ECLI:NL:RBROT:2023:7633

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
FT EA 23/734 / FT EA 23/735
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een voorlopige voorziening in het kader van een moratorium op verzoek van een schuldenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 augustus 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat op 25 juli 2023 was ingediend door verzoeker, die bescherming zocht onder de Faillissementswet. Verzoeker vroeg om een voorlopige voorziening op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, om te voorkomen dat verweerster het vonnis van 27 juni 2023 tot ontruiming van zijn huurwoning ten uitvoer zou leggen. Tijdens de zitting op 16 augustus 2023 werd duidelijk dat verzoeker voldoende inkomsten had om zijn huur te betalen en dat er een aanvraag voor beschermingsbewind was gedaan. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bedreigende situatie, aangezien verweerster had aangekondigd de woning te ontruimen. De rechtbank weegt de belangen van verzoeker, die in zijn huurwoning wil blijven en een minnelijk schuldhulpverleningstraject doorloopt, tegen die van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren. De rechtbank concludeert dat het belang van verzoeker zwaarder weegt en wijst de voorlopige voorziening toe voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens verklaart de rechtbank verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar laat de mogelijkheid open voor een nieuw verzoek in de toekomst.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer]
uitspraakdatum: 18 augustus 2023
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 25 juli 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 25 juli 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 16 augustus 2023.
Ter zitting van 16 augustus 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw J. Tjon A Lin, werkzaam bij Stroomopwaarts MVS (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw H.E. Baan, werkzaam bij de stichting Pameijer (hierna: begeleidster);
  • mevrouw H.J.E. Schoonbrood, werkzaam bij [verweerster], gevestigd te Schiedam (hierna: verweerster).
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2..Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 27 juni 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
De begeleidster van verzoeker heeft ter zitting verklaard dat beschermingsbewind is aangevraagd, zodat de financiële situatie van verzoeker gestabiliseerd kan worden. Verder ontvangt verzoeker een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw). Met de huidige inkomsten is verzoeker in staat om de vaste lasten volledig en op tijd te betalen. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard verzoeker hierbij te ondersteunen totdat beschermingsbewind is uitgesproken. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij laatstelijk op 27 juli 2023 de huur heeft betaald.

3..Het verweer

Verweerster heeft ter zitting verklaard dat, voor zover de lopende huur wordt betaald en verzoeker zich onder bewind laat stellen, zij verzoeker een kans wil geven om uit zijn problemen te geraken. Verweerster heeft ter zitting aangegeven zich te conformeren aan de uitspraak van de rechtbank.

4..De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 27 juni 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 10 juli 2023 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 27 juli 2023 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 27 juni 2023 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoeker ontvangt een Pw-uitkering. Verzoeker heeft daarmee voldoende inkomsten om de lopende huurtermijnen te betalen. Daarnaast ondersteunt schuldhulpverlening verzoeker met het tijdig betalen van de huurpenningen, totdat beschermingsbewind is uitgesproken. Verzoeker heeft positieve ontwikkelingen in gang gezet. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 27 juni 2023 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan de [adres], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Damsteegt, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2023.