ECLI:NL:RBROT:2023:7426

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
662334 / HA RK 23-713
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek met bepaling over toekomstige wrakingsverzoeken in bestuursrechtelijke zaken

Op 21 augustus 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die meende dat de rechters in de wrakingskamer, waaronder mr. P.C. Santema, A. Verweij en W.J.M. Diekman, vooringenomen waren. De verzoeker had eerder wraking aangevraagd van mr. drs. E.B.J. van Elden, die betrokken was bij verschillende bestuursrechtelijke zaken. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker geen objectieve gronden had aangedragen die zouden wijzen op vooringenomenheid van de rechters. De aangevoerde gronden betroffen voornamelijk algemene bezwaren tegen de wrakingsprocedure zelf, zonder specifieke onderbouwing van partijdigheid.

De rechtbank benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van bijzondere omstandigheden die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer stelde vast dat de verzoeker in eerdere procedures ook al misbruik van het wrakingsmiddel had gemaakt, wat leidde tot een wrakingsverbod. Daarom werd besloten dat toekomstige wrakingsverzoeken in deze specifieke procedures niet meer in behandeling zullen worden genomen. De beslissing werd genomen door mr. E. Rabbie als voorzitter, samen met mr. J.F. Koekebakker en mr. W.P.M. Jurgens, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/662334 / HA RK 23-713
Beslissing van 21 augustus 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mrs. P.C. Santema, A. Verweij en W.J.M. Diekman,
rechters in de wrakingskamer van deze rechtbank,
hierna te noemen: de eerste wrakingskamer.

1.De procedure

1.1.
Bij de afdeling Bestuursrecht van deze rechtbank zijn in behandeling de zaken met zaaknummers ROT 23 / 3116 WOB GVZ, ROT 23 / 3117 WOB GVZ, ROT 23 / 3118 WOB GVZ, ROT 23 / 3119 WOB GVZ, ROT 23 / 3120 WOB GVZ, ROT 23 / 3121 WOB GVZ en ROT 23 / 3122 WOB GVZ. Deze zaken stonden gepland om op 21 juli 2023 op een zitting van mr. drs. E.B.J. van Elden (hierna te noemen: de rechter) te worden behandeld.
1.2.
Bij e-mails van 27 juni 2023 heeft verzoeker wraking verzocht van de rechter. De eerste wrakingskamer zou het door verzoeker gedane wrakingsverzoek, dat is geregistreerd onder zaaknummer 661128 / HA RK 23-646, op 17 juli 2023 om 15:30 uur op zitting behandelen.
1.3.
Bij e-mail van 15 juli 2023 om 16:15 uur heeft verzoeker de eerste wrakingskamer - voor zover van belang - het volgende bericht:

(…) Verder wil ik de man graag horen, zien en opnemen: Ik lees geen reden voor verhindering. Het is niet aan de rechter om "af te zien van verschijning". Dat is aan mij, de gewraakte rechter is immers geen partij maar object in een wrakingsprocedure.
Mocht uw wrakingskamer hem niet oproepen, zodat ik hem niet kan horen, dan wraak ik hierbij de wrakingskamer. Dit is een voorwaardelijk wrakingsverzoek.
Het wegblijven bij de wrakingskamer door rechters die ter discussie staan, moet maar eens afgelopen zijn: Het is immers evident in strijd met het recht op wederhoor, zeker nu een rechter niet over een wettelijk verschoningsrecht beschikt én ik conform bewijsrecht van de Hoge Raad (de vrije bewijsleer) de antwoorden van de rechter wil gebruiken als bewijsmateriaal van de incompetentie van deze rare man. In een normale procedure bestaat immers ook het (voorlopig) getuigenverhoor. De wrakingskamer beslist evenzo over het horen van een rechter (of getuige en/of deskundige).
Graag ontvang ik uiterlijk 12:00u om 17 juli 2023 de bevestiging dat de heer Van Elden aanwezig zal zijn later die dag in verband met mijn ondervragingsrecht. (…)”.
1.4.
Bij e-mail van 17 juli 2023 om 10:50 uur heeft de griffier van de eerste wrakingskamer in reactie op de e-mail van verzoeker het volgende aan verzoeker bericht:

(…) U hebt de schriftelijke reactie van mr. Van Elden op uw wrakingsverzoek ontvangen. Daar heeft u per e-mailbericht van 15 juli jl. op gereageerd en verzoeken gedaan. De wrakingskamer deelt u in antwoord daarop het volgende mee:
Bij brief van 28 juni heeft de wrakingskamer mr. Van Elden meegedeeld dat, als hij niet in de wraking berust, hij in de gelegenheid wordt gesteld om ter zitting te worden gehoord en verzocht te laten weten of hij ter zitting van de wrakingskamer zal verschijnen. Daarbij is opgemerkt dat de wrakingskamer het op prijs stelt dat hij - indien mogelijk - ter zitting verschijnt en is hij uitgenodigd een schriftelijke reactie te geven op het wrakingsverzoek. Dit alles op grond van en conform artikel 8 van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Rotterdam.
In zijn op 11 juli jl. ingezonden brief heeft mr van E laten weten niet te berusten, schriftelijk op het wrakingsverzoek gereageerd en laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
Uw email van 15 juli geeft de wrakingskamer geen aanleiding nadere actie te ondernemen richting mr. Van Elden. (…)”.
1.5.
Vervolgens heeft verzoeker de eerste wrakingskamer bij e-mail van 17 juli 2023 om 14:34 uur gewraakt.
1.6.
De dossiers van de onder 1.1. genoemde zaken en het dossier van de eerste wrakingskamer zijn aan de wrakingskamer ter beschikking gesteld. Het verloop van de procedure blijkt verder uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van verzoeker van 17 juli 2023 om 14:34 uur (zie hiervoor onder 1.5.);
  • de schriftelijke reactie van de eerste wrakingskamer van 20 juli 2023.
1.7.
Het wrakingsverzoek is op 16 augustus 2023 op een mondelinge behandeling behandeld. Op de mondelinge behandeling is niemand verschenen. Verzoeker en de eerste wrakingskamer hadden voorafgaand aan de mondelinge behandeling al laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft in zijn e-mail van 17 juli 2023 om 14:34 uur het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd:

(…) Hier ga ik niet aan meewerken: Het recht om een getuige (in dit geval de rechter als wrakingsobject in een wrakingsprocedure) te horen is een procesrecht dat mij toekomt en niet ongemotiveerd terzijde geschoven kan worden.
Dit geldt ten aan zien van Van Elden als de wrakingsvoorzitter.
Hierbij wraak ik de wrakingskamer.
Ik verzoek u vriendelijk mij de NAW-gegevens van zowel de heer Van Elden als de wrakingsvoorzitter zsm te verstrekken in verband met het kort geding, alwaar ik ze wel ga horen.
De wrakingsprocedure is stuk en voldoet niet aan de eisen van een eerlijk proces (art. 6 EVRM) en het recht op een daadwerkelijk en effectief rechtsmiddel (art. 13 EVRM).
Nederland is met Dombo Beheer al lang geleden (1993) op de vingers getikt en anno 2023 snappen rechters het nog steeds niet. Dieptreurig. (…)”.
2.2.
De eerste wrakingskamer heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter tegenover een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in het geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het is niet aan de wrakingskamer om een oordeel te geven over de juistheid van de (tussen)beslissing of over een verzuim te beslissen. Dat geldt ook als er, zoals in het geval van een (tussen)beslissing van een wrakingskamer, geen hoger beroep open staat.
3.3.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich er ook tegen dat de motivering van de (tussen)beslissing grond kan vormen voor wraking, ook als het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
3.4.
De aangevoerde grond haalt deze hoge drempel niet. De door verzoeker in zijn e-mail (zie hiervoor onder 2.1.) aangevoerde gronden hebben enkel betrekking op de wrakingsprocedure in het algemeen. Verzoeker heeft niets aangevoerd op grond waarvan de wrakingskamer tot het oordeel zou kunnen komen dat de eerste wrakingskamer tegenover verzoeker enige vooringenomenheid koestert of dat de vrees daarvoor bij verzoeker objectief gerechtvaardigd zou zijn.
3.5.
Het verzoek wordt daarom afgewezen.
3.6.
De wrakingskamer heeft ambtshalve wetenschap van de talrijke wrakingsverzoeken die verzoeker inmiddels in andere procedures heeft gedaan, waarbij ook herhaaldelijk misbruik van recht werd vastgesteld en een wrakingsverbod is opgelegd. Ook het onderhavige wrakingsverzoek - inmiddels het tweede in deze procedures - ontbeert iedere feitelijke onderbouwing en levert daardoor misbruik van recht op. Naar het oordeel van de rechtbank gebruikt verzoeker het middel van wraking dan ook voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven. Daarmee is sprake van misbruik. De rechtbank zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in de wrakingsprocedure met zaaknummer 661128 / HA RK 23-646 en de zaken met zaaknummers ROT 23 / 3116 WOB GVZ, ROT 23 / 3117 WOB GVZ, ROT 23 / 3118 WOB GVZ, ROT 23 / 3119 WOB GVZ, ROT 23 / 3120 WOB GVZ, ROT 23 / 3121 WOB GVZ en ROT 23 / 3122 WOB GVZ niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de wrakingsprocedure met zaaknummer 661128 / HA RK 23-646 en de zaken met zaaknummers ROT 23 / 3116 WOB GVZ, ROT 23 / 3117 WOB GVZ, ROT 23 / 3118 WOB GVZ, ROT 23 / 3119 WOB GVZ, ROT 23 / 3120 WOB GVZ, ROT 23 / 3121 WOB GVZ en ROT 23 / 3122 WOB GVZ niet meer in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. E. Rabbie, voorzitter, mr. J.F. Koekebakker en mr. W.P.M. Jurgens, rechters. Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door mr. J.F. Koekebakker in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2023 in tegenwoordigheid van de griffier en door hen ondertekend.
de griffier de oudste rechter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.