ECLI:NL:RBROT:2023:7468

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
10/095165-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.J. van der Meer
  • P. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van de verdachte in cocaïnezaak wegens onvoldoende bewijs van betrokkenheid

In de zaak tegen de verdachte, die op 6 april 2023 te Rotterdam werd aangehouden, heeft de rechtbank Rotterdam op 27 juli 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van cocaïne, alsook van het aanwezig hebben van cocaïne. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van drie jaar, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij het aanwezig hebben van 14 kilogram cocaïne te bewijzen. De rechtbank baseerde haar oordeel op het feit dat de verdachte op het moment van de politie-inval op de bijrijdersstoel zat en niet de beschikkingsmacht had over de cocaïne die in de laadruimte van de bus was aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat de verklaring van de verdachte, dat hij niets had gezien van de blokken cocaïne, niet aannemelijk was, maar dat er onvoldoende wettig bewijs was om hem te veroordelen. De verdachte werd daarom vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken, vooral in gevallen waar de betrokkenheid van de verdachte niet duidelijk kan worden vastgesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/095165-23
Datum uitspraak: 27 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboortedatum01] op [geboorteplaats01] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01],
raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 juli 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • partiële vrijspraak van het ten laste gelegde voor zover dat ziet op het verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van het aanwezig hebben van cocaïne;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van voorarrest;
  • gevangenneming van de verdachte op de terechtzitting bij de uitspraak.

4..Vrijspraak

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich op 6 april 2023 samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van cocaïne. De officier baseert zich daarbij op de bevindingen van een observatie. Door verbalisanten werd gezien dat de verdachte als bijrijder instapte in een Mercedes Benz Vito waarin eerder een verborgen ruimte was aangetroffen en die daarom, na een ANPR-hit, werd geobserveerd. Gezien werd dat de verdachte samen met de bestuurder van de bus op enig moment in de laadruimte moet zijn gekropen omdat zij enige tijd niet meer zichtbaar waren in de cabine. Ook werd gezien dat een derde persoon twee zware boodschappentassen aan de bestuurder van de bus overhandigde. Op het moment dat verbalisanten het voertuig naderden werd gezien dat de verdachte op de bijrijdersstoel zat en zijn lichaam gedraaid had in de richting van de laadruimte en ook in die richting keek. Er werden geluiden gehoord komende vanuit de laadruimte. Omdat de cabine en laadruimte niet van elkaar gescheiden waren, had de verdachte vrij zicht op wat zich in de laadruimte afspeelde. Door verbalisanten werd gezien dat de bestuurder op dat moment een van zijn armen terug bewoog vanaf de aanwezige verborgen ruimte in de laadruimte die op dat moment open stond. Er stonden twee boodschappentassen naast de geopende verborgen ruimte. Uit onderzoek is gebleken dat zich in de verborgen ruimte en de tassen 14 kiloblokken bevonden die cocaïne bleken te bevatten. Daarnaast volgt uit de telefoon van de verdachte dat hij actief is in de cocaïnehandel. Hij onderhandelt onder andere over prijzen, gaat akkoord als er een prijs wordt genoemd, ontvangt een afbeelding met een logo van een koe op een blok dat lijkt overeen te komen met een afbeelding op de telefoon van een medeverdachte en hij ontvangt een video over cocaïne die op 3 april moet zijn aangemaakt. Dat speelt zich af drie dagen voor hij is aangehouden in een bus met 14 kilogram cocaïne en moet daar verband mee houden. Zeker omdat de verdachte zich de berichten over cocaïne in zijn telefoon niet kan herinneren, naast het feit dat de verdachte vanwege zijn positie in de bus moet hebben gezien wat zich in de laadruimte afspeelde, acht het Openbaar Ministerie de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig en dat kan belastend worden uitgelegd. Het samen met een ander aanwezig hebben van cocaïne kan wettig en overtuigend bewezen worden.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ontkend dat hij betrokken is bij het ten laste gelegde feit. Hij heeft verklaard niet in de laadruimte van de bus te zijn geweest en dat, als hij al in de laadruimte is geweest, dat is geweest voor het moment dat de derde persoon de twee boodschappentassen aan de bestuurder overhandigde. De verdachte heeft ook ontkend omgedraaid te hebben gezeten op het moment dat de bestuurder in de laadruimte bezig was met de inhoud van de tassen en dat, als hij al omgedraaid zou hebben gezeten, dat niet vast staat wat hij dan heeft gezien. Over de berichten en de video op de telefoon van de verdachte heeft de verdediging aangevoerd dat het maar om één gesprek gaat waarvan niet vaststaat met wie en wanneer het gesprek is gevoerd en dat het telefoonnummer niet kan worden gelinkt aan de medeverdachten. De afbeelding met de koe in een blok cocaïne komt niet exact overeen met de afbeelding op de telefoon van de medeverdachte en de afbeelding is evenmin aangetroffen op de in de bus aangetroffen blokken. Verder is aangevoerd dat, als de verdachte al wetenschap zou hebben gehad van de verborgen ruimte en de in de bus aanwezige cocaïne, hij in de korte tijd dat hij in de bus heeft gezeten, geen beschikkingsmacht over de cocaïne heeft gehad en hij zich vanwege het korte tijdsbestek niet aan de handelingen in de bus heeft kunnen onttrekken.
4.3
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte, dat hij niets heeft gezien van de blokken cocaïne in de bus, niet aannemelijk is, nu verbalisanten hebben waargenomen dat verdachte achterstevoren zat met zicht op de open laadruimte. Ook de telefoongegevens van verdachte doen anders vermoeden.
Echter, voor het aanwezig hebben van de 14 kilo cocaïne acht de rechtbank onvoldoende wettig bewijs aanwezig, gelet op het zeer korte tijdsverloop tussen het overhandigen van de tassen aan de bestuurder en het betreden van de bus door de politie. Daarbij werd gezien dat verdachte op de bijrijdersstoel zat en de bestuurder met de tassen met blokken erin achterin de bus was bij de verborgen ruimte. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte op dat korte moment niet de beschikkingsmacht heeft gehad over de blokken cocaïne, waardoor het (mede) aanwezig hebben van die cocaïne door de verdachte niet kan worden bewezen.
4.3.
Conclusie
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

5..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 6 april 2023 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 14.184 gram, in elk geval een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.