ECLI:NL:RBROT:2023:7399

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
C/10/656101 / JE RK 23-842
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige met ernstige ontwikkelingsbedreiging

Op 17 mei 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van een jaar, evenals een machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinshuis. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging door ingrijpende gebeurtenissen uit het verleden en een verstoorde relatie met de moeder. [naam kind] woont niet meer thuis vanwege een emotioneel en fysiek onveilige thuissituatie. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige in de gelegenheid is gesteld haar mening kenbaar te maken, maar hier geen gebruik van heeft gemaakt.

De Raad heeft tijdens de zitting het verzoek gehandhaafd en toegelicht dat [naam kind] sinds mei 2022 niet meer thuis woont en in een gezinshuis verblijft, waar zij het goed doet. De verstandhouding tussen [naam kind] en de moeder is zeer slecht, en de moeder staat niet open voor opvoedondersteuning. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind].

De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, waarbij de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/656101 / JE RK 23-842
datum uitspraak: 17 mei 2023

beschikking ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam 1] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 13 april 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 17 mei 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 2] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen: de GI, [naam 3] .
[naam kind] is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hier geen gebruik van gemaakt.
De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] verblijft in een gezinshuis van Enver.
Het verzoek
De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] verzocht voor de duur van een jaar. Tevens wordt een machtiging tot uithuisplaatsing verzocht van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten een gezinshuis, voor de duur van een jaar.
Het standpunt van de Raad
De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en licht dit als volgt toe. In mei 2022 ging het niet helemaal goed thuis, waarna [naam kind] op verschillende plekken heeft verbleven en uiteindelijk in een gezinshuis is geplaatst. Hier doet zij het op zich goed. De verstandhouding tussen [naam kind] en de moeder was en is heel slecht. De laatste keer dat [naam kind] en de moeder elkaar zagen, zijn ze elkaar bijna in de haren gevlogen. Er is een psychodiagnostisch onderzoek bij [naam kind] afgenomen om te kijken of er sprake is van onderliggende problematiek. [naam kind] is een meisje met een belast verleden. Zij heeft op jonge leeftijd veel ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt wat geleid heeft tot een verstoorde relatie tussen [naam kind] en de moeder. De moeder staat niet open voor opvoedondersteuning, omdat de situatie volgens de moeder aan [naam kind] ligt. Hierover maakt de Raad zich zorgen. De Raad wil het liefst dat het contact hersteld wordt. Door het gebrek aan zelfinzicht en de voorspelbaarheid van de moeder is dit echter tot op heden niet mogelijk gebleken. Tot slot heeft [naam kind] aangegeven dat ze niet terug naar huis wil en dat ze het naar haar zin heeft in het gezinshuis. [naam kind] kijkt naar de toekomst en is bereid hiervoor hulpverlening te accepteren.
Het standpunt van de GI
De GI sluit zich ter zitting aan bij het standpunt van de Raad. Hoewel de GI nog niet betrokken is, zien zij op basis van de beschikbare informatie de ontwikkelingsbedreiging van [naam kind] . De GI is van mening dat een ondertoezichtstelling van meerwaarde kan zijn voor het continueren van de hulp, om na te denken over het perspectief van [naam kind] en voor een mogelijk contactherstel tussen [naam kind] en de moeder.
Het standpunt van de moeder
De moeder vertelt ter zitting dat zij geen contact wil met [naam kind] en haar niet meer in huis wil hebben. [naam kind] heeft geen respect voor de moeder en de moeder staat dan ook achter het verzoek tot uithuisplaatsing van [naam kind] in het gezinshuis. Wel maakt de moeder zich zorgen over het gedrag van [naam kind] . [naam kind] spijbelt en begint te roken, te drinken en veel te stelen. Het gaat niet goed met [naam kind] en dit doet de moeder pijn. Hoewel de moeder zelf geen contact wil met [naam kind] , wil ze wel graag dat haar jongste dochter [naam 4] contact krijgt met [naam kind] . De moeder wil niet direct persoonlijk contact tussen [naam 4] en [naam kind] , maar dit eerst telefonisch opbouwen. Desgevraagd wil de moeder niet aan de slag met de GI om te kijken of er in de toekomst een vorm van contact mogelijk is tussen haar en [naam kind] .
De beoordeling
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat is voldaan aan het wettelijke criterium voor ondertoezichtstelling genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom [naam kind] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b BW). Alle partijen stemmen in met de plaatsing van [naam kind] in het gezinshuis. De kinderrechter zal een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlenen voor de duur van een jaar.
De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt. [naam kind] wordt ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. Als gevolg van een emotioneel en fysiek onveilige thuissituatie, woont [naam kind] sinds mei 2022 niet meer thuis. Sinds een aantal maanden verblijft ze in een gezinshuis van Enver. Het gaat daar goed met haar. [naam kind] heeft sinds jonge leeftijd ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. Er is sprake van een verstoorde relatie tussen de moeder en [naam kind] . Ter zitting is gebleken dat de moeder niet wil meewerken aan contactherstel.
Onderzocht moet worden welke hulp [naam kind] nodig heeft om haar positieve ontwikkeling in het gezinshuis voort te zetten. Een jeugdbeschermer kan daarbij helpen. Ook is het belangrijk dat het verblijf van [naam kind] in het gezinshuis wordt voortgezet.

De beslissingDe kinderrechter:

stelt [naam kind] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, van 17 mei 2023 tot 17 mei 2024;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, van 17 mei 2023 tot 17 mei 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2023 door mr. M.P. van der Stroom, kinderrechter, in tegenwoordigheid van L.N. van Geest als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 13 juni 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.