ECLI:NL:RBROT:2023:7269

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
10/103174-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal door middel van braak en inklimming in vereniging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1998, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van braak en inklimming in vereniging. De verdachte heeft samen met medeverdachten op 17 april 2023 in Barendrecht, in een woning, sieraden weggenomen die toebehoorden aan de heer [slachtoffer01]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich toegang tot de woning heeft verschaft en de sieraden onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend, waardoor de rechtbank zonder nadere motivering tot bewezenverklaring is gekomen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 44 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 60 uur opgelegd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, de heer [slachtoffer01], toegewezen, die een schadevergoeding van € 150,00 heeft gevorderd voor materiële schade. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor deze schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 17 april 2023.

De rechtbank heeft voorts bepaald dat de verdachte zich moet melden bij de reclassering en medewerking moet verlenen aan toezicht en huisbezoeken. De beslissing is genomen in tegenspraak en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/103174-23
Datum uitspraak: 27 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1998,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01] ,
raadsman mr. W.B.O. van Soest, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 juli 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard, nu door de verdediging geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 17 april 2023 te Barendrecht, in een woning gelegen aan de [adres02] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, sieraden, die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen sieraden onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan diefstal door middel van braak en inklimming in vereniging uit een woning. Met zijn handelen heeft de verdachte niet alleen schade en overlast veroorzaakt, maar heeft hij ook het gevoel van veiligheid van de bewoners aangetast. Bovendien roepen woninginbraken in het algemeen gevoelens van onveiligheid op in de samenleving. De woning is immers bij uitstek de plek waar men zich veilig moet kunnen voelen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 juli 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de LOVS-oriëntatiepunten. De op te leggen straf is lager dan door de officier van justitie geëist, nu de rechtbank andere uitgangspunten hanteert dan het Openbaar Ministerie.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank voorts een taakstraf van na te noemen duur opleggen.
De verdachte heeft ter terechtzitting uiteindelijk verklaard dat hij baat zal hebben bij een meldplicht bij de reclassering. De rechtbank volgt hem hierin en zal daarom een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geld terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht het in beslag genomen geld terug te geven aan de verdachte.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd ter zake van het ten laste gelegde:
de heer [slachtoffer01] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 150,00 aan materiële schade. Hij stelt dat dat het eigen risico is dat resteert na vergoeding van de schade door zijn verzekeringsmaatschappij.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
9.3.
Beoordeling
Het is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De in verband daarmee gevorderde schadevergoeding is door de benadeelde partij onderbouwd en door de verdachte niet weersproken en komt de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor. De vordering zal daarom worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 17 april 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, omdat niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 150,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 90 (negentig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 44 (vierenveertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarde:
1. de veroordeelde meldt zich bij Reclassering Nederland op het adres [adres03] in [plaats02] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarde
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
60 (zestig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van: € 30,00 (Omschrijving: [beslagnummer01] );
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 150,00 (zegge: honderdvijftig), bestaande materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen
€ 150,00(hoofdsom,
zegge: honderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 april 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat, indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 150,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
3 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en Ü.D. Çolak, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.H. Frerichs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 april 2023 te Barendrecht, in een woning gelegen aan de [adres02] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer armband(en) en/of ketting(en) en/of ring(en), althans sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen sieraden onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.