Op 25 mei 2023 heeft de rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1982, die werd beschuldigd van medeplegen en medeplichtigheid aan mensenhandel. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek dat plaatsvond op de terechtzittingen van 23 augustus 2022, 15 december 2022 en 11 mei 2023. De officier van justitie, mr. T.J. Lindhout, had gevorderd dat de verdachte schuldig werd bevonden aan het medeplegen van mensenhandel en vroeg om een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk.
De tenlastelegging betrof het huisvesten van een minderjarige, genaamd [slachtoffer01], met het oogmerk van seksuele uitbuiting. De officier van justitie stelde dat de verdachte op de hoogte was van de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer01] en dat hij haar had gehuisvest tegen betaling. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verdachte niet op de hoogte was van de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer01] en dat er onvoldoende bewijs was voor het opzet op seksuele uitbuiting. De getuigenverklaring van [naam01] ondersteunde de verdediging van de verdachte, die verklaarde dat hij de meisjes had laten overnachten om zijn vriend te helpen en niet op de hoogte was van hun situatie.
De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. De verdachte werd dan ook vrijgesproken van alle beschuldigingen. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam, met mr. R. Brand als voorzitter en mrs. F. Wegman en F. van Buchem als rechters, in aanwezigheid van griffier mr. J.A.M. van der Vleuten.