In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure van verzoekster, die een voorlopige voorziening vroeg op grond van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoekster had op 11 juli 2023 een verzoek ingediend om een moratorium te verkrijgen, omdat zij in financiële problemen verkeerde en een huurachterstand had opgelopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster inmiddels over voldoende inkomsten beschikt uit een fulltime dienstbetrekking, waardoor zij in staat is om de huurtermijnen te voldoen. Tijdens de zitting op 20 juli 2023 is gebleken dat verzoekster de huur van augustus 2023 had betaald en dat zij zich had aangemeld voor schuldhulpverlening.
Verweerder, de verhuurder, heeft verklaard niet op uit te zijn om verzoekster uit de woning te zetten, maar had geen contact kunnen krijgen met haar. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een bedreigende situatie, gezien het vonnis van 4 mei 2023 tot ontruiming van de woning. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die in haar huurwoning wil blijven en een schuldhulpverleningstraject wil doorlopen, zwaarder laten wegen dan die van verweerder, die het vonnis tot ontruiming ten uitvoer wilde leggen. De rechtbank heeft de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat verzoekster de huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.