ECLI:NL:RBROT:2023:7302

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
10/126157-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van primair ten laste gelegd feit en bewezenverklaring van overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet na verkeersongeval

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 4 september 2020. De verdachte, geboren in 1989, reed in een Opel Corsa en heeft bij het verlaten van een rotonde geen voorrang verleend aan een fietser, wat resulteerde in een aanrijding waarbij de fietser zwaar lichamelijk letsel opliep. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte schuldig te verklaren aan het primair ten laste gelegde feit, namelijk het niet verlenen van voorrang, en had een taakstraf van 80 uren geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend had gereden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de fietser niet opmerkte, maar kon niet bewijzen dat dit te wijten was aan de pluche dobbelstenen die aan de binnenspiegel hingen. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan de subsidiaire overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet, omdat zij gevaar op de weg had veroorzaakt en het verkeer had gehinderd. De rechtbank legde een taakstraf van 30 uren op en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat zij niet eerder was veroordeeld en haar excuses aan het slachtoffer had aangeboden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/126157-21
Datum uitspraak: 21 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1989,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsvrouw mr. F.W.M. Hopmans, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 juli 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde (art. 6 WVW);
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt van de officier van justitie
Het primair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden. De verdachte heeft onvoldoende om zich heen gekeken of zij het (brom)fietspad kon oversteken en heeft geen voorrang verleend aan het slachtoffer. In de binnenspiegel hingen twee pluche dobbelstenen die het zicht van de verdachte fors hebben beperkt. De verdachte heeft daarmee met een aanmerkelijk verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid gereden en zij heeft daarom schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) aan het verkeersongeval.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde heeft de verdediging vrijspraak bepleit. De dobbelstenen hebben het zicht naar voren niet belemmerd, zoals onder het eerste gedachtestreepje ten laste gelegd. De verdediging betwist niet de feitelijke gedragingen, zoals opgenomen onder het tweede tot en met het vijfde gedachtestreepje, maar dit is onvoldoende om tot de conclusie te komen dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend heeft gereden. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat de verdachte het slachtoffer niet heeft gezien door de raamstijl van de auto.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De verdachte reed op 4 september 2020 rond 11:00 uur in een Opel Corsa. Zij reed in [plaats02] op de [locatie01] gaande in de richting van de [straatnaam01] . Bij het verlaten van de rotonde kruiste zij een (brom)fietspad waar als bestuurder voorrang moet worden verleend aan (brom)fietsers op het (brom)fietspad. Dit is aangegeven door middel van haaientanden op het wegdek. Het destijds veertienjarige slachtoffer reed op een fiets op het (brom)fietspad en stak de [straatnaam01] over. De verdachte heeft bij het verlaten van de rotonde geen voorrang verleend aan het slachtoffer, terwijl zij daar wel toe gehouden was. De verdachte is tegen het slachtoffer aangereden, waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Met betrekking tot de pluche dobbelstenen die de verdachte aan de binnenspiegel van de auto had hangen, overweegt de rechtbank als volgt. De Verkeersongevallen Analyse geeft weliswaar in algemene zin aan dat de betreffende dobbelstenen het zicht van de bestuurder belemmeren, maar niet dat dat in deze specifieke situatie ook het geval was. Daarvoor is ook geen ander bewijs beschikbaar. De rechtbank kan aldus niet vaststellen dat mede als gevolg daarvan de aanrijding heeft plaatsgevonden. Anders gezegd: de vereiste causale relatie tussen het gedrag (de dobbelstenen aan de spiegel) en het ongeval is niet bewezen. Daarmee blijven het niet opmerken van het slachtoffer bij de fietsersoversteekplaats en het daaruit voortvloeiende niet verlenen van voorrang over als gedragingen die de verdachte kunnen worden verweten en die tot het ontstaan van het ongeval hebben bijgedragen. Dit is onvoldoende om te kunnen spreken van schuld in de zin van artikel 6 WVW. De verdachte zal daarom van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Door het bovengenoemde handelen heeft de verdachte wel gevaar op de weg en hinder voor het verkeer veroorzaakt, waardoor de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 WVW wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op 4 september 2020 te [plaats02] als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de [locatie01] en de [straatnaam01] , zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg
enwerd veroorzaakt en het verkeer op die weg
enwerd gehinderd welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat zij, verdachte, toen daar,
-tijdens het verlaten van die rotonde niet heeft opgemerkt dat een fiets
er, genaamd [slachtoffer01] , doende was de rijbaan van de [straatnaam01] over te steken via het aldaar gelegen brom-fietspad, en
-die [slachtoffer01] niet heeft laten voorgaan en
-vervolgens tegen die [slachtoffer01] is aangebotst of aangereden, waardoor die [slachtoffer01] ten val kwam,
-als gevolg waarvan die [slachtoffer01] , zwaar lichamelijk letsel (te weten: meerdere hersenkneuzingen, een longkneuzing en een hersenbloeding)werd toegebracht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
subsidiair
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gevaar op de weg gecreëerd en een verkeersongeval veroorzaakt door zich onoplettend te gedragen in het verkeer. Zij heeft bij het verlaten van de rotonde de fietser niet opgemerkt en nagelaten voorrang te verlenen. Hierdoor is een aanrijding ontstaan en heeft het destijds veertienjarige slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Het slachtoffer heeft op de zitting verklaard dat zij tot op de dag van vandaag nog veel last ondervindt van het verkeersongeval. Een deel van de gevolgen is blijvend.
De verdachte heeft op de zitting haar excuses aan het slachtoffer aangeboden en haar medeleven voor het slachtoffer laten blijken.
De verdachte is niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit en zij heeft haar leven ook verder op orde. De reclassering komt in haar advies van 27 februari 2023 tot de conclusie dat toezicht vanuit de reclassering niet nodig is en heeft een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gelet op de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf opleggen. Omdat de rechtbank het subsidiaire feit bewezen verklaart, zal aan de verdachte een lagere taakstraf worden opgelegd dan door de officier van justitie geëist. Bij het bepalen van de duur hiervan heeft de rechtbank rekening gehouden met het forse tijdsverloop in deze zaak en de omstandigheid dat de verdachte een first offender is.
In het kader van speciale preventie zal de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden opleggen. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat de reclassering het risico op herhaling als gemiddeld heeft inschat en dat de verdachte nadien – in januari 2022 – nogmaals een (eenzijdig) verkeersongeluk heeft gehad. Sindsdien is de verdachte angstig om te rijden heeft zij geen auto meer bestuurd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
30 (dertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
15 (vijftien) dagen;
ontzegt de verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
6 (zes) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. L. Daum en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Knook, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 juli 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 4 september 2020 te [plaats02] als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg(wegen), de [locatie01] en de [straatnaam01] , althans op één van deze wegen, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat zij, verdachte, toen daar,
-heeft gereden terwijl het zicht naar voren (door de voorruit) werd belemmerd en/of beperkt door aan de binnenspiegel aangebrachte voorwerpen (pluchen dobbelstenen) en/of
-tijdens het verlaten van die rotonde niet (tijdig) heeft opgemerkt dat een fietser, genaamd [slachtoffer01] , doende was de rijbaan (van de [straatnaam01] ) over te steken via de aldaar gelegen fietsersoversteekplaats, en/of
-die [slachtoffer01] niet heeft laten voorgaan en/of
-(vervolgens) tegen die [slachtoffer01] is aangebotst of aangereden, waardoor die [slachtoffer01] ten val kwam,
-als gevolg waarvan die [slachtoffer01] , zwaar lichamelijk letsel (te weten: meerdere hersenkneuzingen, een longkneuzing en een hersenbloeding), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 4 september 2020 te [plaats02] als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg(wegen), de [locatie01] en de [straatnaam01] , zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat zij, verdachte, toen daar,
-heeft gereden terwijl het zicht naar voren (door de voorruit) werd belemmerd en/of beperkt door aan de binnenspiegel aangebrachte voorwerpen (pluchen dobbelstenen) en/of
-tijdens het verlaten van die rotonde niet (tijdig) heeft opgemerkt dat een fiets, genaamd [slachtoffer01] , doende was de rijbaan (van de [straatnaam01] ) over te steken via het aldaar gelegen brom-fietspad, en/of
-die [slachtoffer01] niet heeft laten voorgaan en/of
-(vervolgens) tegen die [slachtoffer01] is aangebotst of aangereden, waardoor die [slachtoffer01] ten val kwam,
-als gevolg waarvan die [slachtoffer01] , zwaar lichamelijk letsel (te weten: meerdere hersenkneuzingen, een longkneuzing en een hersenbloeding), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.