ECLI:NL:RBROT:2023:7304

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
FT EA 23/83 / FT EA 23/85 / FT EA 23/86 / FT EA 23/88
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake ontruiming in het kader van schuldsanering

In deze zaak hebben verzoekers op 26 januari 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) en artikel 287b, eerste lid, Fw, met het doel een voorlopige voorziening te verkrijgen. Dit verzoek was gericht op het voorkomen van ontruiming van hun huurwoning, die was bevolen in een eerder vonnis van 6 januari 2023. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 16 februari 2023 gehouden, waarbij zowel verzoekers als hun schuldhulpverlener, mevrouw L.M. Kleijn van de Kredietbank Rotterdam, aanwezig waren. Verweerder, de verhuurder, was ook aanwezig en werd bijgestaan door de heer A.I. Shaik Soeltan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekers in een bedreigende situatie verkeren, aangezien er een ontruimingsvonnis was en de verhuurder had aangekondigd tot ontruiming over te gaan. De rechtbank heeft de belangen van verzoekers, die in een minnelijk schuldhulpverleningstraject zitten en hun huur voor februari 2023 tijdig hebben betaald, afgewogen tegen de belangen van de verhuurder. De rechtbank oordeelde dat de verzoekers voldoende aannemelijk maakten dat zij in staat zouden zijn om de huurtermijnen te voldoen en dat hun situatie binnen afzienbare tijd zou verbeteren.

De rechtbank heeft daarom de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de lopende huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar zij kunnen in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De uitspraak is gedaan door mr. B.J. Tideman en in aanwezigheid van griffier mr. N.A. Masrom op 23 februari 2023.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer]
uitspraakdatum: 23 februari 2023
[verzoeker 1] en [verzoeker 2],
wonende te [adres]
[woonplaats] ,
verzoekers.

1..De procedure

Verzoekers hebben op 26 januari 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 26 januari 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 16 februari 2023.
Ter zitting van 16 februari 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekers;
  • mevrouw L.M. Kleijn, werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • [verweerder] , wonende te [plaatsnaam] (hierna: verweerder), bijgestaan door de heer A.I. Shaik Soeltan.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2..Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 6 januari 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekers ten uitvoer te leggen.
Verzoekers hebben sinds 20 januari 2023 budgetbeheer en de lopende huur voor februari 2023 is reeds volledig betaald. Uit het verzoekschrift blijkt dat verzoekers op zoek zijn naar een nieuwe (goedkopere) woning. Bij verzoekers is sprake van een onbalans in inkomsten en uitgaven. Verzoeker ontvangt een WIA-uitkering, en met dit relatief hoge inkomen is geen recht op woonkosten toeslag. Eind februari 2023 gaat de uitkering omlaag en zal er naar verwachting recht zijn op aanvullende PW-uitkering en eventueel PAWW-uitkering. Hiermee komen verzoekers in aanmerking voor hogere toeslagen en woonkostentoeslag. Schuldhulpverlening heeft desgevraagd verklaard dat zij een fonds heeft aangeschreven en dat zij verwacht dat de lopende huur betaald kan worden.
3.
Het verweer
Verweerder heeft de rechtbank ter zitting verzocht om het verzoek moratorium af te wijzen. Verweerder is langs geweest bij verzoekers toen bleek dat zij niet meer het hele huurbedrag overboekten. Verweerder is coulant geweest en heeft verzoekers de mogelijkheid gegeven om de huurachterstand in te lopen. Verzoekers hebben enkele maanden helemaal geen huur betaald en verweerder is nu van mening dat hij verzoekers genoeg ruimte heeft gegeven.

4..De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekers een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 6 januari 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 13 januari 2023 hebben overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 1 februari 2023 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekers, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekers enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekers bestaat erin dat zij in de huurwoning kunnen blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekers kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 6 januari 2023 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Schuldhulpverlening heeft verklaard dat zij een fonds heeft aangeschreven zodat de lopende huur betaald kan worden. Daarbij is de verwachting dat verzoekers vanaf eind februari 2023 recht zullen krijgen op hogere toeslagen en in aanmerking zullen komen voor een woonkostentoeslag. Bovendien hebben verzoekers sinds 20 januari 2023 budgetbeheer en is de huur voor de maand februari 2023 tijdig betaald. Daarnaast is de verwachting dat de situatie van verzoekers binnen twee maanden voldoende stabiel is om een schuldregeling aan te bieden. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekers zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kunnen verzoekers te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 6 januari 2023 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekers gelegen aan de [adres] , voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekers de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2023.