In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot het bevelen van een gedwongen schuldregeling. Verzoeker, die te maken heeft met een aanzienlijke schuldenlast van € 178.597,45, had een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waarbij hij voorstelde om 1,89% aan de preferente schuldeisers en 0,93% aan de concurrente schuldeisers te betalen. De schuldeisers, waaronder [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2], hebben echter niet ingestemd met deze regeling. Tijdens de zitting op 12 april 2023 zijn de schuldeisers niet verschenen, maar hebben zij wel schriftelijk hun verzet tegen de regeling kenbaar gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling niet goed gedocumenteerd was en dat de afloscapaciteit van verzoeker, die recentelijk een baan van 32 uur per week had, niet in lijn was met de voorgestelde regeling. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de weigerende schuldeisers zwaarder wogen dan die van verzoeker en heeft het verzoek om de schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.