ECLI:NL:RBROT:2023:7486

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 augustus 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
10/103006-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door middel van woninginsluiping en pinnen met gestolen pinpas

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 augustus 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal door middel van woninginsluiping en het pinnen met een gestolen pinpas. De verdachte, geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01], was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzitting op 28 juli 2023 gehouden. De officier van justitie, mr. C. de Kimpe, had gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en een gevangenisstraf van vijf maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 april 2023 in Rotterdam en Nieuwerkerk aan den IJssel een hoeveelheid geld heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, door gebruik te maken van een valse sleutel en door te pinnen met de bankpas van het slachtoffer. De verdachte heeft bekend dat hij een rugzak uit de woning van de aangevers heeft meegenomen, maar ontkende het oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening van de overige goederen in de rugzak. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte voldoende bewijs heeft geleverd voor de bewezenverklaring van de diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 105 dagen, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die een arbeidsmigrant is zonder werk en huisvesting. De rechtbank heeft ook de gevolgen van de insluiping voor de slachtoffers meegewogen, die gevoelens van onveiligheid en overlast ervaren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/103006-23
Datum uitspraak: 11 augustus 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01],
verblijvende op het adres: [verblijfadres01],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01],
raadsman: mr. L.A. Alderlieste, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 juli 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. de Kimpe heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 1
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 2 primair
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft bekend dat hij de rugtas uit de woning van de aangevers heeft meegenomen maar wist niet wat daarin zat. De verdediging heeft - behoudens de diefstal van de rugtas - vrijspraak bepleit van alle onder 2 primair overige tenlastegelegde goederen die in de rugtas zaten, omdat de verdachte geen oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening van die goederen gehad heeft, hetgeen ook niet op andere wijze uit het dossier blijkt.
4.2.2.
Beoordeling
De verdachte heeft bekend dat hij een rugzak heeft meegenomen uit een woning aan de Kleiweg. De verdachte heeft uit het gewicht en het voorkomen van de rugzak kunnen afleiden dat deze gevuld was met een of meerdere goederen. Met het wegnemen van de rugzak heeft de verdachte derhalve ook het oogmerk gehad om zich de inhoud van de rugzak wederrechtelijk toe te eigenen.
Gelet op het bovenstaande en de overige bewijsmiddelen in het dossier is naar het oordeel van de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden van het onder 2 ten laste gelegde.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het onder 1 bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 15 april 2023 te Rotterdam en Nieuwerkerk aan den IJssel
(telkens) een hoeveelheid geld, te weten:
- 30,19 euro en
- 10,00 euro en- 9,00 euro en
- 11,15 euro en
- 23,20 euro en- 0,60 euro,
die aan [naam01]
toebehoorde heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte, die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel,
door (telkens) te pinnen met de bankpas en/of betaalkaart van die [naam01], tot welk gebruik hij, verdachte, niet gerechtigd was.
In bijlage III heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij in de periode van 14 april 2023 tot en met 15 april 2023 te Rotterdam, uit een woning gelegen aan de [adres02], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- een hoofdtelefoon en
- een babyfoon en
- een portemonnee en- een laptop en- betaalkaarten en- een creditcard en
- een rijbewijs en
- een Idkaart en
- een rugzak,
die aan [naam02] en/of
[naam01], toebehoorden
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal, waarbij de schuldige zich de goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
2.
diefstal, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Strafmotivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten en omstandigheden waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal uit een woning. Hij is ‘s nachts een woning ingeslopen, terwijl de bewoners in deze woning aanwezig waren en lagen te slapen. De verdachte nam diverse goederen mee, onder meer een rugtas met een laptop, een rijbewijs, een identiteitskaart en bankpassen. Met deze bankpassen heeft hij vervolgens diverse geldbedragen ter hoogte van (in totaal) ongeveer € 83,- gepind.
Insluiping wordt in het algemeen door bewoners als zeer onaangenaam en beangstigend ervaren, omdat een vreemde persoon zonder hun toestemming en medeweten in hun woning is geweest. Dit zorgt niet alleen voor gevoelens van onveiligheid voor de bewoners maar ook in de buurt en in de maatschappij in bredere zin. Bovendien geven dit soort feiten overlast en financieel nadeel. De verdachte heeft zich niet bekommerd om de bovengenoemde gevolgen en was slechts gericht op eigen financieel voordeel. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft in een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 juni 2023 gezien dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. De openstaande strafzaken worden niet in het nadeel van verdachte meegewogen.
7.3.2.
Rapportages
Reclasseringsinstelling Fivoor heeft op 25 juli 2023 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt onder meer, voor zover relevant, het volgende in.
De verdachte is een arbeidsmigrant uit de EU en verblijft ongeveer twee jaar in Nederland. Hij heeft na een jaar zijn baan en inkomsten verloren, waardoor zijn zelfredzaamheid beperkt werd. Een maatschappelijk afglijden is waarneembaar. De reclassering vindt het zorgwekkend dat de verdachte recentelijk meerdere malen in aanraking is geweest met de politie. Eveneens is het ontbreken van werk en huisvesting zorgwekkend.
De verdachte ontkende bij de reclassering de feiten. Hierdoor kan een delictrelatie niet worden gelegd door de reclassering. De reclassering kan het recidiverisico niet inschatten en schat het inschatten op onttrekken aan voorwaarden als hoog in. Er is namelijk geen basis voor vertrouwen en medewerking en de verdachte spreekt geen Nederlands. De reclassering adviseert bij een veroordeling een straf zonder oplegging van bijzondere voorwaarden.
7.4.
Strafoplegging
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare strafzaken zijn opgelegd en op de Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken ten aan zien van “insluiping in een woning”. De rechtbank komt op grond daarvan tot een lagere strafoplegging dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegend acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 105 dagen passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 105 dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Stevens, voorzitter,
en mrs. W.A.F. Damen en S.M. den Hollander, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op 15 april 2023 te Rotterdam en/of Nieuwerkerk aan den IJssel en/of elders in
Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen,
althans eenmaal,
(telkens) een hoeveelheid geld, te weten:
- 30,19 euro en/of
- 10,00 euro en/of
- 9,00 euro en/of
- 11,15 euro en/of
- 23,20 euro en/of
- 0,60 euro,
in elk geval een of meerdere geldbedragen, dat/die geheel of ten dele aan [naam01]
in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte, telkens, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of die/dat weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van een valse sleutel,
door (telkens) te pinnen met de bankpas en/of betaalkaart van die [naam01]
, tot welk gebruik hij, verdachte, niet gerechtigd was;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 14 april 2023 tot en met 15 april 2023 te
Rotterdam, in/uit een woning gelegen aan de [adres02], alwaar verdachte zich
buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- een hoofdtelefoon en/of
- een babyfoon en/of
- een portemonnee en/of
- een laptop en/of
- een (of meerdere) betaalkaar(ten) en/of
- een creditcard en/of
- een rijbewijs en/of
- een Idkaart en/of
- een rugzak,
in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [naam02] en/of
[naam01], in elk geval aan een ander dan verdachte toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op 16 april 2023 te Rotterdam,
- een cardhouder en/of
- een bankpas/betaalkaart en/of,
- een rijbewijs en/of
- een Idkaart en/of
- een zorgpas en/of
- een rugtas en/of
- een laptop
althans een of meer goed(eren) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of
heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze
goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door
misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek
van Strafrecht)