ECLI:NL:RBROT:2023:7482

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
10-109249-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met bedreiging en afpersing in Rotterdam met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 augustus 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van twee feiten: afpersing en diefstal met bedreiging. De verdachte heeft op 24 april 2023 in een snackbar in Rotterdam de aangever gedwongen tot afgifte van geld door te dreigen met geweld, waarbij hij zijn hand in zijn jaszak hield alsof hij een vuurwapen had. Daarnaast heeft hij op 19 april 2023 in een slijterij flessen sterke drank gestolen, waarbij hij de kassière bedreigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beide feiten, waarbij de aangiften door camerabeelden werden ondersteund. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een klinische opname en begeleiding door de reclassering. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €500,- toegewezen aan de benadeelde partij, die immateriële schade heeft geleden door de afpersing. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-109249-23
Datum uitspraak: 2 augustus 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieardes01],
raadsman mr. J.J. Vermaat, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 augustus 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.G. Vreugdenhil heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde, te weten afpersing en diefstal vergezeld van bedreiging met geweld;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en oplegging van de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd;

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering t.a.v. feit 1 en feit 2 primair
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde is het volgende aangevoerd.
De verdachte ontkent op enig moment te hebben gedreigd met geweld of het te hebben doen voorkomen alsof hij een vuurwapen in zijn jaszak had; de verklaring van de aangever [aangever01] (hierna: de aangever) wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. Op de stills van de camerabeelden is niet duidelijk waarneembaar dat door de verdachte werd gedaan alsof hij een wapen bij zich had. Op de stills is duidelijk zichtbaar dat het onderste gedeelte van de jas op de toonbank rust en dat is de reden waarom de hoek van de jaszak vreemd oogt. Hier komt bij dat de aangever heeft verklaard dat hij eerst dacht dat er een grap werd uitgehaald, dat hij eerst heeft verteld dat iemand het geld uit de kassa heeft weggenomen en dat hij daarna pas zijn baas heeft gebeld om vervolgens de politie te waarschuwen. Dit is een opmerkelijke volgorde indien iemand zich bedreigd voelt. Daar komt bij dat getuige [getuige01] niet eens in de gaten heeft gehad dat er een zogenaamde overval heeft plaatsgevonden. Blijkens de getuigenverklaring heeft de getuige kunnen zien dat de verdachte rustig geld van de balie oppakte en vervolgens rustig wegliep. Voorts is op de stills van de camerabeelden in het dossier te zien dat achter de verdachte twee personen staan en daar ook blijven staan tijdens het afgeven van het geld, in plaats van weg te lopen.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde is het volgende aangevoerd.
De verdachte ontkent een bedreiging richting de aangeefster [aangeefster] (hierna: de aangeefster) te hebben geuit. Uit de camerabeelden valt niet op te maken dat de aangeefster angstig is. Enkel haar verklaring is onvoldoende voor een bewezenverklaring van diefstal met bedreiging met geweld.
4.1.2.
Beoordeling
Feit 1: afpersing snackbar [snackbar01]
Vast staat dat de verdachte op 24 april 2023 de snackbar [snackbar01] te Rotterdam binnen is gelopen, de aangever om geld heeft gevraagd en vervolgens met een onbekend geldbedrag uit de kassalade de snackbar heeft verlaten. De verdachte heeft bij de politie ontkend dat hij daarbij een dreigende houding heeft aangenomen door zijn hand in zijn jaszak te houden alsof hij daar een (vuur)wapen vasthield en dat hij daarbij dreigende woorden zou hebben geuit. Ter terechtzitting heeft de verdachte zijn verklaring gewijzigd in die zin dat hij heeft verklaard zich niet veel meer van het incident te herinneren, omdat hij onder invloed was van alcohol.
Uit de camerabeelden blijkt dat de verdachte zijn hand in zijn rechter jaszak heeft en iets naar voren steekt, voorafgaand aan en op het moment dat de aangever met de kassalade naar voren komt. Ook is te zien dat de verdachte zijn rechterhand in zijn zak houdt wanneer hij met zijn linkerhand het geld oppakt en wegloopt. Het verweer van de raadsman, inhoudende dat de onnatuurlijke hoek van de jaszak verklaarbaar is doordat de jaszak op de toonbank rust, wordt verworpen. De jas die de verdachte droeg ten tijde van het incident heeft een strakke taille. Dat de jaszak daarvan een punt vertoont, wijst er naar het oordeel van de rechtbank op dat de verdachte zijn hand in zijn jaszak had om de dreiging kracht bij te zetten.
De rechtbank is dus van oordeel dat de aangifte wordt ondersteund door hetgeen is te zien op de camerabeelden. Op basis hiervan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de aangever heeft afgeperst.
Feit 2: diefstal met geweld [slijterij01]
Vast staat dat de verdachte op 19 april 2023 in [slijterij01] te Rotterdam in totaal zes flessen sterke drank in zijn tas heeft gestopt, hiermee naar de kassa is gelopen, iets tegen de kassière heeft gezegd en vervolgens met de drankflessen is weggelopen zonder deze af te rekenen. Volgens de aangeefster heeft de verdachte hierbij dreigende woorden geuit waardoor zij zich bedreigd voelde en de verdachte uit de winkel heeft laten lopen zonder hem te stoppen. De verdachte heeft verklaard zich niet veel meer van het incident te herinneren, omdat hij onder invloed was van alcohol.
Op camerabeelden is te zien dat de verdachte met een tas met daarin flessen drank naar de toonbank loopt, zijn hoofd buigt en met zijn rechter hand naar de tas wijst. Te zien is dat hij naar de aangeefster achter de toonbank wijst met de wijs- en middelvinger van zijn rechterhand en iets tegen haar zegt. De verdachte beweegt zijn rechterhand een aantal keer op en neer.
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte wordt ondersteund door hetgeen is te zien op deze camerabeelden. De zichtbare gedragingen van de verdachte (het voorover buigen en wijzen naar de caissière) past bij de dreigende taal die hij volgens de caissière heeft geuit. Op basis hiervan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de diefstal van de flessen drank heeft vergezeld van bedreiging met geweld.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 24 april 2023 te Rotterdam
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met geweld
[aangever01] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag,
dat aan snackbar '[snackbar01]' toebehoorde,
door
- jegens die [aangever01] een dreigende houding aan te nemen en daarbij zijn, verdachtes, hand in zijn jaszak te houden alsof hij daar een (vuur)wapen verborg/vasthield en
- daarbij aan die [aangever01] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik zeg één ding, het geld. Nu!" en "Muntgeld";
2.
primair
hij op 19 april 2023 te Rotterdam
5 flessen Jenever en 1 fles Vieux,
die aan [slijterij01] toebehoorden
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen
[aangeefster] (zijnde een medewerker van voornoemde slijterij),
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door
aan die [aangeefster] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik heb hier flessen in de tas gestopt en ik ga nu weg lopen zonder te betalen" en "Ja, maar jij gaat niets doen want ik ben gek hé, en ik doe je wat".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1:
afpersing,
feit 2:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing van een medewerker van snackbar [snackbar01] en aan diefstal van flessen sterke drank vergezeld van bedreiging met geweld tegen de aangeefster, te weten de kassière van de betreffende slijterij. De verdachte heeft in de snackbar [snackbar01] voor de aangever een dreigende houding aangenomen door zijn hand in zijn jaszak te houden alsof hij daar een (vuur)wapen vasthield. Hij heeft hierbij op een dreigende manier gevraagd om geld waarna de aangever zich genoodzaakt voelde om de inhoud van de kassalade aan de verdachte te overhandigen. De verdachte heeft vijf dagen daarvoor in een slijterij de kassière dreigend aangesproken waarna hij met flessen drank de kassa is gepasseerd zonder te betalen.
Dergelijke gewelddadige feiten hebben grote impact op het leven van slachtoffers en hun gevoel van veiligheid. Dit blijkt ook uit de onderbouwing van de vordering tot schadevergoeding van één van de slachtoffers. Bovendien zorgt dit soort feiten – gepleegd op klaarlichte dag in de nabijheid van klanten - voor gevoelens van onrust in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 juli 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Stichting Verslavingsreclassering GGZ (Fivoor) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 juli 2023. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
Het psychosociaal functioneren van de verdachte, zijn middelengebruik en zijn financiën zijn volgens de reclassering delict gerelateerd. In het verleden is de verdachte gediagnosticeerd met een licht verstandelijke beperking. Hij kampt sinds jonge leeftijd met problematisch alcoholgebruik. Het alcoholgebruik is de grootste risicofactor die in verband staat met overlastgevend gedrag/delictgedrag. De sociaal-maatschappelijke situatie van de verdachte is zorgelijk, nu hij op vrijwel alle leefgebieden problemen heeft. Hij is dakloos, heeft geen dagbesteding en er is sprake van schuldenproblematiek.
Naar inschatting heeft het verlies van een partnerrelatie tot een zichzelf versterkend proces van maatschappelijk afglijden geleid. Huidige maatschappelijke desintegratie maakt dat de verdachte nauwelijks een basis heeft om op terug te vallen. In deze omstandigheden is een ambulant zorgtraject ontoereikend. De zorgintensiteit van een klinisch behandelingstraject is geïndiceerd. De verdachte zegt mee te willen werken aan langdurige klinische behandeling. Binnen deze behandeling dient er aandacht te zijn voor diagnostiek ten aanzien van zijn persoonlijkheidsstructuur en zijn verslavingsproblematiek. De reclassering heeft de verdachte reeds bij Indicatiestelling Forensische Zorg aangemeld voor een indicatiestelling.
Gezien de langdurige en hardnekkige problematiek is het van belang dat de verdachte na zijn klinische opname zal worden geplaatst binnen een beschermde woonvorm alwaar hem ondersteuning kan worden geboden ten aanzien van het aanbrengen van stabiliteit op de primaire leefgebieden. Daarnaast is het van groot belang dat de verdachte na zijn klinische opname een ambulante behandeling volgt bij een forensische polikliniek. Binnen een meldplicht kan er op worden toegezien dat hij zijn afspraken ten aanzien van het behandel- en begeleidingstraject nakomt. Daarnaast kan binnen deze meldplicht ingezet worden op het vinden van een passende dagbesteding.
De risico’s op recidive en letsel worden ingeschat als hoog. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld.
De reclassering adviseert om in geval van een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een opname in een zorginstelling, ambulante begeleiding en een ambulante behandeling met de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname, het verblijf in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, het inspannen voor het vinden en behouden van een dagbesteding en het meewerken aan een middelencontrole.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht te volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en daarbij de bijzondere voorwaarden op te leggen die door de reclassering zijn geadviseerd.
De rechtbank acht het van belang dat de verdachte aansluitend op zijn detentie kan worden opgenomen in een nader te bepalen zorginstelling, zodat de huidige abstinentie van de verdachte kan worden gecontinueerd en de behandeling direct kan starten. Mede om die reden zal de rechtbank een langere gevangenisstraf opleggen dan door de verdediging verzocht.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vordering benadeelde partij

[benadeelde partij01] heeft zich ter zake van het onder 1 ten laste gelegde als benadeelde partij in het geding gevoegd. Hij vordert een vergoeding van € 970,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering goed is onderbouwd en derhalve geheel dient te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. De vordering is onvoldoende onderbouwd en niet van eenvoudige aard zodat deze zich niet leent voor voeging in een strafproces. Bovendien zijn de door de benadeelde partij aangehaalde strafzaken naar aard en ernst niet te vergelijken met de feiten en omstandigheden in de onderhavige strafzaak. Voorts heeft de benadeelde partij zelf aangegeven dat hij eerst dacht dat het een grap betrof, hetgeen bij een acute dreigende situatie en een ernstig te nemen bedreiging niet te volgen is.
8.3.
Beoordeling
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. Dit is onder meer het geval indien de benadeelde partij op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad is van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.
Een afpersing zoals door de verdachte is gepleegd, is naar zijn aard zo ernstig en bedreigend dat de (psychische) gevolgen daarvan voor het slachtoffer zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De benadeelde partij is, terwijl hij in een snackbar aan het werk was, door de verdachte gedwongen tot afgifte van een geldbedrag. De benadeelde partij was hierbij in de veronderstelling dat de verdachte een vuurwapen bij zich droeg.
De rechtbank oordeelt dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 24 april 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden op afspraken met Stichting Verslavingsreclassering GGZ (Fivoor) zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt. De reclassering zal met de veroordeelde contact opnemen voor de eerste afspraak. Indien sprake is van een klinisch traject, dan zal de veroordeelde op locatie worden bezocht;
de veroordeelde zal zich klinisch laten opnemen in een nader te bepalen zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname zal aansluitend op de detentie starten. De opname zal een jaar of zoveel korter duren als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling voor de behandeling geeft. Gelet op de
problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, zal de veroordeelde meewerken aan de indicatiestelling en plaatsing;
de veroordeelde zal zich laten begeleiden door Humanitas Homerun of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding zal aansluitend op de klinische opname starten. De behandeling zal de gehele proeftijd of zoveel korter duren als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de
aanwijzingen die de zorgverlener voor de behandeling geeft. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
de veroordeelde zal zich laten behandelen door een nader te bepalen zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling zal aansluitend op de klinische opname starten. De behandeling zal de gehele proeftijd of zoveel korter duren als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener voor de behandeling geeft. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie of observatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de
opname zal plaatsvinden. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling voor de behandeling geeft. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
de veroordeelde zal in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang verblijven, te bepalen door de reclassering. Het verblijf zal aansluitend op de klinische opname starten. Het verblijf zal de gehele proeftijd of zoveel korter duren als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs. De reclassering kan urine- en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde zal worden gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde partij01], te betalen een bedrag van
€ 500,- (zegge: vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[benadeelde partij01]te betalen
€ 500,-(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 april 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
10 (tien) dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.C. Tuinenburg, voorzitter,
en mrs. E.M. Havik en F.J.E. van Rossum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 24 april 2023 te Rotterdam
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[aangever01] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag,
dat geheel of ten dele aan snackbar '[snackbar01]', in elk geval aan een ander dan aan verdachte, toebehoorde(n),
door
- jegens die [aangever01] een dreigende houding aan te nemen en/of daarbij zijn, verdachtes, hand in zijn jaszak te houden alsof hij daar een (vuur)wapen verborg/vasthield en/of
- ( daarbij) aan die [aangever01] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik zeg één ding, het geld. Nu!" en/of "Muntgeld",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
primair
hij op of omstreeks 19 april 2023 te Rotterdam
5 flessen Jenever en/of 1 fles Vieux, althans één of meer flessen sterke drank,
dat/die geheel of ten dele aan [slijterij01], in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van bedreiging met geweld tegen
[aangeefster] (zijnde een mederwerker van voornoemde slijterij),
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
aan die [aangeefster] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik heb hier flessen in de tas gestopt en ik ga nu weg lopen zonder te betalen" en/of "Ja, maar jij gaat niets doen want ik ben gek hé, en ik doe je wat", althans woorden van gelijke dreigende ard en/of strekking;
subsidiair
hij op of omstreeks 19 april 2023 te Rotterdam
5 flessen Jenever en/of 1 fles Vieux, althans één of meer flessen sterke drank,
dat/die geheel of ten dele aan [slijterij01], in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.