ECLI:NL:RBROT:2023:7348

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
10-107499-23 en 16-157099-22 vordering TUL VV: 96-040463-21 en 96-102114-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijgedrag leidt tot zwaar lichamelijk letsel bij voetganger en veroordeling van verdachte

Op 18 augustus 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 april 2023 in Rotterdam een voetganger aanreed. De verdachte, die zonder geldig rijbewijs reed, heeft de verkeersregels ernstig geschonden door te hard te rijden, door rood licht te rijden en geen voorrang te verlenen aan de voetganger. Het ongeval resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de voetganger, waaronder een schedelbasisfractuur en hersenbloeding. De verdachte heeft na het ongeval de plaats van het ongeval verlaten en was eerder al veroordeeld voor vergelijkbare verkeersovertredingen.

De rechtbank oordeelde dat het rijgedrag van de verdachte roekeloos was, wat leidde tot de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 11 maanden geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 15 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van € 15.000,- aan affectieschade aan de moeder van het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte, die eerder al voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10-107499-23 en 16-157099-22 (ter terechtzitting gevoegd);
Parketnummers vordering TUL VV: 96-040463-21 en 96-102114-21;
Datum uitspraak: 18 augustus 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01],
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 augustus 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie zijn gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlasteleggingen zijn als bijlage I en bijlage II aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Vollebregt heeft gevorderd:
  • partiële vrijspraak van het gedeelte van het onder feit 1 van parketnummer 10-107499-23 primair ten laste gelegde dat ziet op de zinsnede “waardoor een ander (…) werd gedood”;
  • bewezenverklaring van het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 van parketnummer 10-107499-23 ten laste gelegde en het onder parketnummer 16-157099-22 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal melden bij de reclassering, zich ambulant zal laten behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen, geen drugs en alcohol zal gebruiken en zich zal inspannen voor het vinden en behouden van zinvolle dagbesteding;
  • veroordeling van de verdachte tot een ontzegging van bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar;
  • tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen in de zaken met parketnummer 96-040463-21 en parketnummer 96-102114-21.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De ten laste gelegde feiten onder parketnummer 16-157099-22 en de ten laste gelegde feiten 2 en 3 van parketnummer 10-107499-23 zijn door de verdachte bekend. Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank deze feiten wettig en overtuigend bewezen. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 1 primair van parketnummer 10-107499-23
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het onder feit 1 primair ten laste gelegde vrijspraak bepleit. De verdachte heeft op 23 april 2023 de toegestane maximumsnelheid licht overschreden en heeft niet goed opgelet, waardoor hij door rood licht is gereden. Dit is echter onvoldoende om tot een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW te komen.
4.2.2.
Vaststaande feiten en omstandigheden
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast met betrekking tot de toedracht van het ongeval.
Op 23 april 2023 heeft omstreeks 05:58 uur op de kruising van het Zuidplein met de Pleinweg en de Mijnsherenlaan in Rotterdam een verkeersongeval plaatsgevonden. [slachtoffer01] (hierna: het slachtoffer) is aangereden door een door de verdachte bestuurde personenauto. Het slachtoffer heeft als gevolg van dit ongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen, welk letsel onder meer bestond uit een schedelbasisfractuur en hersenbloeding met een langdurige bewustzijnsstoornis tot gevolg.
Enkele minuten voor het ongeval was de verdachte door verbalisanten aangesproken op zijn rijgedrag. Hij reed toen met hoge snelheid af op een voetgangersoversteekplaats waar die verbalisanten, met groen licht, overstaken en hij moest hard remmen om een aanrijding met die verbalisanten te voorkomen. Nadat hij deze verbalisanten had toegezegd zijn auto aan de zijkant van de weg te zetten, is hij met hoge snelheid weggereden. Hij is daarbij met een snelheid van ongeveer 72 kilometer per uur, waar 50 kilometer per uur was toegestaan, door een voor hem geldend rood stoplicht gereden, waarna hij het slachtoffer heeft aangereden terwijl deze groen licht had en op een zebrapad overstak. De verdachte is na het ongeval doorgereden en heeft het slachtoffer in hulpeloze toestand achtergelaten. Dit alles terwijl de verdachte enkele dagen voorafgaand aan het ongeluk ervan op de hoogte was gebracht dat hij geen auto mocht rijden, omdat het CBR hem niet rijgeschikt achtte.
4.2.3.
Beoordeling
De verdachte heeft de aanrijding met het slachtoffer, die daardoor zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, veroorzaakt. Anders dan de verdediging stelt leveren de feitelijke gedragingen van de verdachte schuld in de zin van artikel 6 WVW op. Met betrekking tot de mate van schuld geldt het volgende.
Het gedrag van de verdachte, dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval, voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Zijn mate van schuld merkt de rechtbank dan ook aan als roekeloosheid. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Schending verkeersregels in ernstige mate
Verdachte heeft in ieder geval drie verkeersovertredingen in de zin van artikel 5aWVW begaan. Nadat hij op zijn rijgedrag was aangesproken door de politie en voor hen was gevlucht heeft hij de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom met bijna 50% overschreden, is met deze veel te hoge snelheid door het rode licht gereden, zonder daarbij acht te slaan op mogelijk overstekende voetgangers. Vervolgens heeft hij geen voorrang verleend aan het slachtoffer.
Opzet
De verdachte wilde ontkomen aan de politie. Tijdens het rijden hield hij zijn binnenspiegel in de gaten om te zien of hij werd achtervolgd door de politie. Daardoor heeft hij niet op de weg gelet. De verdachte wist dat een maximumsnelheid van 50 km/u gold en wist ook dat hij harder dan die snelheid reed. Hieruit concludeert de rechtbank dat verdachtes opzet was gericht op niet alleen het schenden van de verkeersregels maar ook op de ernstige mate van overtreding hiervan.
Gevaar te duchten
Het was voorzienbaar dat door dit rijgedrag van de verdachte een zeer gevaarlijke situatie voor andere weggebruikers zou ontstaan, waarbij levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. In dit geval heeft zich dit ook gemanifesteerd ten aanzien van een voetganger, met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Ook voor de andere verkeersdeelnemers die zich ten tijde van het ongeval op de Pleinweg bevonden, leverde het gedrag van de verdachte een gevaarlijke verkeerssituatie op.
4.2.4.
Conclusie
Het voorgaande betekent dat het verkeersgedrag van de verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, tevens kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee heeft de verdachte de zwaarste vorm van schuld aan dat ongeval, namelijk roekeloosheid.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit, in die zin dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage III heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair van parketnummer 10-107499-23 ten laste gelegde heeft begaan.
hij op 23 april 2023 te Rotterdam
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto),
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden
door met dat motorrijtuig roekeloos te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande
weg, de kruising van het Zuidplein met de Pleinweg en de
Mijnsherenlaan,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat verdachte toen daar
terwijl ter plaatse de voor verdachte geldende maximum toegelaten
snelheid 50 kilometer per uur was
- heeft gereden met een snelheid van ongeveer 72 kilometer per uur en
- zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij, verdachte, zijn
motorrijtuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover de
weg vrij was en
- daarbij door een voor hem, verdachte, geldend rood licht is gereden
en
- geen voorrang heeft verleend aan een voetganger, welke voetganger
zich bevond op een zebrapad en
- vervolgens tegen die op een
zebrapad met groen licht overstekende voetganger is
aangereden,
waardoor [slachtoffer01] zwaar lichamelijk letsel, te
weten een schedelbasisfractuur, een
hersenbloeding, een kaakfractuur
,een breuk in een nekwervel , een
gebroken borstwervel, een klaplong, en een gecompliceerde
onderbeenfractuur
werd toegebracht
.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
In bijlage IV heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2 en feit 3 van parketnummer 10-107499-23 ten laste gelegde en het onder parketnummer 16-157099-22 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
parketnummer 10-107499-23:
2
hij, als degene door wiens gedraging als bestuurder van
een motorrijtuig een verkeersongeval was veroorzaakt,
welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Rotterdam op de
kruising van het Zuidplein met de Pleinweg en de Mijnsherenlaan, op
23 april 2023
de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden,
een ander te weten [slachtoffer01], aan wie bij dat ongeval letsel was
toegebracht,
in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
3
hij op 23 april 2023 te Rotterdam, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld
rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B en T, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander
rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorieën was afgegeven, op de weg, de Maastunnel en
de Pleinweg en de Batterijstraat, als bestuurder een motorrijtuig,
(personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden,
voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven,
geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd
.
parketnummer 16-157099-22
1
hij, op 17 december 2021, te Vianen, gemeente
Vijfheerenlanden, , als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op de weg, te weten de
A27 en de A2 en de Prins Bernhardstraat en de Bentz-Berg en
de Lange Waaijsteeg en de Helsdingse Achterweg en de Beltmolen
en de Dammolen, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de
verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- telkens niet te stoppen voor een stopteken dat is gegeven door middel
van een aan een politievoertuig aangebracht verlicht transparant,
optische signalen en geluidssignalen en
- bij de splitsing A27/A2 over een puntstuk/verdrijvingsvlak te rijden
en
- meermalen met zeer hoge snelheden, hoger dan de ter plaatse geldende
maximumsnelheid te rijden en
- meermalen geen gevolg te geven aan een verkeersteken dat een gebod
of verbod inhoudt, namelijk door niet te stoppen voor een voor zijn
rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde
en
- tegen de rijrichting in te gaan rijden en te blijven rijden,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar
voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
2
hij, op 17 december 2021, te Vianen, gemeente
Vijfheerenlanden, , als degene tegen wie
verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben
gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen
gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een
hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister
van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan
een bloedonderzoek te onderwerpen ;
3
hij, op 17 december 2021 te Vianen, gemeente
Vijfheerenlanden, op de weg, de A27 en de A2
en de Prins Bernhardstraat en de Bentz-Berg en de Lange
Waaijsteeg en de Helsdingse Achterweg en de Beltmolen en de
Dammolen, als bestuurder een motorrijtuig (personenauto), van
categorie B heeft bestuurd, terwijl hij wist of redelijkerwijs
moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs zijn geldigheid had
verloren en dat hij bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs moet voldoen
aan de bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 123h,
derde lid, gestelde voorwaarden, en aan hem geen ander rijbewijs voor
het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
parketnummer 10-107499-23:
feit 1:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
en
feit 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel c van de Wegenverkeerswet 1994;
en
feit 3:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994
parketnummer 16-157099-22:
feit 1:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
en
feit 2:
overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
en
feit 3
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft op 23 april 2023 in Rotterdam als bestuurder van een personenauto, zonder dat hij over een geldig rijbewijs beschikte en vanuit puur eigen belang, namelijk om aan de politie te ontkomen, zo roekeloos gereden dat hij een voetganger op een zebrapad aanreed waardoor die zwaar letsel heeft opgelopen. De verdachte is na het ongeval doorgereden en heeft het slachtoffer ernstig gewond en in hulpeloze toestand op de weg achtergelaten. Hij is ook niet meer terug gegaan naar de plaats waar het slachtoffer is achtergebleven maar heeft de zaak verder op z’n beloop gelaten. Dit dient hem zeer zwaar aangerekend te worden. Te meer nu hij eind 2021, ook toen om aan de politie te ontkomen, eveneens als een dolleman met zijn auto door, onder andere, de bebouwde kom, is gescheurd. Ook toen heeft hij zich kennelijk op geen enkele wijze bekommerd om de veiligheid van andere weggebruikers. Het is niet aan de verdachte te danken dat bij dat incident niet ook al slachtoffers zijn gevallen.
Tussen deze twee incidenten is verdachte nog meermalen veroordeeld voor verkeersovertredingen. Aldus heeft hij over een lange periode totaal onverantwoord verkeersgedrag laten zien, met uiteindelijk zeer ernstige gevolgen voor een persoon. Hij heeft lange tijd ook geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Nadat de verdachte na de aanrijding in 2023 was gevlucht is hij in de avond aangehouden. Vervolgens heeft hij de ten laste gelegde feiten ontkend en een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Pas na 6 weken heeft de verdachte bekend dat hij de bestuurder was.
Op dit moment is nog niet te voorspellen of het slachtoffer van de aanrijding op 23 april 2023 ooit bij bewustzijn zal komen. Als dat het geval zal zijn, zal sprake zijn van ernstige cognitieve en communicatieve beperkingen als gevolg van het hersenletsel. Op de zitting heeft zijn moeder een slachtofferverklaring voorgelezen waarin zij naar voren heeft gebracht dat het ongeluk heeft geleid tot veel verdriet en dat de zorg voor het slachtoffer een zeer grote impact heeft op de hele familie.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 juli 2023, waaruit blijkt dat de verdachte (veelvuldig) eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 juli 2023. Dit rapport houdt het volgende in.
Er zijn meerdere factoren die een risicoverhogende werking hebben op het delictgedrag van de verdachte. Hij heeft geen huisvesting, geen dagbesteding, er is sprake van middelenproblematiek en hij lijkt sociaal wenselijke antwoorden te geven en niet het achterste van zijn tong te laten zien. Er lijken geen beschermende factoren aanwezig. De reclassering maakt zich zorgen om de vele veroordelingen met betrekking tot het rijden onder invloed en rijden zonder rijbewijs.
De verdachte heeft intensieve begeleiding nodig om de aanwezige riscofactoren te kunnen verminderen en de kans op recidive te laten afnemen. Daarom adviseert de reclassering als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, verblijf in een instelling voor begeleid wonen, een drugs- en alcoholverbod en het inspannen voor het vinden en behouden van zinvolle dagbesteding.
7.4.
Straffen
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de straffen heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting ter zake artikel 6 WVW, zoals geformuleerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en op uitspraken in vergelijkbare zaken.
De rechtbank vindt de hoogte van door de officier van justitie geëiste straffen niet volledig recht doen aan het aantal en de ernst van de feiten, de eerdere veroordelingen en de omstandigheden die de rechtbank hiervoor heeft geschetst. Zij zal dan ook een gevangenisstraf en een rijontzegging van langere duur opleggen.
Nu de reclassering bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk en daaraan gekoppeld de geadviseerde bijzondere voorwaarden, met aftrek, passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaar opleggen.
Gelet op deze straffen ziet de rechtbank geen aanleiding voor opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis, zoals de verdediging ter zitting heeft verzocht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd [benadeelde partij01], moeder van het slachtoffer, en [benadeelde partij02], broer van het slachtoffer, ter zake van het onder feit 1 primair van parketnummer 10-107499-23 ten laste gelegde feit. Zij vorderen allebei vergoeding van € 15.000,- aan affectieschade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd beide vorderingen geheel toe te wijzen vermeerderd met de wettelijke rente en heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit beide vorderingen af te wijzen. Voor beide vorderingen geldt dat onvoldoende is onderbouwd dat het letsel van het slachtoffer blijvend is. Daarnaast is met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij02] onvoldoende onderbouwd dat en waarom [benadeelde partij02] als broer van het slachtoffer behoort tot de kring gerechtigden die in aanmerking komen voor een vergoeding van de affectieschade op grond van artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
8.3.
Beoordeling vordering [benadeelde partij01]
Artikel 6:107 van het BW biedt voor affectieschade in lid 1 en 2 de wettelijke grondslag aan een limitatief in de wet omschreven kring van gerechtigden. [benadeelde partij01] valt als moeder van het slachtoffer onder de kring van gerechtigden van affectieschade op grond van artikel 6:107 lid 2 sub c BW.
Uit de overgelegde medische verklaring van Libra Revalidatie & Audiologie (waar het slachtoffer op dit moment verblijft) blijkt dat het slachtoffer een langdurige bewustzijnsstoornis heeft en dat nog niet te voorspellen valt of hij ooit bij bewustzijn komt. Als het slachtoffer bij bewustzijn komt, zal sprake zijn van ernstige cognitieve en communicatieve beperkingen ten gevolge van het hersenletsel. De rechtbank oordeelt dat uit deze verklaring kan worden opgemaakt dat het letsel van het slachtoffer ernstig en blijvend is en zal gelet daarop de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij01] toewijzen.
Het forfaitaire bedrag voor een ouder waarvan het kind ernstig en blijvend letsel heeft opgelopen door een misdrijf is volgens het Besluit vergoeding affectieschade € 17.500,-. De benadeelde partij heeft € 15.000,- gevorderd. De rechtbank wijst de vordering daarom in het geheel toe.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 23 april 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Beoordeling vordering [benadeelde partij02]
De rechtbank stelt voorop dat zeer goed invoelbaar is dat ook [benadeelde partij02] als broer van het slachtoffer een vordering tot vergoeding van affectieschade heeft ingediend. Dat ook hij veel verdriet heeft van de gevolgen van de aanrijding en dat hij sindsdien zorg draagt voor zijn broer staat niet ter discussie.
De rechtbank moet echter beoordelen of voldaan wordt aan de wettelijke vereisten om deze vergoeding van affectieschade toe te wijzen. Artikel 6:107 van het BW biedt voor affectieschade in lid 1 en 2 de wettelijke grondslag aan een limitatief in de wet omschreven kring van gerechtigden. De wetgever heeft expliciet niet bedoeld aan zussen en broers affectieschade toe te kennen, behalve in uitzonderlijke gevallen opgenomen in de hardheidsclausule. Een voorbeeld van zo’n uitzonderlijk geval is als broers of zussen langdurig samenwonen en voor elkaar zorgen.
Op dit moment is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat in dit geval sprake is van zo’n uitzonderlijk geval. [benadeelde partij02] heeft weliswaar toegelicht dat hij na de aanrijding het mentorschap van het slachtoffer op zich heeft genomen, maar voor toekenning van affectieschade moet worden gekeken naar de situatie zoals die gold op het moment van (in dit geval) de aanrijding.
Verder onderzoek hiernaar levert een onevenredige belasting van het strafproces op. De rechtbank verklaart de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij02] daarom niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten worden begroot op nihil.
8.5.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij01] een schadevergoeding betalen van € 15.000,- vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens zal de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht worden opgelegd.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij02] wordt niet-ontvankelijk verklaard.

9..Vorderingen tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 11 mei 2022 van de politierechter van deze rechtbank (parketnummer 96-102114-21) is de verdachte ter zake van het rijden met een ongeldig rijbewijs veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 26 mei 2022.
Bij vonnis van 5 september 2022 (parketnummer 96-040463-21) van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van het rijden met een ongeldig rijbewijs veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 20 september 2022.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van de bij de vonnissen opgelegde voorwaardelijke straffen gevorderd.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten onder parketnummer 10-107499-23 (gepleegd op 23 april 2023) zijn na het wijzen van die vonnissen en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan de vonnissen verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij die vonnissen aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straffen.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 57, 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 6, 7, 9, 163, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10-107499-23 en de onder parketnummer 10-157099-22 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden,
bepaalt dat een gedeelte,
groot 6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich na het ingaan van de proeftijd melden bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2, 3029 AK te Rotterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde zal zich laten behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde zal verblijven in Humane Zorg of een andere instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. de veroordeelde zal geen drugs gebruiken en zal meewerken aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
5. de veroordeelde zal geen alcohol gebruiken en meewerken aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
6. de veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden en behouden van zinvolle dagbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
3 (drie) jaren;
wijst afde verzoeken tot opheffing en schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde partij01], te betalen een bedrag van
€ 15.000,- (zegge: vijftienduizend euro), bestaande uit affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[benadeelde partij01]te betalen
€ 15.000,-(hoofdsom,
zegge: vijftienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 april 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 15.000,-niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
110 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart de benadeelde partij
[benadeelde partij02]niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij
[benadeelde partij02]in de proceskosten door de verdachte gemaakt, tot op heden aan de zijde van de verdachte begroot op nihil;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 11 mei 2022 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van: 6 weken;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 5 september 2022 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van: 2 weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. L. Stevens en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Fliert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
parketnummer 10-107499-23
1
hij op of omstreeks 23 april 2023 te Rotterdam
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto),
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden
door met dat motorrijtuig roekeloos, in elk geval zeer, althans
aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of
met aanmerkelijke verwaarlozing van de ten dezen geboden
zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande
weg, de kruising van het Zuidplein met de Pleinweg en/of de
Mijnsherenlaan,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat verdachte toen daar
terwijl ter plaatse de voor verdachte geldende maximum toegelaten
snelheid 50 kilometer per uur was
- heeft gereden met een snelheid van ongeveer 72 kilometer per uur, in
elk geval met een veel hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan en/of
geboden was en/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij, verdachte, zijn
motorrijtuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover de
weg vrij was en/of
- ( daarbij) door een voor hem, verdachte, geldend rood licht is gereden
en/of
- geen voorrang heeft verleend aan een voetganger, welke voetganger
zich bevond op een voetgangersoversteekplaats en/of zebrapad en/of
- ( vervolgens) tegen die op of nabij een voetgangersoversteekplaats,
althans dat kruispunt, met groen licht overstekende voetganger is
aangereden en/of gebotst,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer01]) werd gedood en/of
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer01]) zwaar lichamelijk letsel, te
weten een schedelbreuk en/of een schedelbasisfractuur, een
hersenbloeding, een kaakfractuur en/of een aantal afgebroken tanden
en/of een breuk in een nekwervel en/of een breuk hoog in de rug, een
gebroken borstwervel, een klaplong, en/of een gecompliceerde
onderbeenfractuur,
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke
ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 april 2023 te Rotterdam als bestuurder van een
voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de kruising van
het Zuidplein met de Pleinweg en/of de Mijnsherenlaan,
terwijl ter plaatse de voor verdachte geldende maximum toegelaten
snelheid 50 kilometer per uur was
- heeft gereden met een snelheid van ongeveer 72 kilometer per uur, in
elk geval met een veel hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan en/of
geboden was en/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij, verdachte, zijn
motorrijtuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover de
weg vrij was en/of
- ( daarbij) door een voor hem, verdachte, geldend rood licht is gereden
en/of
- ( vervolgens) tegen een het voornoemde kruispunt op of nabij een
voetgangersoversteekplaats met groen licht overstekende voetganger is
aangereden en/of gebotst,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd
veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die
weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd en/of
waarbij een persoon, genaamd [slachtoffer01], om het leven is gekomen,
althans gewond is geraakt;
2
dat hij, als degene door wiens gedraging (al dan niet als bestuurder van
een motorrijtuig) een verkeersongeval was veroorzaakt,
welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Rotterdam op/aan de
kruising van het Zuidplein met de Pleinweg en/of de Mijnsherenlaan, op
of omstreeks 23 april 2023
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden,
een ander (te weten [slachtoffer01]), aan wie bij dat ongeval letsel was
toegebracht,
in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
3
hij op of omstreeks 23 april 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld
rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten AM
en/of B en/of T, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander
rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken
categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Maastunnel en/of
de Pleinweg en/of de Batterijstraat, als bestuurder een motorrijtuig,
(personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden,
voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven,
geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;