ECLI:NL:RBROT:2023:7560

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
C/10/655261 / JE RK 23-711 en C/10/658977 / JE RK 23-1307
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallen verklaring van schriftelijke aanwijzing en omgangsregeling in jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 29 juni 2023 uitspraak gedaan in een jeugdzorgkwestie betreffende de omgangsregeling tussen een moeder en haar twee minderjarige kinderen, [kind01] en [kind02]. De moeder had verzocht om een uitbreiding van de omgangsregeling, waarbij de kinderen twee keer per week een dagdeel bij haar thuis zouden verblijven. Tevens verzocht zij om de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen te beëindigen. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder afgewezen, onder verwijzing naar de huidige situatie van de kinderen en de noodzaak van een gezinsopname. De rechtbank oordeelde dat de omgangsregeling zorgvuldig moet worden uitgebreid, maar dat dit op dit moment niet in het belang van de kinderen is, gezien de spanningen en gedragsproblemen van [kind01]. De GI had nagelaten tijdig te reageren op het verzoek van de moeder, wat door de rechtbank werd opgevat als een fictief weigeringsbesluit. De rechtbank benadrukte dat er eerst meer duidelijkheid moet komen over de opvoedvaardigheden van de moeder voordat een terugplaatsing van de kinderen kan plaatsvinden. De rechtbank heeft de GI in overweging gegeven om met de pleegouders te overleggen over de continuïteit van de zorg voor [kind01] tot aan de gezinsopname. De beslissing van de rechtbank is in het openbaar uitgesproken en kan binnen drie maanden in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Meervoudige kamer
Zaaknummer: C/10/655261 / JE RK 23-711 en C/10/658977 / JE RK 23-1307
Datum uitspraak: 29 juni 2023

Beschikking

in de zaken van

[naam01],

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl, te Rotterdam,
betreffende

[kind01],

geboren op [geboortedatum01] 2017 te [geboorteplaats01], hierna te noemen: [kind01],

[kind02],

geboren op [geboortedatum02] 2020 te [geboorteplaats02], hierna te noemen: [kind02].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

hierna te noemen: de GI, gevestigd te Dordrecht,

[naam02] en [naam03],

hierna te noemen: de pleegouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
In zijn adviserende taak is in de procedure betrokken: de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht, hierna te noemen: de Raad

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 25 april 2023 inzake C/10/655261 / JE RK 23-711 en de daaraan ten grondslag liggende stukken,
- het verzoekschrift met bijlagen van de moeder van 6 juni 2023, ingekomen bij de griffie op 7 juni 2023,
- de e-mail met bijlagen van de pleegouders van 6 juni 2023,
- de e-mail met bijlagen van mr. R.W. de Gruijl van 8 juni 2023.
Op 15 juni 2023 heeft de rechtbank de zaken tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. R.W. de Gruijl;
- [naam04] namens de Raad;
- vertegenwoordigers van de GI, [naam05] en [naam06].
De rechtbank heeft als informant gehoord: [naam07], werkzaam als begeleider pleegzorg bij Stichting Timon.

De feiten

De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [kind01] en [kind02].
[kind01] en [kind02] verblijven bij de pleegouders.
Bij beschikking van deze rechtbank van 22 februari 2022 is het ouderlijk gezag van de
moeder over [kind01] en [kind02] beëindigd en is de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering tot voogd over de
minderjarigen benoemd.
Bij beschikking van de meervoudige kamer van het gerechtshof Den Haag van
31 augustus 2022 is voornoemde beschikking van de rechtbank vernietigd, voor zover het de
beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder betreft, en is het verzoek van de Raad tot
beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarigen afgewezen.
Bij beschikking van 7 november 2022 zijn [kind01] en [kind02] (opnieuw) onder toezicht gesteld van de GI tot 7 november 2023. De kinderrechter heeft bij deze beschikking tevens een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] en [kind02] in een voorziening voor pleegzorg verleend tot 7 november 2023.
Tijdens de mondelinge behandeling van 25 april 2023 is het verzoek van de moeder tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing (C/10/655261 / JE RK 23-711) aangehouden tot 15 juni 2023.

De (aangehouden) verzoeken

C/10/655261 / JE RK 23-711
De moeder verzoekt:
1. De schriftelijke aanwijzing, althans het fictieve weigeringsbesluit, van 20 maart
2023 vervallen te verklaren c.q. te vernietigen;
2. Tussen de moeder en de minderjarigen een omgangsregeling vast te stellen,
inhoudende dat de minderjarigen twee keer per week gedurende een dagdeel
omgang hebben bij de moeder thuis, waarbij de moeder in elk geval op de
verjaardagen van de minderjarigen met hen contact mag hebben;
3. Dan wel een zodanige omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarigen te
bepalen die de rechtbank juist en passend acht.
De moeder vraagt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
C/10/658977 / JE RK 23-1307
De moeder verzoekt primair om de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] en [kind02] geheel in te trekken
.
Subsidiair doet de moeder een verzoek tot geschillenbeslechting (ex artikel 1:262b BW) en daarbij te bepalen dat de moeder met [kind01] en [kind02] wordt opgenomen in een moeder-kindopname traject.

Het standpunt van de moeder

C/10/655261 / JE RK 23-711
De moeder handhaaft ter zitting, deels bij monde van haar advocaat, haar verzoek. De GI heeft geen schriftelijke aanwijzing gegeven naar aanleiding van het verzoek van de moeder tot vaststelling van een uitbreiding van de omgangsregeling tussen haar en de kinderen. Dit niet beslissen dient geduid te worden als een afwijzing van het verzoek van de moeder. Nu de GI nog altijd niet heeft gereageerd op het verzoek van de moeder, dient dit als een fictief besluit (tot afwijzing van het verzoek van de moeder) van de GI te worden gezien. Het fictieve besluit moet vervallen worden verklaard. Tijdens de vorige mondelinge behandeling heeft de moeder de GI ook verzocht om een goed onderbouwde schriftelijke aanwijzing of een CHOP-lijst te overleggen, om verduidelijking te krijgen waarom de huidige omgangsregeling kennelijk het meest in het belang is van de kinderen. Dit is niet gebeurd. De moeder heeft nog altijd de wens dat de omgangsregeling wordt uitgebreid. Alle betrokken professionals geven aan dat de omgang tussen de moeder en de kinderen goed verloopt. De moeder kan goed aansluiten bij de kinderen. Alleen al dat gegeven rechtvaardigt naar de mening van de moeder een uitbreiding van de omgangsregeling. Er zijn recente ontwikkelingen, waardoor er thans gedacht wordt aan een gezinsopname. Een gezinsopname heeft naar de mening van de moeder geen kans van slagen als de omgang niet wordt uitgebreid. De huidige regeling is niet in het belang van [kind01] en [kind02]. De moeder had graag gezien dat de GI haar standpunt, zoals ter zitting is verwoord, op schrift had gesteld.
C/10/658977 / JE RK 23-1307
De moeder verzoekt primair de uithuisplaatsing van [kind01] en [kind02] te beëindigen. De moeder verwijst ter onderbouwing naar haar verzoekschrift en de overige overgelegde stukken.
Namens de moeder is op 26 mei 2023 een brief aan de GI gestuurd waarin zij verzoekt om de uithuisplaatsing te beëindigen. Er is (ook) op dit verzoek geen duidelijke reactie gekomen van de GI. [kind01] moet uiterlijk 7 juli 2023 weg bij het huidige pleeggezin. De pleegouders willen wel voor [kind02] blijven zorgen. De moeder wenst echter dat beide kinderen thuis worden geplaatst. De moeder merkt op dat de GI ter zitting aangeeft dat de moeder een eerlijke kans moet krijgen. Het plan van de GI is dat [kind01] eerst een klinische opname/behandeling krijgt. Vanuit de klinische opname kan dan gekeken worden naar een gezinsopname. Er is niet gedegen gemotiveerd waarom op dit moment het traject van een gezinsopname volgens de GI dient te prevaleren boven een thuisplaatsing van [kind01] en [kind02].
Het is de moeder voorts onduidelijk wat de GI tot aan de gezinsopname van plan is met [kind01]. De moeder vindt het niet in het belang van [kind01] dat zij tussentijds in een gezinshuis of crisisopvang wordt geplaatst. Volgens de moeder zijn Vivera, Basic Trust en Timon positief over haar. Zij geven structureel aan dat het goed gaat en dat de moeder goed in staat is aan te sluiten bij de opvoed- en ontwikkelingsbehoeftes van de kinderen. Het vorenstaande rechtvaardigt naar de mening van de moeder een directe beëindiging van de uithuisplaatsing. De moeder is verder van mening dat zij (met behulp van de hulpverlening) voldoende in staat is om aan te sluiten bij de opvoed- en ontwikkelingsbehoeften van de kinderen. Het is schadelijk voor [kind01] en [kind02] om hen te scheiden. De moeder verzoekt daarom om een directe terugplaatsing met ingang van 7 juli 2023.
Mocht een directe terugplaatsing van beide kinderen niet mogelijk zijn dan wil de moeder een gezinsopname met beide kinderen. De moeder staat niet open voor (eerst) een klinische opname van [kind01], omdat dit voor [kind01] opnieuw een hechtingsbreuk zou betekenen.
De moeder ziet dat de professionals (Vivera, Basic Trust en Timon) verschillende visies hebben. Zo stelt de GI (op advies van Yulius) zich op het standpunt dat [kind01] eerst naar een klinische opname traject zou moeten. Basic Trust daarentegen adviseert om de moeder én [kind01] te laten deelnemen aan een gezinsopname, zij vinden een individuele opname van [kind01] niet noodzakelijk. Vivera Zwijndrecht adviseert om het liefst ook [kind02] bij de gezinsopname te betrekken. De moeder is met Basic Trust en Vivera eens. GGZ Beilen is de enige organisatie die tot nu toe een reactie heeft gegeven en bereid is gezinsopname-traject te bieden. De moeder is bereid mee te werken aan een gezinsopname en vindt het in het belang van de kinderen dat zij niet worden gescheiden.

Het standpunt van de GI

Er is in de afgelopen periode veel gebeurd. Het gerechtshof Den Haag heeft in haar beschikking van 31 augustus 2022 de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder vernietigd, waardoor het perspectief van de kinderen is veranderd van een perspectiefplaatsing bij de pleegouders naar het onderzoeken of een terugplaatsing bij de moeder mogelijk is. De onderlinge verhoudingen tussen de moeder en de pleegouders zijn sindsdien verslechterd. Het is de GI niet gelukt om het contact tussen alle betrokkenen te verbeteren. Ook laat [kind01] op dit moment ernstige gedragsproblemen zien. De pleegouders hebben aangegeven dat [kind01] na 7 juli 2023 niet meer bij hen kan blijven wonen. De stabiele basis die [kind01] en [kind02] bij de pleegouders hadden opgebouwd, komt nu te vervallen. De pleegouders hebben aangegeven dat [kind02] wel bij hen kan blijven wonen. [kind02] is veilig gehecht bij de pleegouders.
Na een overleg met het expertiseteam heeft de GI besloten om de moeder samen met [kind01] aan te melden voor een gezinsopname Gezien wordt dat de omgang tussen de moeder en de kinderen, die begeleid wordt door Basic Trust, goed verloopt. Wel is [kind01] nog steeds voor én na de omgangsmomenten ontregeld. Basic Trust staat achter het voorstel van de moeder om samen met [kind01] deel te nemen aan een gezinsopname. De GI is op zoek gegaan naar geschikte instanties om de gezinsopname uit te voeren. Er is onder andere contact geweest met Yulius. Yulius adviseert eerst een klinische opname voor [kind01]. De GI staat achter het advies van Yulius om eerst een klinische opname voor [kind01] te starten, waarna de gezinsopname met de moeder kan plaatsvinden. De GI wilde hiermee de moeder een reële kans geven, zeker gelet op het heftige gedrag dat [kind01] nu laat zien. Nu de moeder niet kan instemmen met een klinische opname van [kind01], zet de GI in op het traject van een gezinsopname van de moeder en [kind01]. Daarna kan worden bezien of [kind02] meegenomen kan worden in het traject om het woonperspectief van de beide kinderen duidelijk te krijgen. De nieuwe partner van de moeder zal ook in het proces betrokken moeten worden. De GI heeft diverse aanmeldingen gedaan voor een gezinsopname, zoals bij GGZ (locatie) Beilen, Accare en de Hondsberg. Op dit moment is er alleen vanuit GGZ Beilen een reactie gekomen dat zij de gezinsopname per augustus 2023 kunnen aanbieden. De pleegouders willen [kind01] nog opvangen tot 7 juli 2023. De GI is zoekende naar een (tussen)oplossing voor de periode tot aan de gezinsopname. Gelet op het vorenstaande heeft de GI niet eerder (schriftelijk) gereageerd op de verzoeken van de moeder. Gezien de problematiek die [kind01] thuis en op school laat zien en de impact van de huidige omgangsregeling op haar vindt de GI een uitbreiding van de omgangsregeling niet in haar belang.
Ook is op dit moment een terugplaatsing van [kind01] en [kind02] bij de moeder niet aan de orde. Er dient thans gewerkt te worden aan (het traject richting) een gezinsopname. De GI zal een wijzigingsverzoek indienen bij de rechtbank voor een plaatsing van [kind01] in een gezinshuis.

Het standpunt van de Raad

De Raad vindt het een verdrietige situatie waarin de kinderen zitten. De nieuwe situatie die is ontstaan, na de uitspraak van het gerechtshof, vraagt veel van alle betrokkenen. De relatie tussen de moeder en de pleegouders is behoorlijk verstoord en het gaat niet goed met [kind01] bij de pleegouders. [kind01] zit klem en laat veel problemen zien sinds er geen perspectief meer is. Er zijn veel factoren die van invloed zijn op het gedrag van [kind01]. Het is de taak van de moeder en de pleegouders om daarmee aan de slag te gaan. De Raad vindt dat de moeder en de pleegouders naar de kinderen toe verplicht zijn om hun contact te herstellen en hun relatie beter te laten verlopen. Het is naar de mening van de Raad belangrijk dat er een gezinsopname komt. De Raad is anders dan de GI van mening dat het voor de kinderen belangrijk is om de gezinsopname met de moeder en beide kinderen samen te doen. De GI dient daar goed naar te kijken en dit voor te leggen aan de organisatie die de gezinsopname gaat uitvoeren. Daarnaast zou het meest in het belang van [kind01] zijn dat zij tot aan de gezinsopname bij de pleegouders kan blijven wonen. Het is voor de ontwikkeling van [kind01] niet goed dat zij als enige uit haar vertrouwde omgeving wordt weggehaald. De Raad vindt het (ook) niet verstandig om de kinderen nu direct bij de moeder te plaatsen gelet op het traject dat nog doorlopen moet worden. Er moet in het traject van de gezinsopname nog uitgezocht worden hoe de interactie tussen de moeder en de kinderen verloopt en bezien worden of de kinderen bij de moeder kunnen worden geplaatst. Hoewel vanuit de professionals (Vivera, Basic Trust en Timon) informatie is gedeeld en zij positief zijn over hoe de omgangsregeling verloopt, zal het volledig bij elkaar zijn van de moeder en de kinderen veel (meer) van haar vragen.

Het standpunt van de pleegouders

De pleegouders zijn teleurgesteld over hoe het afgelopen jaar is gegaan. Zij voelen zich niet gehoord. Er is niet naar hen en de kinderen geluisterd. Beide kinderen hebben behandeling nodig. [kind01] laat zeer moeilijk gedrag zien. Sinds de uitspraak van het gerechtshof gaat het steeds slechter met haar. Zij krijgt een-op-een begeleiding op school. De pleegouders zien thuis aan [kind02] dat zij de emoties van [kind01] (negatief of positief) niet kan reguleren en angstig wordt. [kind02] kopieert het negatieve gedrag van haar zus. De grens voor de pleegouders is daarom bereikt. Zij zijn niet bereid om [kind01] na 7 juli 2023 langer op te vangen. De pleegouders vinden dat het voor [kind02] goed zou zijn als zij tijdelijk van haar zus wordt gescheiden. De pleegouders vinden het belangrijk dat een beslissing wordt genomen die in het belang van de kinderen is.

De verklaring van de informant

[naam07] heeft verklaard dat zij de pleegouders niet voldoende heeft kunnen ondersteunen. Er is hulpverlening in de thuissituatie bij de pleegouders ingezet maar er was ook individuele hulp nodig voor [kind01]. Dit is ook aangegeven bij de GI. Er is lang niet gereageerd op de noodkreten van pleegouders, waardoor voor hen nu de grens is bereikt. [naam07] staat achter een gezinsopname van [kind01] met de moeder, omdat zij gedrag laat zien waarvoor zij hulpverlening nodig heeft. Zij vindt het niet in het belang van [kind02] om haar uit haar vertrouwde omgeving weg te halen voor een gezinsopname.

De beoordeling

De rechtbank zal allereerst het meest verstrekkende verzoek, het verzoek tot beëindiging van de uithuisplaatsing, bespreken.
C/10/658977 / JE RK 23-1307
Op grond van artikel 1:265d, tweede lid, BW kan de met het gezag belaste ouder wegens gewijzigde omstandigheden de gecertificeerde instelling verzoeken de uithuisplaatsing te beëindigen. Ingevolge het derde lid moet de gecertificeerde instelling binnen twee weken na ontvangst van het verzoek een schriftelijk beslissen op het verzoek .
Op grond van artikel 1:265d, vierde lid, BW jo. artikel 1:265, vierde lid, BW staat het niet of niet tijdig nemen van een beslissing door de gecertificeerde instelling gelijk met afwijzing van het verzoek en kan de kinderrechter op verzoek van de met het gezag belaste ouder, de machtiging tot uithuisplaatsing geheel of gedeeltelijk intrekken of de duur ervan bekorten.
De rechtbank moet beoordelen of er in de situatie van [kind01] en [kind02] gewijzigde omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de uithuisplaatsing beëindigd kan worden. Dat is het geval indien de uithuisplaatsing niet langer noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [kind01] en [kind02] en het belang van [kind01] en [kind02] zich niet tegen beëindiging verzet.
De moeder wil dat [kind01] en [kind02] weer bij haar worden teruggeplaatst, mede omdat de plaatsing van [kind01] bij de pleegouders per 7 juli 2023 beëindigd wordt.
De rechtbank is echter van oordeel dat thans nog onvoldoende onderzocht is of de moeder met hulpverlening voldoende kan aansluiten bij de opvoed- en ontwikkelingsbehoeften van de kinderen en of er toegewerkt zou kunnen worden naar een terugplaatsing van de kinderen bij de moeder. Het is dan ook van belang dat het perspectief spoedig onderzocht wordt, zodat er op korte termijn meer zicht komt op de mogelijkheden voor een eventuele terugplaatsing van (één van) de kinderen bij de moeder. Dit geldt temeer nu is gebleken dat [kind01] een bovengemiddelde opvoedvraag heeft en haar problematiek is toegenomen nadat het perspectief bij de pleegouders op losse schroeven kwam te staan.
De GI heeft de moeder en [kind01] inmiddels bij meerdere instanties voor een gezinsopname aangemeld. Volgens de GI en de overige deskundigen is een gezinsopname op korte termijn gegeven de situatie het meest passend. Er zal door een gezinsopname meer zicht moeten komen op de opvoedvaardigheden van de moeder en vervolgens moeten worden bezien of zij (binnen een redelijke termijn) voldoende in staat is om de opvoeding en verzorging van de kinderen weer op zich te nemen.
De omstandigheid dat [kind01] vanaf 7 juli 2023 niet langer in het pleeggezin kan blijven, vormt naar het oordeel van de rechtbank geen reden om de uithuisplaatsing van haar te beëindigen en haar per die datum terug te plaatsen bij de moeder. Eerst moet door middel van een gezinsopname worden bezien of het belang van Annemarie zich niet tegen een beëindiging van de uithuisplaatsing en een terugplaatsing bij de moeder verzet. De rechtbank is zich ervan bewust dat dit er voor [kind01] toe leidt dat zij tot aan de gezinsopname ter overbrugging elders moet worden geplaatst, indien de pleegouders blijven bij hun standpunt dat zij gezien haar gedragsproblemen niet langer bij hen kan blijven. De rechtbank geeft de GI in dit verband in overweging om nogmaals met de pleegouders in gesprek te gaan om te bezien of en onder welke voorwaarden de plaatsing in het pleeggezin toch zou kunnen worden voortgezet tot aan de gezinsopname, in het belang van [kind01], nu zij vanwege haar gedrag baat heeft bij continuïteit en voorspelbaarheid. Op dit moment vertoont [kind01] gedragsproblemen, waarvoor zij behandeling nodig heeft. Daarnaast is het van belang dat het thans ingezette traject richting een gezinsopname niet wordt doorkruist. De kinderen zijn kwetsbaar en een terugplaatsing kan er toe leiden dat de hulpverlening stagneert en zij mogelijk nog meer zorg nodig zullen hebben. Een thuisplaatsing van de kinderen is derhalve niet in hun belang.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat er geen sprake is van dusdanig gewijzigde omstandigheden dat een beëindiging van de uithuisplaatsing gerechtvaardigd is. De huidige opvoedingssituatie, met een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening van pleegzorg, is in het belang van [kind01] en [kind02] en dient te worden gecontinueerd, waarbij het van belang is dat zo spoedig mogelijk duidelijk wordt waar het perspectief van de kinderen ligt.
Ten aanzien van de subsidiaire verzoek overweegt de rechtbank als volgt.
Ter zitting heeft de GI aangegeven dat zij - nu de moeder hiermee niet kan instemmen - afziet van een klinische opname van [kind01] en nu inzet op het traject van een gezinsopname. De rechtbank stelt vast dat tussen de moeder en de GI geen geschil meer bestaat over het doorlopen van het traject van een gezinsopname. De GI heeft inmiddels diverse organisaties benaderd voor het uitvoeren van een gezinsopname. Het is op dit moment nog onduidelijk welke organisatie de gezinsopname zal gaan uitvoeren en op welke wijze deze zal worden vormgegeven. De vraag of een gezinsopname met de moeder alleen met [kind01] moet plaatsvinden óf met de moeder en de beide kinderen moet plaatsvinden dient naar het oordeel van de rechtbank te worden beantwoord door de organisatie die het gezinsopname-traject zal aanbieden. Daarbij dienen de belangen van de kinderen voorop te staan.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder daarom afwijzen.
C/10/655261 / JE RK 23-711
Op grond van artikel 1:265f van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de gecertificeerde instelling de contacten tussen de ouders en de kinderen beperken voor zover noodzakelijk in verband met de uithuisplaatsing. Deze beslissing van de gecertificeerde instelling geldt als een schriftelijke aanwijzing. De kinderrechter kan op grond van artikel 1:264 BW deze schriftelijke aanwijzing op verzoek van de ouders geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de advocaat van de moeder op 1 februari 2023 een verzoek heeft ingediend bij de GI om een schriftelijke aanwijzing waarbij een uitbreiding van omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen wordt vastgelegd. De GI heeft hier niet binnen twee weken op gereageerd, zodat dit op grond van artikel 1:265 lid 4 BW gelijk te stellen is met een afwijzing van het verzoek van de moeder. Dit zogenaamd fictief weigeringsbesluit van de GI kan worden opgevat als een schriftelijke aanwijzing.
Nu de GI ten tijde van de zitting nog geen schriftelijke beslissing op het verzoek van de moeder heeft genomen en de beslistermijn is verstreken, zal de rechtbank de moeder gelet op artikel 1:265, vierde lid, BW ontvangen in haar verzoek. De moeder verzoekt vervallenverklaring van de gegeven aanwijzing (het fictief weigeringsbesluit) met betrekking tot de omgangregeling tussen haar en de kinderen
.
De GI heeft ter zitting erkend te hebben nagelaten naar aanleiding van het verzoek van de advocaat van de moeder een schriftelijke aanwijzing omtrent de uitbreiding van de omgangsmomenten tussen de moeder en [kind01] en [kind02] te hebben gegeven. De GI heeft haar standpunt ten aanzien van een uitbreiding van de omgangsregeling en de weigering om een besluit op het verzoek te nemen ter zitting toegelicht.
De rechtbank is van oordeel dat het uitbreiden van de contacten tussen de moeder en de kinderen zorgvuldig moet plaatsvinden. Hoewel de omgangsmomenten tussen de moeder en de kinderen goed lijken te verlopen, geeft de GI aan dat [kind01] voor en na de omgangsmomenten ontregeld is. Ook wordt aangegeven dat [kind01] [kind02] beïnvloedt in haar gedrag. Daarbij zijn er veel spanningen tussen de moeder en de pleegouders. Bovendien zullen de komende periode ook een aantal veranderingen plaatsvinden. Zo wordt er toegewerkt naar een gezinsopname en zal [kind01] vanaf 7 juli niet meer in het huidige pleeggezin verblijven, als de pleegouders hun standpunt handhaven.
De rechtbank is van oordeel dat een uitbreiding van de omgangsregeling op dit moment niet in het belang van [kind01] en [kind02] is. De kinderen hebben veel last van de huidige situatie, waarbij sprake is van veel spanningen en onrust. Daarbij bestaat het gevaar dat [kind01] nog meer ontregeld raakt, met de veranderingen die voor haar op stapel staan. Indien de uitvoerende instantie van de gezinsopname -in het kader van het toewerken naar de gezinsopname- een uitbreiding van de omgangsregeling in het belang van het kind of de kinderen acht, kan alsdan in overleg met de GI een gewijzigde (ruimere) omgangsregeling worden bepaald.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder tot vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing (fictief besluit tot afwijzing van het verzoek) tot vaststelling van een (uitgebreidere) omgangsregeling daarom afwijzen.

De beslissing

De rechtbank:
C/10/658977 / JE RK 23-1307 en C/10/655261 / JE RK 23-711
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Jordaan, voorzitter tevens kinderrechter, en mrs. G.M. Paling en J.S. van den Berge, kinderrechters, in tegenwoordigheid van
mr. E.M. Borges Dias als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.