5.4.verklaart de onder 5.3 vermelde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wijsman-van Veen en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2023.
BINDEND ADVIES
Geschillencommissie Zorg Algemeen
(hierna te noemen: de cliënte)
gemachtigde: mr. ML. Dragteristein, advocaat
Hairworld Istanbul BV., gevestigd te Vlaardingen
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
gemachtigde: mr. A.J.F. Vokurka-Viruly, advocaat
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zorg Algemeen
(verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2022 te Utrecht.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
Onderwerp van het geschil
De cliënte heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Het geschil betreft de kwaliteit van de geleverde zorg aan de cliënte. De cliënte verwijt de zorgaanbieder
dat hij een plastisch chirurgische behandeling (haartransplantatie) onzorgvuldig en onprofessioneel heeft
uitgevoerd waardoor de cliënte schade heeft geleden.
Strijdpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het
standpunt op het volgende neer.
De cliënte heeft op 19 februari 2020 een haartransplantatie laten uitvoeren door de zorgaanbieder. De
cliënte heeft € 4.500-- betaald voor een behandeling voor een haarlijnverlaging met onbeperkte “grafts”
(haarzakjes). De behandeling werd uitgevoerd in Turkije waar de beste en modernste technieken zouden
worden toegepast.
Op 31 mei 2021 heeft de cliënte een afspraak gehad bij de zorgaanbieder in verband met door haar
ervaren klachten. Tegen de afspraak in waren in de voorste haarlijn van de cliënte dubbele en triple grafts
geplaatst in plaats van enkele; dit gaf een zeer onnatuurlijke haarlijn. Ook had de cliënte last van
littekenvorming en verdikking bij de haarlijn.
Daarbij had de zorgaanbieder zich niet aan de afspraak gehouden om onbeperkt gratis te plaatsen;
daardoor had de cliënte geen haardichtheid en meerdere kale plekken op haar hoofd.
De zorgaanbieder weigerde zijn fouten te erkennen maar er werd wel een hersteloperatie afgesproken op
1 juli 2021. De cliënte moest daarvoor een vaststellingsovereenkomst ondertekenen anders wilde de
zorgaanbieder de operatie niet uitvoeren. Na de operatie op 1 juli 2021 verzekerde de behandelend chirurg
de cliënte dat dit keer alleen single gratis in de voorste haarlijn waren geplaatst. Groot was dan ook de
verbazing van de cliënte toen zij na drie maanden, bij de eerste haargroei, toch dubbele en triple grafts zag.
Daarbij was de verdikking van de huid bij de haarlijn nog erger dan voorheen waardoor de cliënte haar
wenkbrauwen niet kon bewegen. De cliënte is hier. erg depressief van geraakt en durfde niet meer naar
buiten.
Op 1 november 2021 had zij weer een afspraak bij de zorgaanbieder en werd de cliënte verteld dat er
tegen de verdikking niet veel gedaan kon worden en dit door een reactie van haar huid kwam. Met
betrekking tot de dubbele en triple gratis werd de cliënte verteld dat er niets aan de hand was en zij moest
afwachten. De klachten van de cliënte werden totaal genegeerd hoewel de afspraken zoals neergelegd in
de vaststellingsovereenkomst niet door de zorgaanbieder zijn nagekomen.
De cliënte heeft zich tot een gespecialiseerde kliniek in België gewend waar werd geconstateerd dat de
haartransplantaties door de zorgaanbieder niet goed waren uitgevoerd. De cliënte heeft op
28 februari 2022 en 1 maart 2022 herstelbehandelingen in België laten uitvoeren voor een bedrag van
€ 9.700,-- waarmee de littekenvorming is hersteld. Het eindresultaat van de nieuwe haarlijn dient nog te
worden afgewacht.
De cliënte verwijt de zorgaanbieder zeer onzorgvuldig en onprofessioneel handelen. De verkeerde
behandelingen hebben de cliënte een onnatuurlijke haarlijn en litlekens gegeven. De gezichtsmobiliteit van
de cliënte is beperkt geraakt en zij heeft psychische klachten. Daarnaast heeft de cliënte hoge kosten
moeten maken voor herstelbehandelingen waarvoor zij de zorgaanbieder verantwoordelijk houdt. De cliënte
verlangt een schadevergoeding van € 25.000,-- van de zorgaanbieder die naast de kosten van de
behandelingen bestaat uit een immateriële schadevergoeding voor het leed dat haar door de
zorgaanbieder is aangedaan.
Op 1 augustus 2022 heeft de cliënte de Geschillencommissie te kennen gegeven dat zij de klacht wilde
intrekken en het dossier wilde laten sluiten omdat zij zich wilde laten bijstaan door een advocaat. De
Geschillencommissie heeft de cliënte te kennen gegeven dat de zorgaanbieder een uitspraak verlangde en
de procedure zou worden voortgezet.
Bij brieven van haar advocaat van S en 10 en 12 augustus 2022 heeft de cliënte bericht dat zij door haar
medisch/psychische toestand niet goed wist wat zij deed toen zij de procedure aanhangig maakte en dat zij
niet had verklaard de uitspaak van de commissie als bindend te zullen aanvaarden. Voorts heeft zij
verzocht haar ambtshalve niet-ontvankelijk te verklaren omdat haar schadebedrag de grens van € 25.000,--
overschrijdt en zij de zorgaanbieder in rechte wil betrekken vanwege wanprestatie en onrechtmatig
handelen.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern
komt het standpunt op het volgende neer.
Na uitgebreide voorlichting en oriëntatie van en door de cliënte zijn partijen op 10 januari 2020 een
behandelingsovereenkomst aangegaan gericht op het uitvoeren van een haartransplantatie.
Op 19 februari 2020 heeft de ingreep plaatsgevonden. De operatie waarbij 2125 gratis zijn
getransplanteerd is succesvol verlopen. Op 21 februari 2020 heeft de zorgaanbieder de cliënte verzocht om
foto’s toe te sturen zodat een nazorgcontrole kon worden uitgevoerd. De cliënte heeft echter geen foto’s
ingediend. Op 8 maart 2020, de 18 dag na de ingreep, heeft de cliënte wel voldaan aan het verzoek tot het
toesturen van foto’s waaruit kon worden afgeleid dat de huid van de cliënte zich naar tevredenheid
herstelde. In juni 2020 heeft de cliënte de zorgaanbieder verzocht het herstel nogmaals te controleren
omdat zij de snelheid van de haargroei vond tegenvallen. Aan de cliënte werd (wederom) toegelicht dat
voor het eindresultaat tot de l2 maand gewacht diende te worden.
Op het verzoek van de zorgaanbieder tot de nazorgcontrole na zes maanden, op 19 augustus 2020, heeft
de cliënte wederom niet gereageerd.
Op 31 mei 2021 heeft een fysieke controleafspraak plaatsgevonden waarin de cliënte haar ongenoegen
heeft geuit over de getransplanteerde haarlijn. Het ongenoegen betrof de haardichtheid en een verdikking
van de huid. De cliënte had eerder specifiek aangegeven een dikke(re) haarlijn (voorzijde) te wensen. In de
behandelingsovereenkomst is opgenomen: “Aan de voorlijn en inhammen zuilen de sterke grafts geplaatst
worden en aan de kruin de minder sterke grafts. Daardoor zal het resultaat aan de voorzijde voller zijn dan
de kruin”.
Hoewel de zorgaanbieder van mening is dat het resultaat was zoals verwacht mocht worden en zoals de
cliënte wenste heeft de zorgaanbieder uit coulance op 1
juli 2021 kosteloos nieuwe grafts in de voorlijn
getransplanteerd om deze voller te maken. De zorgaanbieder heeft de cliënte (nogmaals) uitgelegd dat een
verdikking/littekentjes nu eenmaal bij een operatie horen en normaliter na een jaar verdwijnen. Tussen
partijen werd een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin het doel van de ingreep en de risico’s werden
benoemd. Expliciet was opgenomen dat de kans bestond dat er wederom een verdikking zou optreden. De
operatie op 1 juli 2021 is wederom succesvol verlopen. Op de foto’s op de dag na de behandeling is geen
verdikking van de huid te zien.
Ook na deze ingreep heeft de zorgaanbieder de cliënte verscheidene nazorgcoritrolemails gestuurd waarop
geen reactie van de cliënte werd ontvangen.
Op 10 oktober 2021 heeft de cliënte aan de directeur van de zorgaanbieder kenbaar gemaakt dat zij zich
nog altijd zorgen maakte over het resultaat van de behandelingen. Op 1
november 2021 vond een fysieke
afspraak plaats met de cliënte, de plastisch chirurg en de directeur van de zorgaanbieder. Het gesprek was
prettig en de chirurg heeft het haar en de hoofdhuid van de cliënte gecontroleerd. Vastgesteld werd dat de
operatie goed was verlopen. De chirurg heeft toegelicht dat de verdikking van de hoofdhuid een gebruikelijk
gevolg is van de ingreep die weliswaar voelbaar was voor de cliënte maar nïet zichtbaar. Om de verdikking
te doen stinken werd aan de cliënte een siliconen littekengel (Dermatix) voorgeschreven. De zorgaanbieder
heeft vervolgens de huisarts van de cliënte over het goede verloop van de ingreep ingelicht.
Op 7 en 8 november 2021 heeft de zorgaanbieder berichten van de cliënte ontvangen dat de gel zeer goed
geholpen had en de verdikking enorm verbeterd was.
op navolgende verzoeken van de zorgaanbieder om foto’s toe te sturen in het kader van de nazorg werd
wederom niet gereageerd.
Op 14 december 2021 ontving de zorgaanbieder echter een bericht van de cliënte dat zij ontevreden was;
ditmaal over de aard van de in de tweede operatie gebruikte grafts. De cliënte kondigde aan dat zij een
officiële klacht in zou dienen en een letselschadeadvocaat zou inschakelen. De zorgaanbieder heeft de
cliënte bericht de klacht te zullen afwachten. Op 22 april 2022 ontvin9 de zorgaanbieder de klacht van de
cliënte waar de zorgaanbieder op 25 mei 2022 op heeft gereageerd. De zorgaanbieder heeft de cliënte
laten weten informatie en toto’s te missen en heeft de cliënte om verduidelijking gevraagd.
De cliënte bleek echter op 25 februari 2022 al een procedure bij de Geschillencommissie te hebben gestart
en heeft de zorgaanbieder te kennen gegeven die procedure te willen afwachten.
De cliënte heeft de Geschillencommissie op 1 augustus 2022 bericht de klacht in te willen trekken maar de
zorgaanbieder heeft daar niet mee ingestemd en verlangt een oordeel van de commissie.
De zorgaanbieder maakt bezwaar tegen de late indiening van stukken, pas op 15 augustus 2022, derhalve
twee dagen voor de zitting, door (de advocaat van) de cliënte, op de inhoud waarvan hij niet heeft kunnen
reageren.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Nagekomen stukken
Ten aanzien van de documenten die de cliënte kort voor de zittingsdatum heeft ingediend overweegt de
commissie dat die documenten, ondanks het bezwaar van de zorgaanbieder, mee zullen worden genomen
in haar beoordeling aangezien hiermee geen nadeel wordt toegebracht aan de procespositie van de
zorgaanbieder.
Bevoegdheid en ontvankelijkheid
Vooraf dient de commissie te oordelen over de door de cliënte opgeworpen bevoegdheidsvraag en
ontvankelijkheidsvraag. Per brief van 5 augustus 2022 en 10 augustus 2022 heeft de cliënte gesteld dat de
commissie de klacht van de cliënte niet in behandeling kan nemen omdat:
- zij die klacht wenst in te trekken;
- zij niet heeft verklaard de door de commissie te wijzen uitspraak als bindend te ervaren;
- de commissie zich op grond van artikel 5 d c en e van het reglement ambtshalve niet-ontvankelijk dient te
verklaren omdat het financiële belang van de cliënte meer bedraagt dan € 25.000,--
De commissie ovçrweegt wat dit betreft als volgt.
Ingevolge artikel 4 van het reglement Geschillencommissie Zorg Algemeen is de commissie bevoegd een
aanhangig gemaakt geschil te behandelen, indien partijen overeengekomen zijn zich aan het bindend
advies van de commissie te onderwerpen. De zorgaanbieder is middels zijn registratieverklaring
aangesloten bij de Geschillencommissie. In zijn algemene voorwaarden biedt de zorgaanbieder in
artikel 11 de mogelijkheid om een geschil voor te leggen aan de Geschillencommissie. Aangezien de cliënte
van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt is een vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen die niet
eenzijdig kan worden ingetrokken. De cliënte heeft op 7 april 2022 het vragenformulier van de
Geschillencommissie met de daarin opgenomen akkoordverklaring ondertekend. Die akkoordverklaring
luidt: Door hier akkoord te gaan verklaart u zich te onderwerpen aan de bepalingen van het reglement van
de Geschillencommissie Zorg Algemeen en de uitspraak van de Geschillencommissie als bindend te
aanvaarden...
Aangezien de zorgaanbieder de commissie op 3 augustus 2022 te kennen heeft gegeven niet in stemmen
met de intrekking van de klacht zat de commissie het geschil in behandeling nemen en is de cliënte
gehouden zich aan het bindend advies van de commissie te onderwerpen, Partijen hebben het recht zich in
de procedure te laten bijstaan (door een advocaat), van welk echt de cliënte gebruik heeft gemaakt.
De commissie gaat voorbij aan de stelling van de cliënte dat haar psychische toestand haar noopt de
procedure in te trekken of dat zij onder invloed van haar psychische toestand lichtvaardig tot het indienen
van een klacht zou zijn overgegaan. De cliënte heeft (via haar advocaat) bij brief van 10 augustus 2022
immers te kennen gegeven de zorgaanbieder in rechte te zullen betrekken “ter zake geleverde
wanprestatie en onrechtmatig handelen aan het voeren van welke procedure haar medisch/psychische
toestand kennelijk niet in de weg staat. Voorts vormen de ingediende medische stukken onvoldoende
onderbouwing voor het standpunt dat zij door haar medisch/psychische toestand niet goed wist wat zij deed
toen zij de procedure aanhangig maakte of dat zij niet tot het voeren van een procedure in staat zou zijn.
Niet alleen kan dit uit de inhoud van de medische stukken niet worden afgeleid, ook zijn deze van veel later
datum dan de indiening van de klacht.
Bij e-mail van 12 augustus 2022 heeft de cliënte zonder toelichting een aantal rekeningen overgelegd
waaruit de commissie mogelijk zou moeten afleiden dat haar financiële belang meer bedraagt dan
€ 25.000,--, Daarbij is gevoegd een rekening voor een behandeling die kennelijk op 30 augustus 2022 zal
worden uitgevoerd in Londen ten bedrage van € 10,575,--. De noodzaak tot het laten uitvoeren van een
vierde ingreep in Londen is door de cliënte op geen enkele wijze onderbouwd, evenmin wat de relatie is
met de ingrepen door de zorgaanbieder en eventueel met de Belgische kliniek. Daarbij kan de commissie
de datum van de ingreep (30 augustus 2022) niet rijmen met de nadere onderzoekingen” die de cliënte
blijkens haar brief van 5 augustus 2022 op 18 en 24 augustus 2022 hij verschillende klinieken in Nederland
zou moeten ondergaan.
De commissie constateert dat daarmee de te elfder ure door de cliënte ingenomen stelling dat haar
vordering meer dan € 25.000,-- bedraagt niet is onderbouwd. Ook de gevorderde immateriële
schadevergoeding ontbeert iedere vorm van onderbouwing. Voorts wordt het causaal verband tussen een
aanzienlijk deel van het gevorderde materiële bedrag en de litigieuze ingrepen door de (advocaat van) de
cliënte onbesproken gelaten. Dit alles leidt de commissie tot de conclusie dat het niet aannemelijk is
geworden dat het totale financiële belang van de cliënte meer dan € 25.000-- bedraagt.
Resumerend is de commissie van oordeel dat er geen sprake is van redenen om de cliënte in haar geschil
ambtshalve niet ontvankelijk te verklaren. De commissie verklaart zich bevoegd hel geschil te behandelen.
Inhoudelijke beoordeling
De commissie dient voorts de inhoudelijke vraag te beantwoorden of de zorgaanbieder (de plastisch
chirurg) zorgvuldig heeft gehandeld hij de haartransplantaties die hij op 19 februari 2020 en vervolgens op
1 juli 2021 bij de cliënte heeft uitgevoerd.
Bij de beoordeling van deze klacht geldt het volgende beoordelingskader. De overeenkomst die is gesloten
tussen de cliënte en de zorgaanbieder is aan te merken als een geneeskundige
behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de hulpverlener — in dit geval de
plastisch chirurg — de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen. Daarbij moet de hulpverlener
handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, die voortvloeit uit de voor
hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het BW), die mede bepaald wordt door
onder meer de stand en inzichten van de medische wetenschap, richtlijnen en protocollen. Deze zorgplicht
houdt in dat de hulpverlener die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend
vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De zorgplicht houdt in beginsel geen resultaatsverplichting in, maar wordt aangemerkt als een
inspanningsverplichting. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te
staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.
De commissie dient te onderzoeken of de chirurg bij de uitvoering van de geneeskundige
behandelingsovereenkomst in de gegeven omstandigheden al dan niet de hiervoor omschreven zorgplicht
heeft nageleefd.
De commissie overweegt als volgt.
Na het aangaan van een behandelingsovereenkomst heeft de cliënte heeft op 19 februari 2020 een ingreep
tot haartransplantatie laten uitvoeren door de zorgaanbieder.
De cliënte was niet tevreden over het resultaat en coulance halve heeft de zorgaanbieder op 1 juli 2021
nog een transplantatie uitgevoerd waarbij nog 300 tot 500 nieuwe grafts zijn geïmplanteerd. Ook het
resultaat van die behandeling was niet naar de wens van de cliënte waarna de cliënte, zo begrijpt de
commissie, in februari/maart 2022 bij een kliniek in België een hersteloperatie heeft ondergaan.
De commissie constateert dat er vele malen contact is geweest tussen de zorgaanbieder en de cliënte voor
en na de ingrepen op 19 februari 2020 en 1 juli 2021 om de zorgen van de cliënte weg te nemen en haar te
wijzen op de normale gevolgen van een medische ingreep, waaronder littekenvorming en (tijdelijke)
verdikking van de huid. Om tegemoet te komen aan de wensen van de cliënte heeft de zorgaanbieder op
1 juli 2021 nog een ingreep uitgevoerd waarbij (kosteloos) nog meer haarzakjes zijn getransplanteerd.
De commissie constateert voorts dat de cliënte telkens niet heeft gereageerd op de verzoeken van de
zorgaanbieder tot het toesturen van foto’s of het maken van controleafspraken.
Voor de verwijten van de cliënte dat de zorgaanbieder de ingrepen verkeerd, onzorgvuldig of
onprofessioneel heeft uitgevoerd heeft de commissie geen aanwijzingen gevonden. De cliënte heeft die
verwijten onvoldoende aangetoond of onderbouwd.
De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder zich heeft ingespannen om voor de cliënte een goed
resultaat te bereiken en de behandelingen zorgvuldig en conform de wensen van de cliënte heeft
uitgevoerd en haar goede nazorg heeft verleend. De zorgaanbieder heeft gehandeld zoals van een redelijk
handelend hulpverlener in vergelijkbare omstandigheden verwacht mag worden;
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
- verklaart de Macht van de cliënte in alle onderdelen ongegrond;
- wijst af het verzoek tot het bepalen van schadevergoeding.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zorg Algemeen, bestaande uit mevrouw mr. dr. E. Venekatte,
voorzitter, de heer dr. M-B Bouman, de heer mr. PC. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw
mr. J.C. Quint, secretaris, op 17 Augustus 2022.
mevrouw mr. dr. E. Venekatte
Datum verzending 16 september 2022
Zaaknummer 160474/171914