medeverdachte [medeverdachte01] de gestolen jas draagt. De verklaring van de verdachte dat hij zich – kort gezegd – heeft gedistantieerd door weg te gaan uit de portiek en verderop heeft staan wachten is gelet op de uitgelezen camerabeelden evident onjuist. De rechtbank is op grond van vorenstaande van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] . De rechtbank acht het ten laste gelegde medeplegen van de woninginbraak wettig en overtuigend bewezen.
Vastgesteld is dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] een woninginbraak hebben gepleegd waarbij onder andere een pinpas is weggenomen. Vast staat ook dat beide verdachten na deze inbraak naar Albert Heijn zijn gegaan, alwaar met de gestolen pinpas is gepind. Blijkens de camerabeelden was de verdachte bij deze pintransacties aanwezig en heeft hij zich actief met de transacties bemoeid. Op grond hiervan kan een voldoende nauwe en bewuste samenwerking worden vastgesteld. De verklaring van de verdachte dat hij in de veronderstelling verkeerde dat deze transacties werden verricht met de pinpas van zijn tante, wordt als ongeloofwaardig ter zijde geschoven.
Feiten 3 en 4 (diefstal portemonnee en geld pinnen met gestolen pinpas)
Vaststaande feiten
Uit het dossier volgt dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] op diezelfde 7 maart 2023 rond 12.00 uur aan de Dordtselaan te Rotterdam met de aangeefster [aangeefster01] hebben gesproken. De aangeefster heeft aangifte gedaan van diefstal van haar roze portemonnee. De verdachte is omstreeks 12:10 uur aangehouden op het Oleanderplein te Rotterdam. Na de aanhouding van de verdachte zijn bij de fouillering onder andere een roze portemonnee, een rijbewijs op naam van [aangeefster01] , ABN AMRO-bankpassen op naam van [aangeefster01] en [naam05] en twee biljetten van tien euro aangetroffen.
De verdachte heeft bekend de roze portemonnee (met inhoud) uit de tas van de aangeefster te hebben gepakt en dat hij met een blauwe ABN AMRO-pas, afkomstig uit die gestolen portemonnee, 22 euro heeft gepind.
De aangeefster heeft verklaard dat op straat twee mannen op haar afliepen en haar vroegen om vijftig euro. Zij heeft gezien dat één van die twee mannen vervolgens haar roze portemonnee uit haar tas pakte. Zij hoorde hen zeggen: “Als je mijn vijftig euro teruggeeft, dan krijg je de portemonnee terug, anders niet”. Daarop heeft zij gereageerd dat zij geen geld voor hen had, waarna ze zag dat de twee mannen wegliepen met haar portemonnee met daarin onder andere de bankpas van haar partner [naam05] . Later heeft de aangeefster in een aanvullend verhoor verklaard dat haar partner op internetbankieren had gezien dat er op 7 maart 2023 om 12.03 uur 22 euro is gepind met zijn bankpas bij [naam eethuis01] aan de Dordtselaan te Rotterdam.
De getuige [getuige02] heeft verklaard dat zij zag dat twee mannen achter een vrouw aanliepen op de Dordtselaan en haar ook aanspraken. Ze zag dat één van de mannen een klein roze/rood voorwerp van de vrouw afpakte en dat de vrouw geschrokken was. De mannen en de vrouw kregen vervolgens ruzie.
Camerabeelden
De politie heeft de camerabeelden van [naam eethuis01] bekeken. Daarop is te zien dat om 12.00.59 uur de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] samen het eethuis in komen lopen en voor de balie gaan staan. De verdachte haalt meerdere keren een bankpasje tevoorschijn en probeert daarmee een transactie te doen. Tevens is te zien dat de verdachte meerdere bankpasjes en de gestolen roze portemonnee in zijn handen heeft. Vervolgens is zichtbaar dat de medewerker van [naam eethuis01] de kassa opent en daaruit twee briefjes haalt. Te zien is dat de medeverdachte [medeverdachte01] ook een bankpas tevoorschijn haalt en een poging doet om een geldbedrag op te nemen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank kan het ten laste gelegde medeplegen onder de feiten 3 en 4 worden bewezen. De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] waren samen op pad en uit de getuigenverklaring en de verklaring van de aangeefster blijkt dat zij samen aangeefster hebben aangesproken en bij haar waren op het moment dat de verdachte de portemonnee uit de tas van de aangeefster pakte. Vervolgens zijn beide verdachten – wederom gezamenlijk – naar het eethuis gegaan. Op de camerabeelden is te zien dat beide verdachten in het eethuis bezig zijn bij de kassa, dat de verdachte de roze portemonnee in zijn handen heeft en dat zij samen aan het pinnen zijn met een hoeveelheid pasjes.
De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] ; zij hebben middels genoemde gedragingen ieder een wezenlijke bijdrage geleverd aan de twee ten laste gelegde delicten. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen wettig en overtuigend bewezen.