ECLI:NL:RBROT:2023:7337

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
FT EA 23/61 en FT EA 23/62
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek dwangakkoord in faillissementsprocedure met betrekking tot schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord, ingediend door verzoekster, die te maken heeft met een aantal schuldeisers. Verzoekster heeft op 20 januari 2023 een verzoek ingediend om een schuldregeling aan te bieden aan haar vijftien schuldeisers, waarvan één preferente en veertien concurrente. De totale schuldenlast bedraagt € 16.593,89. Verzoekster heeft een regeling aangeboden waarbij zij 18,28% aan de preferente en 9,14% aan de concurrente schuldeisers zou betalen. Veertien van de vijftien schuldeisers hebben ingestemd met deze regeling, maar één schuldeiser, aangeduid als [schuldeiser 1], heeft geweigerd in te stemmen.

De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de vordering van [schuldeiser 1] slechts 2,2% van de totale schuldenlast bedraagt. De rechtbank oordeelde dat de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers die instemden met de regeling zwaarder wegen dan de belangen van [schuldeiser 1]. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het voorstel van verzoekster het uiterste is wat zij kan bieden en dat de aangeboden regeling een gunstiger resultaat zal opleveren voor de schuldeisers dan de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.

De rechtbank heeft het verzoek om [schuldeiser 1] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en [schuldeiser 1] veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. Tevens is bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 21 april 2023
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 20 januari 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een tweetal schuldeisers, te weten:
  • [schuldeiser 1] (hierna: [schuldeiser 1]);
  • [schuldeiser 2];
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
[schuldeiser 2] heeft voorafgaande aan de zitting, bij e-mail van 8 maart 2023, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Ter zitting van 12 april 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw F. Imamdi, werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
De overige weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift vijftien schuldeisers, waarvan één preferente en veertien concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 16.593,89 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van
14 juni 2022 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 18,28% aan de preferente schuldeisers en 9,14% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoekster heeft op basis van haar dienstbetrekking. Verzoekster werkt parttime, te weten minimaal 20 uur per week. Waar mogelijk probeert zij extra diensten op te pakken. Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij wel meer wil werken, maar dat het niet mogelijk is om bij de BSO meer dagen opvang te regelen voor haar kinderen. Het lijkt er ook niet op dat dit op korte termijn zal gebeuren, vanwege de lange wachtlijsten.
Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten werden tijdelijk door een budgetbeheerder voldaan. Thans is de situatie stabiel genoeg dat verzoekster hier zelf toe in staat is.
Veertien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser 1] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 372,30 op verzoekster, welke 2,2% van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

[schuldeiser 1] heeft in haar contacten met schuldhulpverlening niet gereageerd op het aangeboden voorstel en kan dus niet geacht worden daarmee in te stemmen. Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft [schuldeiser 1] voorts geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser 1] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser 1] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van [schuldeiser 1] een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 2,2%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk veertien van de vijftien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Gemeente Nissewaard. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Verzoekster heeft naar het oordeel van de rechtbank ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat zij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan haar huidige inkomen.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [schuldeiser 1], die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om [schuldeiser 1] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[schuldeiser 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [schuldeiser 1] om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [schuldeiser 1] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van L.M. Heinis, griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 april 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.