ECLI:NL:RBROT:2023:7696

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
10/068409-23; 10/056153-23; 10/053574-23 en 10/027563-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bedreiging en veroordeling voor woninginbraak en diefstal in vereniging met valse sleutels

Op 29 juni 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere delicten, waaronder woninginbraak, diefstal in vereniging en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de bedreiging, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangever en de verdachte tegenstrijdig waren en dat er geen bewijs was dat de verdachte de bedreiging had gepleegd. De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan woninginbraak en diefstal in vereniging. De verdachte was samen met een medeverdachte betrokken bij een inbraak in een woning, waarbij onder andere contant geld en een bankpas zijn weggenomen. Tevens heeft de verdachte samen met de medeverdachte meerdere keren geld gepind met de gestolen bankpas. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een mogelijke verslaving en psychiatrische problematiek.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/068409-23; 10/056153-23; 10/053574-23 en 10/027563-23 (gev. ttz)
Datum uitspraak: 29 juni 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01] ,
raadsman mr. N. Hendriksen, advocaat te Hoorn.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 juni 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K.P. Mandos heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder de parketnummers 10/068409-23 (woninginbraak, diefstal en tweemaal geld pinnen met een gestolen pinpas),
10/056153-23 (winkeldiefstal Albert Heijn), 10/053574-23 (bedreiging) en 10/027563-23 (winkeldiefstal JD Sports);
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, ambulante begeleiding en verblijf in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak parketnummer 10/053574-23 (bedreiging)
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen kan worden. De aangever heeft verklaard dat de verdachte hem vroeg om zijn telefoon te verkopen om met dat geld drugs te kunnen betalen. De aangever wilde dat niet en vervolgens werd hij door de verdachte bedreigd met een rood steekvoorwerp van ongeveer 25 centimeter. De aangever was zo bang dat hij de verdachte heeft geslagen met een metalen deurstopper en – toen de verdachte reeds op de grond lag – hem heeft geslagen en geschopt.
De verklaring van de aangever is overtuigend, omdat hij direct na het incident zelf de politie heeft gebeld en heeft aangegeven dat hij iets ernstigs had gedaan uit zelfverdediging.
De verdachte is door de politie aangetroffen met een hoofdwond. Er lagen twee schroevendraaiers naast hem op straat met een rode kleur. De verdachte heeft daarover bij de politie verklaard dat hij deze gevonden had, voordat hij de aangever was tegengekomen. Op de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij de schroevendraaiers pas op straat zag liggen op het moment dat hij al was geslagen door de aangever en op de grond lag. Deze tegenstrijdige verklaring draagt bij aan de overtuiging dat de verdachte de aangever eerst heeft bedreigd, zodat dit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.1.2.
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte door de politie is aangetroffen met een hoofdwond, nadat hij door de aangever met een metalen deurstopper is geslagen en dat in zijn nabijheid twee rode schroevendraaiers zijn aangetroffen. Over de aanleiding van dit incident lopen de lezingen uiteen. De aangever heeft verklaard dat hij werd bedreigd door de verdachte, zodat hij uit zelfverdediging heeft gehandeld. De verdachte heeft dit steeds ontkend en heeft verklaard dat hij vóór de aangever moest gaan lopen waarna hij door de aangever op zijn hoofd werd geslagen. Er zijn twee getuigen die hebben verklaard over de mishandeling door de aangever, maar zij verklaren niet over een bedreiging. Getuige [getuige01] heeft weliswaar verklaard dat bij de verdachte een schroevendraaier uit zijn jaszak viel toen hij op de grond was gevallen, maar deze getuige heeft de verdachte niet met dit voorwerp in zijn handen gezien.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het dilemma dat zowel de verklaring van de aangever als de lezing van de verdachte op basis van dit dossier voor waar kan worden aangenomen.
In deze situatie rest de rechtbank niets anders dan terug te vallen op een grondregel van ons strafrechtelijk systeem: in het geval van redelijke twijfel dient die twijfel in het voordeel van de verdachte te worden beslecht (
in dubio pro reo). De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank zal de verdachte wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs van de aan hem ten laste gelegde bedreiging vrijspreken.
4.2.
Bewezenverklaring parketnummer 10/056153-23 (winkeldiefstal Albert Heijn) zonder nadere motivering
De diefstal van meerdere flessen shampoo bij de Albert Heijn is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering parketnummer 10/027563-23 (winkeldiefstal JD Sports)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft ten aanzien van de ten laste gelegde diefstal van een paar schoenen verklaard dat een medewerker van de JD Sports hem heeft aangeboden deze Armani schoenen aan te trekken en daarmee de winkel uit te lopen zonder dat hij hiervoor hoefde te betalen. De verdediging heeft zich voorts gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.2.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte in de winkel van JD Sports schoenen heeft aangetrokken die eigendom waren van JD Sports en met deze schoenen de winkel heeft verlaten zonder deze te hebben afgerekend. De verklaring van de verdachte dat hij toestemming heeft gekregen van een winkelmedewerker om schoenen met een waarde van 175 euro gratis mee te nemen acht de rechtbank ongeloofwaardig. De diefstal van de schoenen kan dan ook bewezen worden verklaard.
4.3.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal van schoenen.
4.4.
Bewijswaardering parketnummer 10/068409-23 feiten 1, 2, 3 en 4
4.4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, omdat de verdachte de feiten niet zelf heeft gepleegd en evenmin als medepleger kan worden aangemerkt. Met betrekking tot feit 1 is aangevoerd dat op de camerabeelden de inbraak en het betreden van de woning niet te zien is. Er zijn ook geen sporen in de woning aangetroffen die op betrokkenheid van de verdachte wijzen en de weggenomen goederen zijn niet onder de verdachte aangetroffen.
De medeverdachte en broer van de verdachte [medeverdachte01] (hierna ook: [medeverdachte01] ) heeft verklaard dat de verdachte op de beelden te zien is en dat de verdachte samen met hem in de portiek bij de woning, maar niet samen met hem in de woning is geweest. De medeverdachte [medeverdachte01] heeft op de zitting verklaard (welke verklaring gevoegd is in het dossier van de verdachte) dat hij alleen de woning in is gegaan en dat de verdachte geprobeerd heeft hem ervan te weerhouden om de woning te betreden. Niet is gebleken dat de deur daadwerkelijk geforceerd is. Forensisch onderzoek daarnaar ontbreekt in het dossier.
Met betrekking tot feit 2 is niet gebleken dat de verdachte betalingen heeft verricht met de bankpas. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij met de oranje bankpas drugs heeft gebruikt en bij de politie dat hij in de veronderstelling was dat die pinpas van zijn tante was. De medeverdachte [medeverdachte01] heeft bekend dat hij de bankpas heeft ontvreemd uit de woning en uit het dossier volgt niet dat de verdachte geweten heeft dat die bankpas van diefstal afkomstig was. Gelet op voorgaande is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte zich (als medepleger) heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
De raadsman heeft voorts partiële vrijspraak bepleit van het onder 3 en 4 ten laste gelegde ‘medeplegen’. Van medeplegen kan slechts sprake zijn als een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander kan worden vastgesteld die gericht is op het voltooien van een delict. Uit het dossier blijkt van geen enkele bijdrage van de medeverdachte [medeverdachte01] aan feit 3 en 4. Aan het niet distantiëren komt geen grote betekenis toe; louter niet ingrijpen is onvoldoende om medeplegen aan te nemen. De verdachte heeft bekend dat hij de portemonnee heeft gestolen en dat hij met de daarin aangetroffen gestolen pinpas een bedrag van € 22,- heeft gepind in [naam eethuis01] . Bovendien zijn de portemonnee en de pinpas enkel onder de verdachte aangetroffen en is de verdachte apart van de medeverdachte [medeverdachte01] aangehouden. Dit alles dient tot partiële vrijspraak van medeplegen te leiden.
4.4.2.
Beoordeling
Feiten 1 en 2 (woninginbraak en geld pinnen met een gestolen pinpas)
Vaststaande feiten
Op grond van het dossier stelt de rechtbank vast dat in de vroege ochtend van 7 maart 2023 uit de woning van de aangever [aangever01] aan de [adres02] een jas met bontkraag met daarin negen coupures van vijftig euro, een portemonnee, een oranje bankpas van ING, een Bulgaarse ID-kaart van [naam01] en een pakje sigaretten zijn weggenomen (
feit 1). Dezelfde dag om 07.26 uur wordt er met de weggenomen bankpas een bedrag van 4,50 euro gepind bij de Maashaven Rotterdam en om 09.04 uur en 09.09 uur is er tweemaal veertig euro bij Albert Heijn op het Zuidplein te Rotterdam gepind (
feit 2). De aangever heeft verklaard dat het slot van zijn voordeur geforceerd was. In het dossier bevinden zich foto’s van de voordeur waarop beschadigingen te zien zijn.
De camerabeelden van Cameratoezicht en beelden van een Ring deurbel aan [adres03] zijn bekeken door de politie. Hierop is te zien dat de medeverdachte [medeverdachte01] om 05.13 uur komt aanlopen met een koffer in zijn rechterhand en een voorwerp dat op een schroeftol lijkt in zijn linkerhand. De medeverdachte [medeverdachte01] loopt vervolgens richting de portiek van [adres04] en verdwijnt dan uit beeld. De medeverdachte [medeverdachte01] wordt gevolgd door de verdachte, die ook de portiek ingaat en uit beeld verdwijnt. Negen minuten later komen zij samen de portiek weer uitgelopen. De medeverdachte [medeverdachte01] loopt voorop en heeft nu een jas met vermoedelijk een bontkraag aan, die hij voordat hij de portiek inging, niet aanhad. De verdachte loopt achter hem aan.
De camerabeelden van Albert Heijn Zuidplein zijn bekeken door de politie. Daarop is te zien dat op 7 maart 2023 om 09.03 uur de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte01] bij de servicebalie staat en dat de verdachte met zijn rechterhand richting medeverdachte [medeverdachte01] gaat. Als hij zijn hand terug trekt is te zien dat hij een oranje pasje in zijn rechterhand heeft. Zichtbaar is ook dat de medewerkster van Albert Heijn krasloten op de balie legt, dat medeverdachte [medeverdachte01] op enig moment over het pinapparaat gebogen staat en dat zij met krasloten de balie verlaten.
Verklaringen van de medeverdachte en de verdachte
De medeverdachte [medeverdachte01] heeft bekend op 7 maart 2023 de woning aan [adres02] binnen te zijn gegaan en een jas met daarin bankbiljetten en een bankpas, alsmede een pakje sigaretten heeft weggenomen. De verdachte had hij achtergelaten in de portiek van de woning. Vervolgens zijn zij samen in de Albert Heijn op Zuidplein geweest en daar zijn krasloten gekocht met het pasje dat in de gestolen jas zat.
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij in de portiek van de woning heeft gestaan, dat de medeverdachte [medeverdachte01] de woning in is gegaan en daar een jas heeft weggenomen waarin een portemonnee, een bankpas van de ING en negen briefjes van vijftig euro zaten. De verdachte heeft desgevraagd op zitting verklaard dat hij niet in de portiek is gebleven, maar ongeveer tweehonderd à driehonderd meter verwijderd van die plek vijf tot tien minuten heeft staan wachten op de medeverdachte [medeverdachte01] . Vervolgens zijn zij samen naar Albert Heijn gegaan en heeft de medeverdachte [medeverdachte01] krasloten gekocht met een bankpas. De verdachte heeft verklaard de oranje bankpas te hebben vastgehouden in de Albert Heijn.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de hiervoor weergegeven vaststaande feiten en de bewijsmiddelen (de aangifte, camerabeelden en verklaringen van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] ) dat zij samen de portiek van de woning aan [adres02] zijn ingegaan en dat de medeverdachte [medeverdachte01] op dat moment gereedschap bij zich droeg. Tevens is gebleken dat de voordeur van de woning is geforceerd. Op grond daarvan stelt de rechtbank vast dat er sprake is geweest van inbraak.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdachte kan worden aangemerkt als ‘medepleger’ van deze woninginbraak. Uit de camerabeelden blijkt dat beide verdachten samen na negen minuten uit de portiek komen gelopen waarbij de medeverdachte [medeverdachte01] de gestolen jas draagt. De verklaring van de verdachte dat hij zich – kort gezegd – heeft gedistantieerd door weg te gaan uit de portiek en verderop heeft staan wachten is gelet op de uitgelezen camerabeelden evident onjuist. De rechtbank is op grond van vorenstaande van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] . De rechtbank acht het ten laste gelegde medeplegen van de woninginbraak wettig en overtuigend bewezen.
Vastgesteld is dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] een woninginbraak hebben gepleegd waarbij onder andere een pinpas is weggenomen. Vast staat ook dat beide verdachten na deze inbraak naar Albert Heijn zijn gegaan, alwaar met de gestolen pinpas is gepind. Blijkens de camerabeelden was de verdachte bij deze pintransacties aanwezig en heeft hij zich actief met de transacties bemoeid. Op grond hiervan kan een voldoende nauwe en bewuste samenwerking worden vastgesteld. De verklaring van de verdachte dat hij in de veronderstelling verkeerde dat deze transacties werden verricht met de pinpas van zijn tante, wordt als ongeloofwaardig ter zijde geschoven.
Feiten 3 en 4 (diefstal portemonnee en geld pinnen met gestolen pinpas)
Vaststaande feiten
Uit het dossier volgt dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] op diezelfde 7 maart 2023 rond 12.00 uur aan de Dordtselaan te Rotterdam met de aangeefster [aangeefster01] hebben gesproken. De aangeefster heeft aangifte gedaan van diefstal van haar roze portemonnee. De verdachte is omstreeks 12:10 uur aangehouden op het Oleanderplein te Rotterdam. Na de aanhouding van de verdachte zijn bij de fouillering onder andere een roze portemonnee, een rijbewijs op naam van [aangeefster01] , ABN AMRO-bankpassen op naam van [aangeefster01] en [naam05] en twee biljetten van tien euro aangetroffen.
De verdachte heeft bekend de roze portemonnee (met inhoud) uit de tas van de aangeefster te hebben gepakt en dat hij met een blauwe ABN AMRO-pas, afkomstig uit die gestolen portemonnee, 22 euro heeft gepind.
De aangeefster heeft verklaard dat op straat twee mannen op haar afliepen en haar vroegen om vijftig euro. Zij heeft gezien dat één van die twee mannen vervolgens haar roze portemonnee uit haar tas pakte. Zij hoorde hen zeggen: “Als je mijn vijftig euro teruggeeft, dan krijg je de portemonnee terug, anders niet”. Daarop heeft zij gereageerd dat zij geen geld voor hen had, waarna ze zag dat de twee mannen wegliepen met haar portemonnee met daarin onder andere de bankpas van haar partner [naam05] . Later heeft de aangeefster in een aanvullend verhoor verklaard dat haar partner op internetbankieren had gezien dat er op 7 maart 2023 om 12.03 uur 22 euro is gepind met zijn bankpas bij [naam eethuis01] aan de Dordtselaan te Rotterdam.
De getuige [getuige02] heeft verklaard dat zij zag dat twee mannen achter een vrouw aanliepen op de Dordtselaan en haar ook aanspraken. Ze zag dat één van de mannen een klein roze/rood voorwerp van de vrouw afpakte en dat de vrouw geschrokken was. De mannen en de vrouw kregen vervolgens ruzie.
Camerabeelden
De politie heeft de camerabeelden van [naam eethuis01] bekeken. Daarop is te zien dat om 12.00.59 uur de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] samen het eethuis in komen lopen en voor de balie gaan staan. De verdachte haalt meerdere keren een bankpasje tevoorschijn en probeert daarmee een transactie te doen. Tevens is te zien dat de verdachte meerdere bankpasjes en de gestolen roze portemonnee in zijn handen heeft. Vervolgens is zichtbaar dat de medewerker van [naam eethuis01] de kassa opent en daaruit twee briefjes haalt. Te zien is dat de medeverdachte [medeverdachte01] ook een bankpas tevoorschijn haalt en een poging doet om een geldbedrag op te nemen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank kan het ten laste gelegde medeplegen onder de feiten 3 en 4 worden bewezen. De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] waren samen op pad en uit de getuigenverklaring en de verklaring van de aangeefster blijkt dat zij samen aangeefster hebben aangesproken en bij haar waren op het moment dat de verdachte de portemonnee uit de tas van de aangeefster pakte. Vervolgens zijn beide verdachten – wederom gezamenlijk – naar het eethuis gegaan. Op de camerabeelden is te zien dat beide verdachten in het eethuis bezig zijn bij de kassa, dat de verdachte de roze portemonnee in zijn handen heeft en dat zij samen aan het pinnen zijn met een hoeveelheid pasjes.
De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] ; zij hebben middels genoemde gedragingen ieder een wezenlijke bijdrage geleverd aan de twee ten laste gelegde delicten. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
4.4.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hierna opgenomen.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde onder 1, 2, 3 en 4 in de zaak met parketnummer 10/068409-23 en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/027563-23 heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/056153-23 heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/068409-23
1.
hij op 7 maart 2023 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander
uiteen woning gelegen aan de [adres02] een (dames)jas en (uit die jas) contant geld (9 briefjes van 50 euro) en een ING bankpas, een portemonnee, een identiteitskaart, en een pakje sigaretten,
die aan [aangever01] en/of [naam01] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen geld en
diegoederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak ;
2.
hij op meerdere tijdstippen op 7 maart 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, geldbedragen van 4.50 euro, 40 euro en 40 euro, die aan [aangever01] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen gelbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door telkens contactloos te betalen met een van diefstal afkomstige bankpas op naam van het bedrijf van die [aangever01] , te weten [bedrijf01] ;
3.
hij op 7 maart 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, een roze portemonnee met daarin (onder meer) ABN-AMRO-bankpassen en een rijbewijs, die aan [aangeefster01] en [naam05] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op 7 maart 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag van 22 euro, dat aan [naam05] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door in [naam eethuis01] contactloos te betalen met een van diefstal afkomstige bankpas op naam van die [naam05]
Parketnummer 10/056153-23
hij op 24 februari 2023 te Rotterdam tien verpakkingen Axe shampoo, die aan Albert Heijn (gevestigd te [adres05] ) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
Parketnummer 10/027563-23
hij op of omstreeks 28 januari 2023 te Rotterdam, schoenen (Emporio Armani Crusher Knit), die aan JD Sports (Zuidplein Hoog) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/068409-23
feit 1:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 4º en 5º, van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheden;
feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 4:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutel;
Parketnummer 10/056153-23
diefstal;
Parketnummer 10/027563-23
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.1.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op 7 maart 2023 samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Hierbij zijn een jas, sigaretten en een portemonnee met inhoud weggenomen. De daders zijn de woning in de vroege ochtend binnengegaan door de voordeur te forceren, terwijl de bewoners daar lagen te slapen. Woninginbraken zijn ernstige feiten die niet alleen overlast en schade veroorzaken, maar ook gevoelens van onveiligheid veroorzaken bij de bewoners van de woning in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen. Een woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen en waar spullen veilig moeten kunnen worden opgeborgen. De verdachte heeft zich hier kennelijk niet om bekommerd.
Vervolgens heeft de verdachte zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan diefstal van meerdere geldbedragen van het slachtoffer door telkens contactloos te pinnen met de eerder gestolen bankpas. Later op diezelfde dag heeft de verdachte zich wederom gezamenlijk met de medeverdachte schuldig gemaakt aan een diefstal van een portemonnee met inhoud en daarmee opnieuw een slachtoffer gemaakt. Daarnaast heeft hij zich samen met de medeverdachte wederom schuldig gemaakt aan de diefstal van een geldbedrag door contactloos te pinnen met de in de portemonnee aangetroffen bankpas.
Op 24 februari 2023 en 28 januari 2023 heeft de verdachte tevens diefstallen gepleegd uit twee verschillende winkels.
Diefstallen zijn hinderlijke feiten die doorgaans overlast en schade opleveren voor de slachtoffers, de getroffen winkeliers en het daar werkzame personeel. De verdachte heeft met zijn handelen getoond dat hij geen respect heeft voor andermans spullen en dat hij slechts oog heeft gehad voor zijn eigen financiële voordeel. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 mei 2023 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld in Nederland.
7.2.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 mei 2023. Dit rapport houdt samengevat het volgende in.
Ondanks dat de verdachte niet eerder werd veroordeeld zijn er diverse signalen van een delictpatroon in verwervingscriminaliteit om middelen (cocaïne/crack) te bekostigen. De verdachte is gedagvaard voor zeven feiten, waarvan zes verwervingsfeiten, gepleegd in een periode van twee maanden. Ook in zijn verhoren verklaart de verdachte dat hij diefstallen pleegt. Er zijn vooralsnog geen interventies ingezet. In hoeverre de verdachte zelf hulpverlening heeft gezocht is niet bekend.
Tijdens de inbewaringstelling van de verdachte, begin maart 2023, is zichtbaar geworden dat er mogelijk naast de verslavingsproblemen van de verdachte ook psychiatrische problematiek aan de orde is. Zo heeft de verdachte meerdere keren in de isoleercel moeten verblijven en werd hij overgeplaatst naar het Penitentiair Psychiatrisch Centrum in PI Vught. De advocaat van de verdachte geeft aan dat de periode in bewaring de verdachte goed heeft gedaan, maar dat psychiatrische problemen nog steeds spelen. Ook schetst de advocaat van de verdachte zorgen over de onveilige en onrustige thuissituatie en het sociale vangnet van de verdachte. De risico’s op recidive, letselschade en onttrekking aan voorwaarden kunnen niet worden ingeschat. Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, ambulante begeleiding en verblijf in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Op grond daarvan – en omdat de rechtbank de verdachte vrijspreekt van de ten laste gelegde bedreiging – komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.
Omdat de rechtbank – met de reclassering, de verdediging en de officier van justitie – het belang ziet van een deels voorwaardelijke straf als stok achter de deur, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit onder parketnummer 10/053574-23 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummers 10/068409-23, 10/056153-23 en 10/027563-23 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
2 (twee) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich, gedurende de proeftijd, melden bij Reclassering Nederland, op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling dat noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van de stichting Mozaïk of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
de veroordeelde zal zich ambulant laten begeleiden door stichting Mozaïk of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, indien dat door de reclassering nodig wordt geacht. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. F. van Buchem en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.M. van der Vleuten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/068409-23
1
hij op of omstreeks 7 maart 2023 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning gelegen aan de [adres02] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende
bevond(en), een (dames)jas en/of (uit die jas) contant geld (9 briefjes van 50 euro) en/of een ING bankpas, een portemonnee, een identiteitskaart, en/of een pakje sigaretten,
in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [aangever01] en/of [naam01] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2
hij op meerdere tijdstippen op of omstreeks 7 maart 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, geldbedragen van 4.50 euro, 40 euro en 40 euro, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [aangever01] en/of [naam01] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat/die weg te nemen gelbedragen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door telkens contactloos te betalen met een van diefstal afkomstige bankpas op naam van het bedrijf van die [aangever01] en/of [naam01] , te weten [bedrijf01] ;
3
hij op of omstreeks 7 maart 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een roze portemonnee met daarin (onder meer) een of meer Abn-AMRO-bankpassen en/of een rijbewijs, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangeefster01] en/of [naam05] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op of omstreeks 7 maart 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van 22 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangeefster01] en/of [naam05] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat/die weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door in [naam eethuis01] contactloos te betalen met een van diefstal afkomstige bankpas op naam van die [aangeefster01] en/of [naam05] ;
Parketnummer 10/056153-23
hij op of omstreeks 24 februari 2023 te Rotterdam tien, althans één of meerdere verpakkingen Axe shampoo, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn (gevestigd te [adres05] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 10/053574-23
hij op of omstreeks 21 februari 2023 te Rotterdam, [naam06] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- aan die [naam06] een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen en/of
- daarmee stekende bewegingen in de richting van het lichaam van die [naam06] te maken;
Parketnummer 10/027563-23
hij op of omstreeks 28 januari 2023 te Rotterdam, schoenen (Emporio Armani Crusher Knit), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan JD Sports (Zuidplein Hoog), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.