ECLI:NL:RBROT:2023:7615

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
C/10/661713 / JE RK 23-1600, C/10/663285 / JE RK 23-1893
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en afwijzing verzoek GI in jeugdzaken

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 23 augustus 2023, wordt een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, aangeduid als [kind01], behandeld. De zaak betreft een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht en de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De kinderrechter constateert dat de ondertoezichtstelling van [kind01] op 24 juli 2023 is verlopen en dat het verzoek van de GI om deze te verlengen niet tijdig is ingediend, waardoor dit verzoek wordt afgewezen. De kinderrechter gaat vervolgens over tot de beoordeling van het verzoek van de Raad om [kind01] opnieuw onder toezicht te stellen.

De kinderrechter merkt op dat er nog steeds strijd is tussen de ouders van [kind01] over de opvoeding en verzorging, wat leidt tot onduidelijkheid over de woonsituatie van het kind. De moeder heeft recentelijk hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking, wat de situatie verder compliceert. De kinderrechter oordeelt dat de Raad voldoende zorgvuldigheid heeft betracht in zijn verzoek en dat er een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [kind01] bestaat. Daarom wordt [kind01] onder toezicht gesteld van de GI voor een periode van zes maanden, met ingang van 23 augustus 2023 tot 23 februari 2024. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die tegen de beschikking kunnen worden aangewend.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/661713 / JE RK 23-1600, C/10/663285 / JE RK 23-1893
Datum uitspraak: 23 augustus 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaken van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de Raad,
en van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[kind01],
geboren op [geboortedatum01] 2014 in [geboorteplaats01], hierna te noemen [kind01].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam01],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats01],
advocaat mr. M. Ter Haar-Bas te Rotterdam,
[naam02],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats02].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 6 juli 2023, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • het verzoekschrift van de Raad van 1 augustus 2023, ingekomen bij de rechtbank op diezelfde datum.
1.2.
Op 3 augustus 2023 heeft de mondelinge behandeling van de zaken met gesloten deuren plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam03];
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam04].

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [kind01].
2.2.
[kind01] woont bij zijn vader en diens partner.
2.3.
Bij beschikking van 23 januari 2023 is de ondertoezichtstelling van [kind01] verlengd tot 25 juli 2023.

3.De verzoeken

3.1.
Nu de ondertoezichtstelling op 24 juli 2023 is verlopen, verzoekt de Raad om [kind01] (opnieuw) onder toezicht te stellen voor de duur van zes maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Ter zitting heeft de Raad naar voren gebracht dat de Raad het onderhavige verzoek heeft ingediend wegens het verstrijken van termijn van de ondertoezichtstelling van [kind01]. De Raad heeft het verzoek van de GI getoetst en een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk bevonden. Op dit moment groeit [kind01] zodanig op dat hij ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De zorg die noodzakelijk is voor het wegnemen van die bedreiging, wordt niet of onvoldoende geaccepteerd. De ouders worden in staat geacht de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding binnen een voor de ontwikkeling van [kind01] aanvaardbare termijn te dragen. Daarom verzoekt de Raad om [kind01] onder toezicht te stellen van de GI voor een periode van 6 maanden. Voor de verdere onderbouwing van het verzoek verwijst de Raad naar het verzoekschrift van de GI.
3.2.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [kind01] te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Ter zitting heeft de GI het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. De vaste jeugdbeschermer, dhr. M. Verhoef, werkte de afgelopen periode met de ouders toe naar een vrijwillig kader en een afronding van de ondertoezichtstelling. Op 25 mei 2023 heeft een zitting bij deze rechtbank plaatsgevonden, waarbij de moeder (onder meer) heeft verzocht om [kind01] bij haar te laten wonen. Bij beschikking van 22 juni 2023 zijn de verzoeken van de moeder afgewezen. De moeder is echter tegen deze beslissing in hoger beroep gegaan. Hierdoor is het voor [kind01] niet duidelijk of hij (in de toekomst) bij de vader kan blijven wonen. Daarnaast er nog altijd geen duidelijke zorgregeling voor [kind01] vastgelegd. De ouders zitten niet op één lijn en [kind01] heeft last van die onderlinge strijd. De GI heeft er gezien de recente ontwikkelingen geen vertrouwen in dat het ouders zal lukken om in het vrijwillig kader onderlinge afspraken te maken. Om duidelijkheid voor [kind01] te krijgen, is dus toch een verlenging van de ondertoezichtstelling nodig. De GI heeft daarom de koers gewijzigd en alsnog een verzoek tot verlenging ingediend.

4.De standpunten

4.1.
Namens en door de moeder is verweer gevoerd. Het (herstel)verzoek van de Raad omvat alleen een verwijzing naar een bijlage bij dat verzoekschrift, te weten het verzoekschrift tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de GI. Hiermee voldoet de Raad niet aan artikel 799a, eerste lid, jo. 278, eerste lid, Rv, terwijl men van een overheidsorgaan als de Raad de nodige zorgvuldigheid mag verwachten. Bovendien is het door de GI bijgevoegde Plan van Aanpak verouderd. De GI heeft in de afgelopen periode nauwelijks regie gevoerd. Het had op de weg van de Raad gelegen om eerst zelfstandig informatie bij de betrokkenen in te winnen, alvorens een verzoek te doen.
De moeder is van mening dat er geen sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [kind01]. De loyaliteitsproblematiek is niet groot. De moeder heeft de afgelopen periode veel stappen vooruit gezet. Bij de zitting over het hoofdverblijf heeft de GI laten weten dat er zou worden toegewerkt naar afronding van de ondertoezichtstelling en overdracht naar het wijkteam. Dat alsnog om verlenging werd verzocht, kwam voor de moeder als een verrassing. De moeder is bereid om mee te werken binnen de vrijwillige hulpverlening. De omstandigheid dat de ouders het niet eens zijn over het hoofdverblijf en de zorgregeling, maakt geen verschil. De afspraken over de omgang zijn altijd in onderling overleg gemaakt en dat zullen de ouders blijven doen. Als de ouders hierbij begeleiding nodig hebben, dan kan dit ook via het wijkteam.
4.2.
De vader heeft te kennen gegeven dat hij met de verzoeken in kan stemmen. Hij acht het van belang dat de ondertoezichtstelling wordt voortgezet. Er is nog geen uitspraak in de zaak in het hoger beroep. Ook verloopt de onderlinge communicatie tussen de ouders niet goed. Volgens de vader kan hij met de moeder geen afspraken maken. Als de moeder haar zin niet krijgt, zoekt zij - tegen de afspraken in - contact met de partner van de vader door haar berichten te sturen. Dit veroorzaakt spanningen tussen de ouders.

5.De beoordeling

5.1.
ten aanzien van het verzoek van de GI onder 661713
5.1.1.
De kinderrechter constateert dat de GI het verzoekschrift niet conform de richtlijnen van het procesreglement Civiel Jeugdrecht - dat wil zeggen niet tijdig - heeft ingediend. Daarom kon de rechtbank het verzoek niet vóór afloop van de ondertoezichtstelling, op 24 juli 2023, behandelen. De ondertoezichtstelling van [kind01] is van rechtswege verlopen. Nu uit artikel 1:255, tweede lid, BW volgt dat de kinderrechter slechts op verzoek van de Raad of het openbaar ministerie een minderjarige onder toezicht kan stellen, zal de kinderrechter het verzoek van de GI afwijzen.
5.2.
ten aanzien van het verzoek van de Raad onder 663285
5.2.1.
De kinderrechter stelt allereerst vast dat de belanghebbenden niet tijdig zijn opgeroepen. Nu de GI en de ouders hiermee ter zitting hebben ingestemd, is de kinderrechter tot behandeling van het verzoek van de Raad overgegaan.
5.2.2.
Ter zitting is voldoende gebleken dat tussen de ouders nog altijd sprake is van strijd over de wijze van opvoeding en verzorging van [kind01] en dat de ouders er in onvoldoende mate in slagen om in het belang van [kind01] hierover onderlinge afspraken te maken. [kind01] heeft gedurende zijn eerste levensjaren bij beide ouders gewoond. Nadat de relatie tussen de ouders verbroken was, is [kind01] bij de moeder gaan wonen. In een periode waarin het met de gezondheid van de moeder niet goed ging, is [kind01] in overleg tussen de ouders bij de vader gaan wonen. Daar woont hij nu nog steeds. Inmiddels gaat het beter met de moeder. Zij wenst dat [kind01] weer bij haar komt wonen. De moeder heeft recent een procedure tegen de vader aangespannen, waarin zij (onder meer) heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van [kind01] bij de moeder te bepalen. Bij beschikking van 22 juni 2023 zijn de verzoeken van de moeder afgewezen. Hierbij heeft de rechtbank overwogen dat [kind01] geen belang heeft bij een juridische strijd tussen zijn ouders over zijn
hoofdverblijfplaats (of andere hem betreffende aangelegenheden). [kind01] is het meest gediend
met een herstel van het onderling vertrouwen en een goede communicatie tussen zijn
ouders, waardoor zij samen kunnen overleggen en beslissen wat het beste is voor [kind01]. De rechtbank heeft er bij de ouders op aangedrongen dat zij zich hier gezamenlijk voor inspannen, waarbij de GI en wellicht in een later stadium het wijkteam kunnen helpen. Inmiddels is gebleken dat de moeder hoger beroep heeft ingesteld tegen de beschikking van 22 juni 2023 en ter zitting is gebleken dat de communicatie tussen de ouders rondom de opvoeding en verzorging van [kind01] nog steeds gespannen en moeizaam verloopt.
5.3.
Gelet op het voorgaande, acht de kinderrechter het begrijpelijk dat de GI is teruggekomen op het eerdere voornemen om de hulpverlening rondom het gezin op korte termijn aan het wijkteam over te dragen. De kinderrechter constateert dat de zorgen rondom de ontwikkeling van [kind01] nog onverminderd aanwezig zijn. De GI heeft ter zitting naar voren gebracht dat [kind01] nog altijd last heeft van de strijd tussen zijn ouders. Vanwege het hoger beroep van de moeder bestaat onduidelijkheid over de vraag waar [kind01] zal gaan wonen. De verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ligt nog steeds niet vast. De afspraken rondom het verblijf van [kind01] gedurende de zomervakantie zijn volgens de GI pas na veel discussie tussen de ouders tot stand gekomen. De inzet van de jeugdbeschermer blijft dan ook noodzakelijk om de benodigde hulpverlening voor de ouders en [kind01] in te zetten en de ontwikkeling van [kind01] te volgen. De afgelopen periode is met de ouders gesproken over de invulling van de zorgregeling, waarna de regeling in overleg is uitgebreid naar meer contact van de moeder met [kind01]. De kinderrechter acht het van belang dat de GI de komende periode voortgaat met de ondersteuning van de ouders om samen het contact van [kind01] met beide ouders te regelen, waarbij ook gewerkt dient te worden aan het herstel van het vertrouwen en de onderlinge communicatie.
5.4.
Anders dan de advocaat van de moeder betoogt, is de kinderrechter van oordeel dat het verzoekschrift van de Raad voldoet aan de wettelijke vereisten genoemd in artikel 799a, eerste lid, jo. 278, eerste lid, Rv. De Raad heeft in het verzoekschrift weliswaar volstaan met een verwijzing naar het verzoekschrift van de GI, maar gebleken is dat de Raad tijdens de procedure van de moeder ter zake (onder meer) de hoofdverblijfplaats van [kind01] reeds in een adviserende rol betrokken is geweest en derhalve recent onderzoek heeft gedaan naar de situatie rondom [kind01]. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat de Raad in de onderhavige zaak, zonder nader onderzoek, op zorgvuldige wijze heeft kunnen toetsen of een ondertoezichtstelling noodzakelijk is.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom [kind01] onder toezicht stellen voor de duur van zes maanden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
ten aanzien van het verzoek van de GI onder 661713
wijst het verzoek van de GI af;
6.2.
ten aanzien van het verzoek van de Raad onder 663285
stelt [kind01] onder toezicht van de gecertificeerde instelling William Schrikker
Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam,
met ingang van 23 augustus 2023 tot 23 februari 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Riege, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2023, in aanwezigheid van M.A. den Hartog als griffer.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.