In deze zaak heeft verzoekster op 10 juli 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. Dit verzoek volgde op een eerder uitgesproken moratorium van zes maanden door de Rechtbank Rotterdam op 23 september 2021, dat de tenuitvoerlegging van een ontruimingsvonnis van 29 juni 2021 opschortte. De rechtbank heeft op 20 juli 2023 een zitting gehouden waarbij verzoekster en vertegenwoordigers van de schuldhulpverlening aanwezig waren. Verweerster, die op de hoogte was van de zitting, is niet verschenen. Tijdens de zitting heeft verzoekster haar financiële situatie toegelicht, waarbij zij aangaf dat haar netto-inkomen door loonbeslag was verlaagd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het minnelijk traject van de schuldhulpverlening nog in de inventarisatiefase verkeert en dat er nog geen aanbod aan de crediteuren is gedaan.
De rechtbank heeft het verzoek om een moratorium afgewezen, omdat de wet niet voorziet in een mogelijkheid om een moratorium voor meer dan zes maanden uit te spreken. De rechtbank heeft ook bepaald dat het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling op 12 oktober 2023 om 11.00 uur zal worden behandeld. De uitspraak is gedaan door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en mr. T.M.M. de Laat, griffier, op 14 augustus 2023.