ECLI:NL:RBROT:2023:7630

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
FT EA 23/665 / FT EA 23/666
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot huurwoning en budgetbeheer

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening op grond van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft op 10 juli 2023 een verzoekschrift ingediend om een moratorium te verkrijgen, zodat hij niet ontruimd kan worden uit zijn huurwoning. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker voldoende inkomsten heeft uit een fulltime dienstbetrekking in de horeca en dat hij in staat is om de huurtermijnen te betalen. Tijdens de zitting op 20 juli 2023 is verweerster, die de ontruiming had aangevraagd, niet verschenen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een bedreigende situatie voor verzoeker, aangezien er een vonnis tot ontruiming was uitgesproken. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker zwaarder laten wegen dan die van verweerster, en heeft de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort en de huurovereenkomst verlengd voor de duur van de voorziening.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer]
uitspraakdatum: 26 juli 2023
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 10 juli 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 10 juli 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 20 juli 2023.
Ter zitting van 20 juli 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw C. Rodrigues, werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
[verweerster], gevestigd te Rotterdam (hierna: verweerster) is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering, niet ter terechtzitting verschenen.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2..Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 7 april 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat verzoeker recent is aangemeld voor budgetbeheer. Budgetbeheer zal per eind augustus 2023 van start gaan. Ook zijn er voor het minnelijke schuldhulpverleningstraject al diverse voorbereidingshandelingen getroffen. Verder heeft verzoeker ter zitting verklaard dat hij, op oproepbasis, fulltime werkt in de horeca. Op dit moment zit verzoeker kortstondig thuis in verband met een tweetal operaties. Verzoeker heeft verklaard dat hij per augustus 2023 weer fulltime aan het werk zal zijn. In de tussenliggende periode heeft zijn werkgever het loon doorbetaald. Met de huidige inkomsten, en met behulp van budgetbeheer, is verzoeker in staat om de vaste lasten volledig en op tijd te betalen. Verzoeker heeft ter zitting bankafschrijvingen laten zien. Hieruit blijkt dat hij de huur over de maanden april 2023 tot en met juli 2023 heeft voldaan.

3..Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft verweerster geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt schriftelijk dan wel ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 7 april 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 22 juni 2023 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 11 juli 2023 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 7 april 2023 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende huurtermijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoeker ontvangt inkomsten uit een fulltime dienstbetrekking in de horeca. Verzoeker heeft daarmee voldoende inkomsten om de lopende huurtermijnen te betalen. Daarnaast heeft schuldhulpverlening verklaard dat op korte termijn sprake zal zijn van budgetbeheer. De vaste lasten zullen daarmee, met behulp van de budgetbeheerder, tijdig voldaan worden. Verzoeker heeft bovendien aangetoond dat hij de huurpenningen over de maanden april 2023 tot en met juli 2023 heeft voldaan. Verzoeker heeft positieve ontwikkelingen in gang gezet. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 7 april 2023 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan de [adres], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en in aanwezigheid van
mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2023.