ECLI:NL:RBROT:2023:7310

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
FT EA 23-30
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de schuldsaneringsregeling op basis van de hardheidsclausule in een faillissementsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend door verzoekster. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 16 februari 2023 werd behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster in een toestand verkeert waarin zij heeft opgehouden te betalen, en dat het verzoekschrift voldoet aan de gestelde eisen. De beoordeling van de goede trouw van verzoekster is cruciaal, waarbij de rechtbank rekening houdt met verschillende omstandigheden, zoals de aard van de schulden en het gedrag van verzoekster ten aanzien van haar betalingsverplichtingen.

De rechtbank heeft specifiek gekeken naar de schuld van verzoekster aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), die in totaal EUR 2.502,00 bedraagt en voortkomt uit verkeersboetes. Ondanks het ontbreken van goede trouw, heeft de rechtbank geoordeeld dat verzoekster de omstandigheden die hebben geleid tot haar schulden onder controle heeft gekregen, aangezien zij haar auto inmiddels heeft verzekerd. De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken en mr. M. Aukema benoemd tot rechter-commissaris. Tevens zijn er financiële regelingen getroffen voor de bewindvoerder.

De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen, omdat het centrum van de voornaamste belangen van verzoekster in Nederland ligt. De beslissing is openbaar uitgesproken, waarbij de rechtbank de betrokken partijen heeft genoemd, inclusief de bewindvoerder R. de Geus.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 8 maart 2023
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoekster is gehoord ter terechtzitting van 16 februari 2023.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..De beoordeling

Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoekster verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat zij niet zal kunnen voortgaan met betaling van haar schulden.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoekster ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan de verzoekster dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin verzoekster kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoekster voor wat betreft haar inspanningen de schulden te voldoen of acties harerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
In het bijzonder heeft de rechtbank gekeken naar de schuld van verzoekster aan het Centraal Justitieel Incassobureau (hierna: CJIB). Deze schuld bedraagt in totaal EUR 2.502,00 en ziet op diverse verkeersboetes die aan verzoeker in de jaren 2020 en 2021 zijn opgelegd. Uit de codes bij het schuldenoverzicht van het CJIB blijkt dat het bij twee boetes gaat om onverzekerd rijden en bij één boete gaat het om overschrijden van de maximumsnelheid.
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid Fw, ondanks het ontbreken van goede trouw, wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat verzoekster de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van de schulden, onder controle heeft gekregen. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is. Gebleken is dat verzoekster haar auto inmiddels verzekerd heeft.
De rechtbank wijst er op dat de auto in de wettelijke schuldsaneringsregeling in beginsel verkocht moet worden. Een en ander zal met de bewindvoerder besproken moeten worden.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verzoeker in Nederland ligt.

3..De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoekster],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats];
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M. Aukema
en tot bewindvoerder R. de Geus,
gevestigd te Postbus 187,
3330 AD Rotterdam;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/37e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2023.