In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 augustus 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van de uitvoer van meer dan negen kilo cocaïne, nadat hij via Telegram instructies had ontvangen om een pakket op te halen en te vervoeren. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig, maar kon niet met voldoende zekerheid vaststellen dat hij op de hoogte was van de inhoud van het pakket. De verdachte had de tas opgehaald en vervoerd zonder te vragen naar de inhoud, wat leidde tot de conclusie dat hij voorwaardelijk opzet had op het vervoeren van drugs. De rechtbank legde ook een verbeurdverklaring op voor de Mercedes waarmee de verdachte de cocaïne vervoerde, aangezien dit voertuig was gebruikt voor het strafbare feit. De rechtbank nam in haar overwegingen de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee, en concludeerde dat een gevangenisstraf passend was.