ECLI:NL:RBROT:2023:742

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2023
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
C/10/651319 / KG ZA 23-43
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor minderjarige om met ouders naar Suriname te reizen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 januari 2023 een beschikking gegeven in kort geding, waarin toestemming werd verleend aan een 15-jarige minderjarige om met haar ouders naar Suriname te reizen. De minderjarige, die op éénjarige leeftijd uit huis is geplaatst en momenteel in een woongroep verblijft, heeft recentelijk bij haar ouders gewoond. De ouders van de minderjarige hebben een reis naar Suriname gepland voor een uitvaart en het regelen van nalatenschappen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de zorgen over de situatie van de minderjarige in Nederland, zonder haar ouders, groter zijn dan de zorgen over haar verblijf in Suriname. Er is afgesproken dat de minderjarige in Suriname naar school zal gaan en regelmatig contact zal hebben met haar jeugdbeschermer. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de ouders toegewezen, met uitzondering van de vordering om het LdH tijdelijk te ontheffen van de voogdij, omdat het LdH heeft toegezegd te zullen instemmen met de school- en medische zaken in Suriname. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
zaaknummer / rolnummer: C/10/651319 / KG ZA 23-43
Schriftelijke uitwerking van het mondeling gegeven vonnis in kort geding van 20 januari 2023
in de zaak van

1..[naam 1], hierna te noemen: de moeder,

2.
[naam 2], hierna te noemen: de vader,
beiden wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. C.M.D. de Waele te Amsterdam,
tegen
de stichting
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: het LdH,
verweerster,
vertegenwoordigd door [naam 3] en mr. H. Grünbauer.
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de RAAD VAN DE KINDERBESCHERMING, REGIO ROTTERDAM-DORDRECHT,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
vertegenwoordigd door [naam 4].

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de (in verband met de vrijwillige verschijning van het LdH in het geding) niet betekende dagvaarding met producties;
  • het kindgesprek;
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitnota van het LdH.

2..De feiten

2.1.
Eisers zijn de ouders van [naam kind] (hierna: [naam kind]), geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats]. Op 20 februari 2009 is [naam kind] uit huis geplaatst. Het LdH is met de voogdij over [naam kind] belast.
2.2.
Bij team jeugd van deze rechtbank is het verzoek van de moeder tot herstel in het ouderlijk gezag, beëindiging uithuisplaatsing, bepalen van de hoofdverblijfplaats en opheffen van de ondertoezichtstelling in behandeling (C/10/646170 / JE RK 22-2379). Bij beschikking van 23 december 2022 is de behandeling van de zaak aangehouden om de advocaat van de vrouw de rechtbank schriftelijk te laten informeren over de resultaten van het onderzoek van iMindU en het verloop van de hulpverlening.
2.3.
[naam kind] heeft vanaf 15 september 2022 een periode van vijf weken bij haar ouders verbleven. Nadat [naam kind] van huis was weggelopen, verbleef zij weer in een woongroep. Op 9 januari 2023 is [naam kind] van de groep weggelopen en enkele dagen onvindbaar geweest. Sinds 12 januari 2023 verblijft [naam kind] bij haar ouders.
2.4.
De oma vaderszijde van [naam kind] is in 2017 overleden. In de voorjaarsvakantie 2023 wordt haar as uitgestrooid in Suriname. De tante van vader is recent overleden en haar uitvaart is op maandag 23 januari 2023 in Suriname. Eisers hebben een ticket gekocht om van 22 januari 2023 tot en met 5 maart 2023 naar Suriname te gaan en voor hun andere twee kinderen zijn tickets geboekt voor de voorjaarsvakantie.

3..Het geschil

3.1.
De eisers vorderen, samengevat,
(1) vervangende toestemming te geven dat voor [naam kind] een noodpaspoort aangevraagd kan worden;
(2) vervangende toestemming te geven dat [naam kind] met haar ouders aanstaande zondag mee mag reizen naar Suriname;
(3) voor de weken dat [naam kind] met haar ouders in Suriname is het LdH tijdelijk te ontheffen van de voogdij en [naam kind] toe te vertrouwen aan haar moeder en vader zodat die haar schoolgang aldaar kunnen regelen en alles wat in het belang van [naam kind] nodig is zoals onverhoopt nodige medische behandeling of wat dies meer zij;
(4) subsidiair in het geval dat om wat voor een reden dan ook dit geding pas ná zondag plaatsvindt – toestemming te geven met daarbij de toestemming dat [naam kind] op een andere dag direct erna nareist waarbij de advocaat van moeder haar zal overdragen aan de vliegtuigmaatschappij en de ouders haar in Suriname op het vliegveld van de maatschappij zullen overgedragen krijgen.
3.2.
Gedaagde voert verweer en vordert eisers te veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Eisers hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang hebben bij het gevorderde. Vast staat immers dat [naam kind] op dit moment bij haar ouders verblijft, dat de uitvaart van de tante van vader op maandag 23 januari 2023 plaatsvindt en dat de eisers, zoals zij op zitting hebben verklaard, om die reden op zondag 22 januari 2023 naar Suriname vertrekken. Eisers worden dan ook in hun vorderingen ontvangen.
4.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat zij het liefste had gehad dat vader naar Suriname was afgereisd en dat moeder met [naam kind] en de andere twee minderjarigen in de voorjaarsvakantie naar Suriname was gegaan voor het uitstrooien van het as van oma. Moeder heeft evenwel op de mondelinge behandeling verklaard dat dit geen optie is en dat zij op 22 januari 2023 samen met de vader naar Suriname vertrekt. Uitgaande van die feitelijke situatie moet worden beoordeeld wat het meest in het belang is van [naam kind]: meegaan naar Suriname tot en met de voorjaarsvakantie of weer terug naar haar woongroep, terwijl haar ouders niet in Nederland zijn. Hoewel de voorzieningenrechter, net als LdH en de raad, zorgen heeft over de situatie dat [naam kind] bijna zes weken met haar ouders mee gaat, heeft de rechtbank nog grotere zorgen over de situatie dat zij in Nederland op de woongroep zou blijven. [naam kind] heeft stellig gezegd dat zij niet zal teruggaan naar de woongroep. Ondanks de structuur van de woongroep is [naam kind] regelmatig niet op school geweest en is zij een aantal dagen kwijt geweest. Het zijn ouders die haar uiteindelijk weer hebben gevonden. Sinds [naam kind] thuis verblijft, gaat zij weer naar school. De voorzieningenrechter heeft grote zorgen over de situatie dat [naam kind] weer zou weglopen en haar ouders er niet zijn om haar te zoeken of op te vangen. De voorzieningenrechter hoopt en verwacht dat [naam kind] in Suriname, met een uitgebreide familie en onder andere omstandigheden, voldoende mogelijkheden heeft om opgevangen te worden als het lastig wordt. De voorzieningenrechter schat, alles afwegende, de kans dat het goed gaat in Suriname en het voor [naam kind] een fijne herinnering zal worden redelijk groot in, terwijl de kans op een goede gestructureerde tijd in Nederland zonder ouders klein zal zijn.
Ouders hebben toegezegd dat zij op 23 januari 2023 school voor [naam kind] gaan regelen en dat zij de eerste twee weken driemaal per week en de weken daarna tweemaal per week zullen videobellen met de jeugdbeschermer, [naam 5], en dat [naam kind] daarbij zal zijn. Onder die voorwaarden heeft de voorzieningenrechter er voldoende vertrouwen in dat het in het belang van [naam kind] zal zijn om met haar ouders mee te gaan naar Suriname. Het hiervoor in 3.1. onder (1) en (2) gevorderde zal dan ook worden toegewezen.
4.3.
Wat betreft het hiervoor in 3.1. onder (3) gevorderde stelt de voorzieningenrechter vast dat het LdH op de mondelinge behandeling heeft toegezegd dat het met alles rondom school en de medische zaken zal instemmen, indien [naam kind] naar Suriname zal mogen vertrekken. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat het LdH zich aan deze toezegging houdt. Gelet hierop is er geen belang bij het gevorderde en zal het worden afgewezen.
4.4.
Omdat de voorwaarde van het hiervoor in 3.1. onder (4) gevorderde zich niet heeft voorgedaan, wordt niet toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling daarvan.
4.5.
Gezien de aard van de procedure zullen de kosten van dit geding tussen partijen worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verleent vervangende toestemming voor de aanvraag van een noodpaspoort voor
[naam kind], geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats];
5.2.
verleent vervangende toestemming voor het reizen van de in 5.1. genoemde minderjarige met eisers naar Suriname op 22 januari 2023 en om in Suriname te verblijven tot en met 5 maart 2023;
5.3.
bepaalt dat deze vervangende toestemmingen strekken tot vervanging van de vereiste toestemming van het LdH;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A Buizer en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2023. [1]

Voetnoten

1.type: