ECLI:NL:RBROT:2023:7331

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
C/10/652773 / FT EA 23/161
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om gedwongen schuldregeling in het kader van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot het bevelen van een gedwongen schuldregeling. Verzoeker, die te maken heeft met een aanzienlijke schuldenlast van € 178.597,45, had een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waarbij hij voorstelde om 1,89% aan de preferente schuldeisers en 0,93% aan de concurrente schuldeisers te betalen. De schuldeisers, waaronder [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2], hebben echter niet ingestemd met deze regeling. Tijdens de zitting op 12 april 2023 zijn de schuldeisers niet verschenen, maar hebben zij wel schriftelijk hun verzet tegen de regeling kenbaar gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling niet goed gedocumenteerd was en dat de afloscapaciteit van verzoeker, die recentelijk een baan van 32 uur per week had, niet in lijn was met de voorgestelde regeling. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de weigerende schuldeisers zwaarder wogen dan die van verzoeker en heeft het verzoek om de schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 19 april 2023
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 13 februari 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a lid 1 Faillissementswet ingediend om een tweetal schuldeisers, te weten:
  • [schuldeiser 1];
  • [schuldeiser 2], in behandeling bij Flanderijn & Van Eck (hierna te noemen: [schuldeiser 2]);
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
[schuldeiser 2] heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift ingediend.
Ter zitting van 12 april 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • De heer S. Demirbinek, werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna te noemen schuldhulpverlening);
  • Mevrouw E.C. Mintjes, werkzaam bij Casia Bewind (hierna: beschermingsbewindvoerder).
De schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift achttien schuldeisers, waarvan twee preferente schuldeisers met elf vorderingen en zestien concurrente schuldeisers met achttien vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 178.597,45 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 20 oktober 2022 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 1,89% aan de preferente schuldeisers en 0,93% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn Ziektewet-uitkering. Verzoeker heeft chronische rugklachten waarvoor verzoeker onder behandeling is. Verzoeker heeft volgens de aanbiedingsbrief in het verleden te kampen gehad met een verslaving. Verzoeker heeft zich aangemeld bij Antes en staat daar op de wachtlijst, ook is er sprake van begeleiding in de vorm van een WMO-arrangement. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn beschermingsbewindvoerder voldaan.
Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij per 6 maart 2023 werkzaam is voor 32 uur per week als nachtwaker. Verzoeker heeft een verklaring overgelegd van zijn voormalig begeleider van Stichting De Ontmoeting, waaruit volgt dat de situatie van verzoeker op alle leefgebieden stabiel is. Rondom de financiën is inmiddels een beschermingsbewindvoerder aanwezig en verdere hulpvragen waren er niet. Het begeleidingstraject is goed afgerond. Verzoeker heeft ter zitting ook verklaard dat hij een nieuwe weg heeft ingeslagen en zijn best doet om een goed voorbeeld te zijn voor zijn kinderen.
Zestien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] stemmen hier niet mee in. Zij hebben een vordering van respectievelijk € 1.633,98 en € 10.392,49 op verzoeker, welke 0,9% en 5,8% van de totale schuldenlast bedragen.

3..Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft [schuldeiser 1] te kennen gegeven dat zij niet akkoord gaat met het aanbod, omdat de vordering betrekking heeft op de kosten die gemaakt moesten worden in verband met een door verzoeker gehouden hennepkwekerij.
In haar verweerschrift heeft [schuldeiser 2] te kennen gegeven dat zij niet akkoord gaat met de aangeboden regeling omdat het aanbod niet in verhouding staat tot de totale schuldenlast. [schuldeiser 2] heeft een groot financieel belang bij volledige nakoming. In haar verweerschrift heeft [schuldeiser 2] zich voorts op het standpunt gesteld dat de aangeboden regeling niet goed is gedocumenteerd en dat deze onvoldoende financieel transparant is. In de visie van [schuldeiser 2] heeft verzoeker voorts het maximaal haalbare aangeboden. De aangeboden regeling is immers gebaseerd op een Ziektewet-uitkering, terwijl de inkomenspositie van verzoeker de komende tijd nog zou kunnen verbeteren. Daarnaast merkt [schuldeiser 2] op dat er in het voorstel maar weinig staat over het ontstaan van de schuldenlast, er wordt niet gesproken over welke gedragingen van verzoeker hiertoe hebben bijgedragen. Daarnaast heeft [schuldeiser 2] in haar verweerschrift gesteld dat de schuld van verzoeker niet te goeder trouw is ontstaan. Verzoeker is in januari 2018 in een door [schuldeiser 2] verhuurde woning komen wonen. Tot aan de ontruiming van de woning eind augustus 2018 heeft hij slechts één keer de verschuldigde maandhuur betaald. In juli 2018 is door de wijkagent een hennepplantage in de woning aangetroffen. Verzoeker heeft niet meegewerkt aan de vooropname en eindopname, terwijl er schade aan de woning was toegebracht en er herstelwerkzaamheden aan de woning moesten worden uitgevoerd om deze weer in een verhuurbare staat te brengen.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft [schuldeiser 1] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten. [schuldeiser 2] heeft in haar verweerschrift aangegeven dat zij niet ter zitting zal verschijnen.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Vooropgesteld wordt dat de vordering van [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] een aandeel vormen in de totale schuldenlast van 6,7%.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat het aanbod goed en controleerbaar is gedocumenteerd. Zo is in de aanbiedingsbrief geen melding gemaakt van de daadwerkelijke oorzaak van de schulden. Verzoeker heeft immers een strafrechtelijk verleden, namelijk het (laten) houden van een hennepkwekerij in zijn woning, waar schulden uit zijn voortgekomen. Daarnaast is verzoeker gokverslaafd geweest en heeft hij regelmatig middelen gebruikt. Sinds mei 2022 gebruikt verzoeker niet meer, maar dit is vrij recent en verzoeker staat slechts op de wachtlijst voor een behandeling hiervoor. Het had op de weg van schuldhulpverlening gelegen om hier openheid van zaken over te geven aan de schuldeisers, zodat de schuldeisers met beschikking over alle relevante informatie tot een beslissing konden komen.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Het aanbod betreft een saneringskrediet gebaseerd op de inkomsten uit hoofde van een Ziektewet-uitkering. Uit het VTLB blijkt dat sprake was van een netto inkomen van € 1.268,42. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij per 6 maart 2023 voor 32 uur per week aan het werk is op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar. Hij zal hier € 1.824,00 bruto per maand verdienen, aanzienlijk meer dan het inkomen waarop het aanbod is gebaseerd. De rechtbank stelt dus vast dat het inkomen en daarmee de afloscapaciteit gewijzigd is ten opzichte van de afloscapaciteit waar het aanbod op is gebaseerd.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] als weigerende schuldeiser zwaarder wegen dan die van verzoeker of de overige schuldeisers. Het verzoek om [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] te bevelen in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 19 april 2023. [1]

Voetnoten

1.