ECLI:NL:RBROT:2023:7485

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
10/104257-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot jeugddetentie voor het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie in de woning van een adolescent

Op 28 juli 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren op Aruba, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie. De verdachte, die op het moment van de zitting 19 jaar oud was, had op 19 april 2023 in Rotterdam een revolver en 8 kogelpatronen in zijn woning aangetroffen. De officier van justitie eiste een bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling tot 180 dagen jeugddetentie, waarvan 137 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en begeleiding bij een behandelcentrum.

De rechtbank oordeelde dat het bewezen was dat de verdachte het vuurwapen en de munitie voorhanden had gehad, en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van het feit of de verdachte uitsloten. De rechtbank nam in haar overwegingen de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van de reclassering en het behandelcentrum mee. De verdachte had geen strafblad en was gemotiveerd om zijn leven op orde te krijgen.

Uiteindelijk besloot de rechtbank om het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de kwetsbaarheid van de verdachte en zijn behoefte aan begeleiding. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 180 dagen, waarvan 137 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden die gericht waren op begeleiding en ondersteuning van de verdachte in zijn ontwikkeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/104257-23
Datum uitspraak: 28 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te Aruba op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen:
[adres01],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting verblijvende op het adres:
[verblijfadres01],
raadsman: mr. R.V. Paniagua, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 juli 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. de Kimpe heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot 180 dagen jeugddetentie met aftrek van voorarrest, waarvan 137 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, inhoudende een meldplicht, gedragsinterventie of een andere soortgelijke interventie, en dat de verdachte begeleid zal wonen bij NOVAA Behandelcentrum Jeugd te Rotterdam;
  • de opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 19 april 2023, te Rotterdam een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3° van die wet in de vorm van een revolver van het merk BBM, model Olympic 38, kaliber .22LR en munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten 8 kogelpatronen, kaliber .22LR, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten en omstandigheden waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in zijn kamer een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Dit is een ernstig strafbaar feit dat bijzonder gevaarzettend is, omdat de ervaring leert dat het voorhanden hebben van een wapen ook vaak leidt tot het gebruik ervan met het risico op ernstig lichamelijk letsel of de dood. De rechtbank acht het handelen van de verdachte ontoelaatbaar en rekent hem dit aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft in een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 juli 2023 gezien dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft drie rapporten over de verdachte opgemaakt, te weten op 21 april 2023, 29 mei 2023 en 21 juli 2023. De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
Voorts heeft NOVAA Behandelcentrum Jeugd (hierna NOVAA) op 24 juli 2023 een perspectief en een behandelplan ten aanzien van de verdachte opgemaakt.
Het reclasseringsrapport van 21 juli 2023 houdt - zakelijk samengevat - het volgende in.
De verdachte is een negentienjarige man. Hij is nooit eerder in beeld geweest bij de politie en bekent het vuurwapenbezit. De verdachte wil in september 2023 starten met een MBO 1-opleiding. Hij heeft tijdens zijn detentie zijn financiële situatie inzichtelijk gemaakt en heeft met het CJIB een regeling getroffen voor schuldaflossing. Hij is zelfredzaam zodat er geen praktische problemen worden gezien op de leefgebieden. De verdachte is in zijn schorsingstoezicht tot op heden verschenen op zijn meldplicht. De reclassering en de verdachte staan positief tegenover het voortzetten van het toezicht zodat er zicht blijft op zijn situatie.
De reclassering acht het recidive risico laag tot gemiddeld. De verdachte is gemotiveerd om maatschappelijk geaccepteerde doelen na te streven om zo te voorkomen dat hij wederom in aanraking zal komen met politie en/of justitie. De reclassering heeft door het ontbreken van duidelijkheid zorgen over de achtergrond van het vuurwapenbezit en acht het daarom van belang dat er zicht blijft op het sociale netwerk van de verdachte.
De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld en schat het risico op letsel en op onttrekken aan voorwaarden laag in.
De reclassering adviseert bij een (deels) voorwaardelijke veroordeling de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering en het deelnemen aan een Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden of een andere gedragsinterventie op te leggen.
De reclassering adviseert dat de verdachte praktische hulp zal ontvangen vanuit NOVAA.
De reclassering adviseert het volwassenstrafrecht toe te passen. De reclassering ziet geen aanwijzingen voor een gebrek aan handelingsvaardigheden, acht de verdachte niet ontvankelijk voor ondersteuning en beïnvloeding door volwassen en ziet geen pedagogische mogelijkheden, zodat er geen redenen zijn voor het toepassen van het jeugdstrafrecht. De verdachte heeft na zijn detentie al een aantal praktische zaken zelf op orde gebracht, gedraagt zich niet jonger dan van zijn kalenderleeftijd verwacht mag worden en de verdachte woonde - afgezien van een tijdelijk verblijf bij zijn moeder als schorsingsvoorwaarde - sinds zijn zestiende zelfstandig.
Het perspectiefplan van NOVAA van 24 juli 2023 houdt - kort zakelijk samengevat - het volgende in.
NOVAA adviseert anders dan de reclassering om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Dit gezien de persoon van de verdachte en gelet op de voortzetting van de hulpverlening, bestaande uit onderdak bij en begeleiding door NOVAA.
Er zijn sterke vermoedens van een laag verstandelijke beperking bij de verdachte en hij lijkt sociaal en emotioneel fors achter te lopen bij zijn leeftijdgenoten. De verdachte begrijpt in gesprekken onvoldoende wat hem wordt verteld en lijkt onvoldoende zelfvertrouwen te hebben om dit aan te geven. Hij is erg kwetsbaar voor druk vanuit zijn omgeving en heeft een negatief sociaal netwerk.
De verdachte is sterk pedagogisch en affectief verwaarloosd. Het aanbieden van een voorspelbare en veilige omgeving en contact met begeleiders is belangrijk voor een positieve identiteitsontwikkeling. Er is soms een verstoord dag- en nachtritme bij de verdachte.
De verdachte heeft onvoldoende administratieve en financiële vaardigheden en zal begeleid moeten worden bij basaal begrijpend lezen, het ordenen en het omgaan met geld. De verdachte heeft basale vaardigheden met betrekking tot de woonomgeving, als het schoonhouden van zijn leefomgeving, niet consequent geleerd en moet dit binnen een nieuwe woonomgeving eigen maken voor het creëren van een gevoel van zelfredzaamheid. De verdachte rookt meerdere joints per dag en heeft begeleiding nodig om dit drugsgebruik fors af te bouwen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank is op grond van het onderzoek ter terechtzitting en de bevindingen van NOVAA, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast. De verdachte is kwetsbaar en beïnvloedbaar, er zijn vermoedens van een verstandelijke beperking en de verdachte is onvoldoende zelfstandig in staat om zijn leven te organiseren, zoals blijkt uit het rapport van NOVAA. Het feit dat de verdachte op zijn 16e zelfstandig is gaan wonen lijkt niet het gevolg van een bewuste keuze van de verdachte, maar zou ook kunnen zijn ingegeven door de omstandigheden in de thuissituatie destijds. Daarbij is de verdachte na de schorsing van de voorlopige hechtenis bij zijn moeder gaan wonen, hetgeen er net als bevindingen van NOVAA op wijst dat hij er nog niet klaar voor is om zijn leven zelfstandig vorm te geven. Met name het feit dat NOVAA beschermd en begeleid wonen adviseert alsmede het aanleren van de bovengenoemde praktische vaardigheden vormen sterke aanwijzingen dat de verdachte nog niet volwassen is. De rechtbank volgt daarom niet het advies van de reclassering om het volwassenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank volgt wel het advies van de reclassering ten aanzien van de bijzondere voorwaarden en de noodzaak voor begeleid wonen uit het bovengenoemde perspectiefplan van NOVAA. Dit om de verdachte zo de mogelijkheid te geven met hulp en begeleiding van de reclassering en NOVAA het begaan van strafbare feiten te voorkomen.
De rechtbank geeft zowel de reclassering als NOVAA in overweging de hulpverlening aan en begeleiding van de verdachte onderling goed af te stemmen.
7.5.
Strafoplegging
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van onvoorwaardelijke jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank gelet op op straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. De rechtbank zal afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie die langer duurt dan het reeds ondergane voorarrest. De voorlopige hechtenis van de verdachte is eerder geschorst en de verdachte heeft zich aan de afspraken gehouden en zet zich positief in. Het is niet in het belang van de verdachte en in zijn verdere ontwikkeling dat hij weer terugkeert in detentie.
Nu de reclassering en NOVAA begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank een groot deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de oplegging van jeugddetentie voor de duur van 180 dagen waarvan 137 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaren en de oplegging van de hieronder besproken bijzondere voorwaarden.
De rechtbank stelt vast dat de ter zitting uitgesproken proeftijd van drie jaar niet overeenkomt met de in artikel 77y van het Wetboek van Strafrecht opgenomen maximale proeftijd. Het vonnis dient op dit punt verbeterd worden gelezen, en is ook aldus op die wijze uitgewerkt.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is de artikelen 77c, 77i, 77x, 77y, 77z en 77aa van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen;
bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
137 (honderdzevenendertig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt gedurende de proeftijd;
2. de veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie CoVa of een andere soortgelijke gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
3. de veroordeelde zal verblijven in de instelling NOVAA voor begeleid wonen, zal zich houden aan de aanwijzingen die door de begeleiders van die instelling worden gegeven, zal zich houden aan de opgenomen afspraken in de behandelovereenkomst en zal zich inspannen om de doelen hierin te bereiken, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als die instelling verantwoord vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Stevens, voorzitter,
en mrs. W.A.F. Damen en S.M. den Hollander, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 juli 2023.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
in of omstreeks de periode1 januari 2023 tot en met 19 april 2023,
in elk geval op 19 april 2023,
te Rotterdam, althans in Nederland
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de
Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3° van die wet in de vorm van
een revolver van het merk BBM, model Olympic 38, kaliber .22LR
en/of
munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten
8 kogelpatronen, kaliber .22LR,
voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)