In deze zaak hebben verzoekers op 26 januari 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) en artikel 287b, eerste lid, Fw, met het doel een voorlopige voorziening te verkrijgen. Dit verzoek was gericht op het voorkomen van ontruiming van hun huurwoning, die was bevolen in een eerder vonnis van 6 januari 2023. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 16 februari 2023 gehouden, waarbij zowel verzoekers als hun schuldhulpverlener, mevrouw L.M. Kleijn van de Kredietbank Rotterdam, aanwezig waren. Verweerder, de verhuurder, was ook aanwezig en werd bijgestaan door de heer A.I. Shaik Soeltan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekers in een bedreigende situatie verkeren, aangezien er een ontruimingsvonnis was en de verhuurder had aangekondigd tot ontruiming over te gaan. De rechtbank heeft de belangen van verzoekers, die in een minnelijk schuldhulpverleningstraject zitten en hun huur voor februari 2023 tijdig hebben betaald, afgewogen tegen de belangen van de verhuurder. De rechtbank oordeelde dat de verzoekers voldoende aannemelijk maakten dat zij in staat zouden zijn om de huurtermijnen te voldoen en dat hun situatie binnen afzienbare tijd zou verbeteren.
De rechtbank heeft daarom de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de lopende huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar zij kunnen in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De uitspraak is gedaan door mr. B.J. Tideman en in aanwezigheid van griffier mr. N.A. Masrom op 23 februari 2023.