ECLI:NL:RBROT:2023:7601

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
C/10/660675 / JE RK 23-1437
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 15 augustus 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [kind01]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [kind01] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat er forse zorgen zijn over de fysieke veiligheid in de opvoedsituatie bij de ouders. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar [kind01] verblijft momenteel bij de opa en oma. De kinderrechter heeft eerder maatregelen getroffen, waaronder een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing, die steeds zijn verlengd. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, wat door de rechtbank is toegewezen. De ouders hebben ingestemd met het verzoek en zijn bereid om mee te werken aan de aanbevolen behandelingen. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 19 augustus 2024 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 19 februari 2024, met de mogelijkheid om de voortgang van de behandelingen te monitoren. De beslissing op het resterende deel van het verzoek van de GI is aangehouden tot een pro forma zitting op 1 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Meervoudige kamer
Zaaknummer: C/10/660675 / JE RK 23-1437
Datum uitspraak: 15 augustus 2023
Beschikking van de meervoudige kamer over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[kind01],
geboren op [geboortedatum01] 2022 in [geboorteplaats01], hierna te noemen [kind01].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam01]en
[naam02],
hierna te noemen de ouders, wonende in [woonplaats01],
advocaat: mr. E.L. de Craen, kantoorhoudende te Den Haag,
[naam03]en
[naam04],
de pleegouders, hierna te noemen de opa en oma, wonende te [woonplaats02].

1..Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 29 juni 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het e-mailbericht van de advocaat van de ouders van 10 augustus 2023, met als bijlage het standpunt van de ouders.
1.2.
Op 15 augustus 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • de ouders, bijgestaan door hun advocaat;
  • de opa en oma;
  • een tweetal vertegenwoordigers van de GI, [naam05] en [naam06].

2..De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [kind01].
2.2.
[kind01] verblijft bij de opa en oma.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 25 mei 2022 [kind01] (voorlopig) onder toezicht gesteld. Deze maatregel is nadien steeds verlengd, voor het laatst op 19 augustus 2022 tot 19 augustus 2023.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 8 juni 2022 een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg verleend. Deze maatregel is nadien steeds verlengd, voor het laatst op 29 juni 2023 tot 19 augustus 2023.

3..Het aangehouden verzoek

3.1.
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg te verlengen voor de duur van een jaar. De GI heeft verzocht de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht.
Op dit moment is het nog te onveilig om [kind01] terug te plaatsen bij de ouders. Er zijn forse zorgen vermeld in het KSCD-rapport, waar [kind01] niet aan bloot mag worden gesteld. Om te kunnen bepalen waar het perspectief van [kind01] ligt, moeten de ouders aan de slag met de nodige behandeling, zo blijkt uit het KSCD-onderzoek. Voor de persoonlijke problematiek van de ouders is Mentalization Based Treatment (hierna: MBT) bij de Viersprong geadviseerd en voor de hechting tussen de ouders en [kind01] het NIKA-traject. De aanmelding hiervoor is al in gang gezet. De verwachting is dat het komende jaar intensief zal zijn voor de ouders. Het kost tijd om te bekijken of de behandeling effect heeft. Zowel MBT als het NIKA-traject zullen tussentijds worden geëvalueerd. De GI zal dit blijven monitoren en hierover in gesprek blijven met de ouders. Afhankelijk van de tussentijdse resultaten zal de GI het plan bijstellen. De behandeling van de ouders is de sleutel naar de toekomst met [kind01]. Bezien moet worden hoe de ouders zich gaan ontwikkelen en wat de conclusie zal zijn van de betrokken behandelaars.

4..De standpunten

4.1.
Door en namens de oudersis ter zitting ingestemd met het verzoek van de GI. De ouders accepteren de uitkomst van het KSCD-onderzoek en staan open voor de behandeling die wordt geadviseerd. Zij zullen meewerken aan MBT en het NIKA-traject. De ouders zijn het eens met het KSCD dat de aanvaardbare termijn nog niet is verstreken en dat de ouders de tijd moeten krijgen met de behandeling. Het is wel belangrijk dat dit snel start en dat vaker gesprekken en contactmomenten tussen de ouders en de GI plaatsvinden over de voortgang van de trajecten. De ouders hebben de afgelopen maanden de regie van de GI hierin gemist. Er is te weinig gecommuniceerd. Zij hebben bijvoorbeeld in het verzoekschrift moeten lezen dat de EMDR-therapie voor [kind01] niet door kan gaan. De ouders hopen dat hierin verbetering komt de komende periode. Zij hopen ook dat er meer duidelijkheid komt over wat er van hen wordt verwacht, wat de specifieke doelen zijn en welke verbeteringen zij moeten laten zien, zodat het goed genoeg is. Om zicht te houden op de ontwikkelen die zich in het komende tijd zullen voordoen, verzoeken de ouders om de duur van de uithuisplaatsing te matigen tot zes maanden en het verzoek voor het overige aan te houden.
De ouders hebben verder nog naar voren gebracht dat zij moeite hebben met de conclusie van het KSCD dat [kind01] angstig is als hij bij de ouders is. De ouders herkennen dit niet. Door de Video Interactie Begeleiding (hierna: VIB) van Enver is gerapporteerd dat de momenten dat [kind01] en de ouders bij elkaar zijn, juist ontspannen en liefdevol zijn. Het KSCD baseert dit op twee korte contactmomenten van elk maar 15 minuten, 7 minuten met de ene ouder en 7 minuten met de andere ouder. Terwijl het VIB vijf of zes lange contactmomenten heeft gefilmd en geanalyseerd.
Ten aanzien van het voorval dat heeft plaatsgevonden in de thuissituatie, waarbij [kind01] hersenletsel heeft opgelopen, hebben de ouders steeds verklaard dat [kind01] waarschijnlijk zijn hoofdje tegen de deurpost heeft gestoten, toen de vader met hem op zijn arm met enige vaart voorbij liep. Zij hebben daarvoor ook geen andere verklaring. Zij nemen, ook richting [kind01], daarvoor ook de verantwoordelijkheid.
4.2.
De opa en omahebben ter zitting ingestemd met het verzoek van de GI. Zij hopen dat er snel duidelijkheid komt over het perspectief van [kind01]. Hoewel hij bij de ouders thuis hoort, is [kind01] altijd welkom bij de opa en oma. Indien nodig zijn de opa en oma bereid om [kind01] op te vangen tot zijn 18e leeftijd.

5..De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [kind01] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Er bestaan forse zorgen over de fysieke veiligheid van [kind01] in de opvoedsituatie bij de ouders. [kind01] heeft in mei 2022 in de thuissituatie, onder de verantwoordelijkheid van zijn ouders, ernstig traumatisch hersenletsel opgelopen. Er loopt een strafrechtelijk onderzoek naar de toedracht van het letsel, maar tot op heden is hierover nog niets bekend. Het KSCD heeft in de tussentijd onderzoek gedaan naar de (on)mogelijkheden van de ouders wat betreft de verzorging en opvoeding van [kind01]. Uit dit onderzoek is gebleken dat de ouders op dit moment nog te veel in beslag worden genomen door hun persoonlijke problematiek, waardoor zij [kind01] nu geen veilige opvoedomgeving kunnen bieden. Om te kunnen bepalen of zij daartoe in toekomst wel in staat zijn, moeten zij aan de slag met de nodige behandelingen, waaronder MBT en het NIKA-traject. Het is de verwachting dat dit helpend zal zijn voor de ouders, omdat het KSCD concludeert dat ouders hierin leerbaar zijn. Het is positief dat de ouders bereid zijn om hieraan mee te werken en hierin al de nodige stappen hebben gezet. Voor beide trajecten is een wachtlijst, maar de verwachting is dat deze binnenkort zullen starten.
5.2.
Wat betreft de verschillende conclusies van het VIB en KSCD als het gaat over het contact tussen ouders en [kind01], snapt de rechtbank dat dit voor onbegrip zorgt bij de ouders. Tegelijkertijd maakt dit voor de beoordeling van het verzoek nu niet uit, omdat met name de ouders op dit moment hulpverlening nodig hebben. Dit wordt ook niet betwist. De nog te starten hulpverlening van NIKA zal over het contact tussen [kind01] en ouders ook meer duidelijkheid geven.
5.3.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De rechtbank zal daarom de ondertoezichtstelling van [kind01] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
5.4.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] noodzakelijk in het belang van zijn verzorging en opvoeding, zoals bedoeld in artikel 1:265c, tweede lid, BW. [kind01] verblijft sinds het voorval in mei 22 bij de opa en oma De opa en oma bieden hem de veiligheid, structuur en geborgenheid die hij nodig heeft om zich positief te kunnen ontwikkelen. Het is belangrijk dat [kind01] bij de opa en oma kan verblijven zolang er onduidelijkheid is over zijn perspectief.
5.5.
Om de voortgang van de in te zetten behandeltrajecten in de komende periode te blijven monitoren en te bezien welke stappen de ouders hebben gezet in hun persoonlijke ontwikkeling, ziet de rechtbank aanleiding om de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing te beperken tot zes maanden. Over zes maanden zullen de eerste tussenevaluaties en resultaten van de behandeltrajecten mogelijk al bekend zijn. De rechtbank hoopt dat er dan – aan de hand van deze resultaten – ook meer duidelijkheid zal zijn over wanneer de ouders het goed genoeg doen en wat er verder nog van hen wordt verwacht.
De beslissing op het resterende deel van het verzoek van de GI zal worden aangehouden tot de hierna te noemen pro forma-datum. De zaak zal op de volgende zitting in beginsel enkelvoudig worden behandeld.
5.6.
De GI wordt verzocht uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen pro forma-datum te rapporteren over de actuele stand van zaken, onder gelijktijdige verstrekking aan de belanghebbenden en mr. E.L. de Craen.

6..De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind01] tot 19 augustus 2024;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een voorziening voor pleegzorg tot 19 februari 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
6.4.
bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 januari 2024 pro forma;
6.5.
bepaalt dat de GI, de belanghebbenden en mr. E.L. de Craen op de genoemde pro forma-datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
6.6.
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma-datum de rechtbank de verzochte rapportage te doen toekomen, onder gelijktijdige verstrekking aan de belanghebbenden en mr. E.L. de Craen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2023 door mr. T. van den Akker, mr. S. Riege en mr. W.J. Loorbach kinderrechters, in aanwezigheid van E.M.P. van de Kamp als griffier, en op schrift gesteld op 25 augustus 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.