ECLI:NL:RBROT:2023:7594

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
C/10/661057 / HA RK 23-641
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing testamentair bewind na vijf jaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 augustus 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van een testamentair bewind. Het verzoek is ingediend door [verzoeker], die stelt dat hij na een periode van behandeling voor verslavingsproblematiek in staat is om zijn eigen financiën te beheren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er meer dan vijf jaar zijn verstreken sinds het overlijden van de erflaatster, de moeder van [verzoeker], [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2]. De erflaatster had in haar testament van 10 maart 2017 een testamentair bewind ingesteld over de nalatenschap van [verzoeker], omdat zij vond dat hij op dat moment ongeschikt was om in het beheer te voorzien.

De rechtbank heeft de procedure zonder mondelinge behandeling voortgezet, omdat de betrokken partijen geen bezwaren hadden tegen de opheffing van het bewind. De rechtbank heeft op basis van een verklaring van GGZ Rivierduinen en de toelichting van [belanghebbende 1] geoordeeld dat het voldoende aannemelijk is dat [verzoeker] in staat is om de onder bewind staande goederen zelf op verantwoorde wijze te besturen. De rechtbank heeft daarom het testamentair bewind opgeheven, met ingang van de datum van de uitspraak.

Daarnaast heeft de rechtbank besloten dat er geen proceskostenveroordeling zal plaatsvinden, waardoor iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/661057 / HA RK 23-641
Beschikking van 25 augustus 2023
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te Leiden,
verzoeker,
advocaat mr. H.J.G. Waaijer te Leiden.
Belanghebbenden:
1. [belanghebbende 1],
wonende te Rotterdam,
advocaat mr. N.R. Rietveld te Naaldwijk,
2. [belanghebbende 2],
wonende te Alphen aan den Rijn.
Verzoeker wordt hierna ‘[verzoeker]’ genoemd en de belanghebbenden respectievelijk ‘[belanghebbende 1]’ en ‘[belanghebbende 2]’, omdat hun achternamen niet onderscheidend zijn.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingekomen op 7 juni 2023, met producties;
  • de brief van [verzoeker] van 25 juli 2023;
  • de brief van [belanghebbende 1] van 2 augustus 2023.
1.2.
Hoewel het verzoekschrift is ingekomen bij de afdeling Kanton, heeft de rechtbank het verzoekschrift gelet op het primaire verzoek van [verzoeker] ingeschreven als een handelsverzoekschrift.
1.3.
Bij brieven van 18 juli 2023 heeft de griffier [verzoeker], [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 6 oktober 2023.
1.4.
De rechtbank heeft naar aanleiding van de brief van [verzoeker] van 25 juli 2023 en de brief van [belanghebbende 1] van 2 augustus 2023, besloten om de mondelinge behandeling te annuleren en zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen.

2..De beoordeling

2.1.
Op [datum] is [erflaatster] (hierna: erflaatster) overleden. Erflaatster is de moeder van [verzoeker], [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2]. Erflaatster heeft bij testament van 10 maart 2017 over haar nalatenschap beschikt en [belanghebbende 2] en [belanghebbende 1] voor gelijke delen tot haar erfgenamen benoemd. Aan [verzoeker] heeft erflaatster een bedrag in geld, gelijk aan 1/3e deel van het zuiver saldo van de nalatenschap, gelegateerd. [verzoeker] heeft dit legaat aanvaard. Erflater heeft in haar testament tevens, tot het overlijden van [verzoeker], een testamentair bewind ingesteld over alles wat [verzoeker] uit de nalatenschap van erflaatster zal verkrijgen. Het bewind is ingesteld in het belang van [verzoeker] en mede omdat [verzoeker] nog ongeschikt en onmachtig is om in het beheer te voorzien. [belanghebbende 1] is door erflaatster tot bewindvoerder benoemd en zij heeft deze benoeming aanvaard.
2.2.
[verzoeker] verzoekt om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
primair, het testamentair bewind betreffende het aan [verzoeker] toekomende legaat op te heffen;
subsidiair, [belanghebbende 1] op grond van gewichtige redenen als testamentair bewindvoerder van [verzoeker] te ontslaan en [belanghebbende 2] tot vervangende testamentair bewindvoerder van [verzoeker] te benoemen.
2.3.
[verzoeker] legt aan het primaire verzoek ten grondslag dat hij gedurende de periode van 2009 tot en met 2014 is behandeld vanwege verslavingsproblematiek en dat hij hiervan is genezen. In 2017 heeft erflaatster het testament opgemaakt. [verzoeker] hoeft nu niet meer beschermd te worden en hij is niet meer ongeschikt of onmachtig om in het beheer te voorzien. Hij kan de onder bewind staande goederen zelf op verantwoorde wijze besturen. Ook levert de constructie van bewind belastingtechnisch veel nadelen op, omdat hij momenteel dubbele belasting moet afdragen.
Aan het subsidiaire verzoek legt [verzoeker] ten grondslag dat er sprake is van verstoorde verhoudingen en een vertrouwensbreuk tussen [verzoeker] en [belanghebbende 1]. [belanghebbende 1] wil zelf ook niet langer de bewindvoerder van [verzoeker] zijn. [belanghebbende 2], met wie [verzoeker] wel een goede band heeft, is in dat geval bereid om tot bewindvoerder benoemd te worden.
2.4.
[belanghebbende 1] heeft geen aanwijzingen dat [verzoeker] niet in staat is om zelfstandig zijn verkrijging te beheren, zodat zij zich wat de opheffing betreft refereert aan het oordeel van de rechtbank. [belanghebbende 1] is daarnaast van mening dat aan haar als testamentair bewindvoerder ontslag kan worden verleend.
2.5.
Op grond van artikel 4:178 lid 2 BW kan de rechtbank op verzoek van een rechthebbende na verloop van vijf jaren na het overlijden van de erflater en indien aannemelijk is dat de rechthebbende de onder bewind staande goederen zelf op verantwoorde wijze zal kunnen besturen, een testamentair bewind opheffen. Een vergelijkbare bepaling is ook opgenomen onder F.20.D. van het testament van erflaatster.
2.6.
Erflaatster is in 2017 overleden, zodat onderhavig verzoek na verloop van vijf jaren na het overlijden van erflaatster is ingediend. Op grond van de stukken, onder meer een verklaring van GGZ Rivierduinen van 20 september 2022 waarin staat dat er vanuit de psychiatrische behandeling geen bezwaren worden gezien als [verzoeker] zijn eigen financiën beheert, en op grond van de toelichting van [belanghebbende 1] dat er wat haar betreft geen aanwijzingen zijn dat [verzoeker] niet zelf zijn verkrijging kan beheren, is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat [verzoeker] de onder bewind staande goederen zelf op verantwoorde wijze kan besturen. De rechtbank zal daarom het bewind opheffen met ingang van heden.
2.7.
Op het subsidiaire verzoek van [verzoeker] hoeft hierdoor niet meer beslist te worden.
2.8.
Gelet op de aard van de zaak is er geen reden om één van partijen in de proceskosten te veroordelen, zodat de proceskosten worden gecompenseerd. Dit betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.
2.9.
Deze uitspraak zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

3..De beslissing

De rechtbank:
heft met ingang van heden het bewind op dat, in het belang van [verzoeker], door [erflaatster] (overleden op [datum]) bij testament van 10 maart 2017 is gevestigd op het gedeelte van haar nalatenschap dat aan [verzoeker] toekomt;
compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt;
verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. van Steenderen-Koornneef en in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2023.
3120