Op 15 juni 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het opzettelijk onttrekken van zijn minderjarige dochter aan het gezag van haar moeder. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer voor strafzaken. De officier van justitie, mr. R.E.I. Steen, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en vroeg om geen straf of maatregel op te leggen. De verdachte had zijn dochter, [naam01], in februari 2020 met toestemming van de moeder, [naam02], naar Angola meegenomen. De officier van justitie stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het onttrekken van [naam01] aan het gezag van de moeder, omdat hij haar niet terug naar Nederland had gebracht na de afgesproken periode.
De verdediging voerde aan dat er onduidelijkheid was over de gemaakte afspraken en dat de verdachte in eerste instantie toestemming had van de moeder om met [naam01] naar Angola te gaan. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat de verdachte zijn dochter op enig moment had onttrokken aan het gezag van de moeder. De rechtbank concludeerde dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken in situaties waarin ouders met een minderjarige naar het buitenland reizen, en de rol van de rechter in het beoordelen van de bewijsvoering in dergelijke zaken.