ECLI:NL:RBROT:2023:7265

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
10/027799-23 / TUL VV: 10/239688-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling, wederspannigheid en bedreiging met ontslag van alle rechtsvervolging en TBS met voorwaarden

Op 4 augustus 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1999, die op 27 januari 2023 in Spijkenisse een politieagent heeft aangevallen. De verdachte heeft de agent met een blikje en met zijn vuist in het gezicht geslagen en heeft hem meerdere keren met knietjes tegen het hoofd geslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich heeft verzet tegen de rechtmatige uitoefening van de politieambtenaar en dat hij de agent heeft bedreigd met de dood. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is en heeft TBS met voorwaarden geëist. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij ten tijde van de feiten leed aan een ernstige psychische stoornis, namelijk schizofrenie en een stoornis in het gebruik van cannabis. De rechtbank heeft de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd, omdat de verdachte een hoog recidiverisico heeft. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €700 aan de benadeelde partij toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 januari 2023. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis is afgewezen, omdat een gevangenisstraf de behandeling van de verdachte zou doorkruisen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/027799-23
Parketnummer vordering TUL VV: 10/239688-20
Datum uitspraak: 4 augustus 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1999,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] ,
raadsvrouw mr. S.E.M. Hooijman, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 juli 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L.M. Kuiper heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • ontslag van alle rechtsvervolging wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte;
  • oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, zoals door de reclassering is geadviseerd. Daarnaast heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel verzocht;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/239688-20.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 4
Het onder 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feiten 1, 2 en 3
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat het onder 1 primair ten laste gelegde (poging tot het toebrengen zwaar lichamelijk letsel) niet kan worden bewezen. De verdachte lag op de grond toen hij de verbalisant knietjes gaf. Vanuit die houding is het onmogelijk om zodanig veel kracht achter de knietjes te zetten dat dat zwaar lichamelijk letsel tot gevolg zou kunnen hebben.
Voor wat betreft de onder 2 ten laste gelegde wederspannigheid refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat niet bewezen kan worden dat de verdachte heeft getracht het vuurwapen en/of stroomstootwapen van de verbalisant af te pakken.
De verdachte moet van het onder 3 ten laste gelegde worden vrijgesproken, omdat slechts één getuige over deze bedreiging verklaart en deze verklaring ook niet direct bij de verbalisant terecht is gekomen.
4.2.2.
Beoordeling
Op basis van de bewijsmiddelen staat het volgende vast. Op 27 januari 2023 loopt de verdachte bij een voetgangersoversteekplaats in Spijkenisse door het rode licht. De daar aanwezige verbalisant [slachtoffer01] wil hem staande houden. Daarop wordt de verbalisant door de verdachte met een blikje en met gebalde vuist in zijn gezicht geslagen. Als de verbalisant hem vervolgens wil aanhouden, spant de verdachte zijn spieren, zodat zijn armen niet gefixeerd kunnen worden. Pas op de grond kan de verbalisant de armen van de verdachte vastpakken, waarop de verdachte hem (ten minste) acht keer, afwisselend met beide knieën, een knietje in/tegen zijn gezicht geeft. De verbalisant loopt door dit handelen van de verdachte onder andere een bloeduitstorting bovenop zijn hoofd en een bloeduitstorting aan de linkerzijde van het gelaat op.
De rechtbank is van oordeel dat de geweldshandelingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht zijn geweest op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en daartoe ook een geschikt middel zijn. Verdachte is een getraind vechter, zodat hij meer dan de gemiddelde persoon weet hoe een ander in een gevechtssituatie kan worden uitgeschakeld. De verdachte heeft meerdere knietjes gegeven tegen het hoofd van de verbalisant en heeft hem bovendien met zijn vuist geslagen. Het hoofd is een zeer kwetsbaar lichaamsdeel en de verdachte heeft met de door hem toegepaste geweldshandelingen dan ook op zijn minst de aanmerkelijke kans genomen en aanvaard dat de verbalisant zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde feit kan worden bewezen.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de verdachte heeft geprobeerd het vuurwapen en/of stroomstootwapen van de verbalisant af te pakken, zodat de verdachte van dit gedeelte van het onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De rest van het onder 2 is ten laste gelegde kan op grond van het voorgaande wel bewezen worden verklaard.
Met betrekking tot de onder 3 ten laste gelegde bedreiging wordt overwogen dat niet alleen de getuige, maar ook de verdachte zelf daarover heeft verklaard. Voorts heeft verbalisant [slachtoffer01] de verbale bedreiging weliswaar niet op het moment zelf gehoord, maar staat wel vast dat hij daar later van op de hoogte is geraakt en zich daardoor bedreigd heeft gevoeld. Gelet op de situatie waarin de verdachte en de verbalisant zich bevonden kon bij de verbalisant de redelijke vrees ontstaan dat deze bedreiging zou worden waargemaakt. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
Conclusie
Bewezenis dat de verdachte het
onder 1 primair, 2, 3 en 4ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave ten aanzien van feit 4 wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten redengevende feiten en omstandigheden. De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 27 januari 2023 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- een blikje althans een hard voorwerp in het gezicht van die [slachtoffer01] te slaan en
met een vuist in het gezicht van die [slachtoffer01] te slaan en
- meermalen knietjes tegen het hoofd van die [slachtoffer01] te geven
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 27 januari 2023 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [slachtoffer01] , brigadier van de politie eenheid Rotterdam, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter staande houding en/of aanhouding van verdachte door meerdere knietjes tegen het hoofd van die [slachtoffer01] te geven, zich los te trekken en de spieren aan te spannen, terwijl dit misdrijf en de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten hoofdpijn en verschillende schaafwonden en blauwe plekken en bloeduitstortingen bij die [slachtoffer01] ten gevolge heeft gehad;
3
hij op 27 januari 2023 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard [slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer01] dreigend de woorden toe te voegen dat hij hem dood ging maken;
4
hij op 27 januari 2023 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 6º van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met Oleoresin capsicum zijnde een giftige en/of verstikkende
en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof, namelijk traangas voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van feit 1:
Poging tot zware mishandeling;
Ten aanzien van feit 2:
Wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
Ten aanzien van feit 3:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van feit 4:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Door drs. [GZ-psycholoog/orthopedagoog01] , GZ-psycholoog/orthopedagoog (22 juni 2023) en dr. [psychiater01] , psychiater (12 april 2023) zijn
Pro Justitia rapportagesopgesteld.
Beide deskundigen komen tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een psychische stoornis, te weten schizofrenie en een stoornis in gebruik van cannabis. Tevens is verdachte zwakbegaafd. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het plegen van de feiten. Door zijn manisch-psychotische toestand beschikte de verdachte niet over het inzichtsvermogen om zich bewust te zijn van de mogelijke gevolgen van zijn handelen. Het voelen, denken en handelen van de verdachte werd volledig bepaald door zijn stoornissen. Deskundige [GZ-psycholoog/orthopedagoog01] adviseert gelet op het bovenstaande het ten laste gelegde niet aan de verdachte toe te rekenen.
Op grond van de hiervoor weergegeven conclusies van de gedragsdeskundigen, die de rechtbank volgt en overneemt, is de rechtbank van oordeel dat bij de verdachte tijdens het begaan van het ten laste gelegde sprake was van een zodanig ernstige ziekelijke stoornis van de geestvermogens dat daardoor verdachte geen enkele reële invloed meer had op de aansturing van zijn gedrag. Hierdoor kan het ten laste gelegde niet aan de verdachte worden toegerekend, zodat de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 23 juni 2023, het reclasseringsadvies TBS met voorwaarden van Reclassering Nederland van 13 juli 2023 en de hierboven reeds behandelde rapporten.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling en een bedreiging van een politieagent. De verbalisant wilde de verdachte aanspreken op zijn gedrag, waarop de verdachte hem met een blikje en een vuist in het gezicht heeft geslagen en hem meerdere knietjes tegen diens hoofd heeft gegeven. De verbalisant en de verdachte zijn bij de aanhouding van verdachte in een worsteling geraakt en de verdachte heeft de verbalisant bedreigd met de woorden dat hij de verbalisant dood ging maken.
Deze verbalisant deed gewoon zijn werk en de verdachte heeft zich daarbij met veel geweld verzet. Daarbij heeft hij de verbalisant verwond.
7.3.
TBS maatregel met voorwaarden
Beoordeling
De verdachte was ten tijde van de tenlastegelegde feiten volledig ontoerekeningsvatbaar en daarom kan hem geen straf worden toegerekend. Wel kan een maatregel worden opgelegd. De deskundige [GZ-psycholoog/orthopedagoog01] en de reclassering hebben geadviseerd om aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen, waarbij de reclassering voorwaarden heeft geformuleerd voor de op te leggen TBS-maatregel.
Aan de voorwaarden voor het opleggen van een TBS-maatregel met voorwaarden is voldaan. Ten eerste volgt uit de eerder aangehaalde Pro Justitia rapportages dat er bij de verdachte ten tijde van het begaan van het ten laste gelegde sprake was van ziekelijke stoornissen van de geestesvermogens. Daarnaast is sprake van misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
Zowel beide deskundigen als de reclassering schatten het risico op (gewelds)recidive in de toekomst in als hoog. Deskundige [GZ-psycholoog/orthopedagoog01] merkt op dat het belangrijk is dat de klinische behandeling van de verdachte gericht wordt op stabilisatie van het psychotisch toestandsbeeld en versterking van abstinentie van drugsgebruik. Gelet op het toestandsbeeld van de verdachte na vier maanden detentie moet ervan worden uitgegaan dat het terugbrengen van het recidiverisico een langdurige behandeling zal vergen. De deskundige pleit voor een stabiel langdurig kader dat - zo nodig - eens in de twee jaar wordt geëvalueerd en waarin verdachte kan toegroeien naar een vorm van beschermd wonen.
Gelet op de bij de verdachte geconstateerde psychische stoornissen en het feit dat het risico op recidive zonder behandeling door zowel de deskundigen als de reclassering wordt ingeschat als hoog, is de rechtbank van oordeel dat de algemene veiligheid van personen eist dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld. Het opleggen van een TBS-maatregel met voorwaarden is door de psycholoog en door de reclassering geadviseerd en haalbaar geacht. Ook psychiater [psychiater01] kon zich na overleg met de psycholoog vinden in dit advies, gelet op het gegeven dat de verdachte na enkele maanden detentie nog steeds psychotisch bleek. De reclassering heeft voorwaarden opgesteld en verder de dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS met voorwaarden geadviseerd. De verdachte heeft zowel bij de reclassering als ter zitting verklaard bereid te zijn tot het naleven van de door de reclassering beschreven voorwaarden.
De rechtbank zal de verdediging niet volgen in het verzoek een zorgmachtiging op te leggen in plaats van een TBS-maatregel. Uit de rapportages volgt dat een zorgmachtiging niet toereikend wordt geacht; de verdachte heeft volgens de deskundigen baat bij een langdurig traject met intensieve behandeling en begeleiding. Voorts wordt bij een behandeling in het kader van een zorgmachtiging geen brug geslagen tussen het ziektebeeld en het delictgedrag, omdat een zorgmachtiging niet is gericht is op beperking van het recidivegevaar. Dat aspect zou gezien het handelen van de verdachte in deze zaak op de voorgrond moeten staan. Om de resocialisatie en blijvende verregaande vermindering van de kans op recidive te realiseren, is volgens de reclassering het kader van TBS met voorwaarden noodzakelijk.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank, die de bevindingen en de conclusies deelt en overneemt, aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen, met de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
De rechtbank zal bevelen dat de voorwaarden zoals omschreven door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn omdat er, gelet op het vastgestelde hoge gevaar op recidive, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank zal voorts de vraag beantwoorden of in het geval van een omzetting naar dwangverpleging de TBS gemaximeerd is tot vier jaar of onbeperkt kan worden verlengd. Daartoe dient te worden vastgesteld of de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. In dat geval is de TBS niet gemaximeerd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de bewezenverklaring, kwalificatie en strafmotivering, in onderling verband en samenhang bezien, en met name gezien het hevige gebruik van geweld van de verdachte jegens de politieambtenaar sprake is van misdrijven die gericht waren tegen of gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zoals bedoeld in artikel 38e, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. Hieruit volgt dat er in de onderhavige zaak geen sprake is van een gemaximeerde TBS. De totale duur van de maatregel kan daarom - indien de TBS met voorwaarden zou worden omgezet naar TBS met verpleging van overheidswege - een periode van vier jaar te boven gaan

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer01] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 700,= aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering is voldoende onderbouwd en kan worden toegewezen evenals het verzoek de schadevergoedingsmaatregel toe te passen.
8.2.
Standpunt verdediging
De vordering moet worden afgewezen nu de verdachte ontoerekeningsvatbaar is. Subsidiair wordt aangevoerd dat de vordering moet worden gematigd. Indien de rechtbank de vordering toewijst, verzoekt zij bij de schadevergoedingsmaatregel de gijzeling op één dag te stellen, omdat een eventuele vervangende hechtenis anders de behandeling van de verdachte zal doorkruisen.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal de vordering worden toegewezen.
De verdediging heeft bepleit dat de vordering moet worden afgewezen nu de verdachte ontoerekeningsvatbaar is. De rechtbank overweegt dat schade alleen dan niet kan worden toegerekend indien iemand de reikwijdte van zijn eigen handelen niet meer overziet. De rechtbank concludeert dat dit niet het geval is. De rechtbank volgt de verdediging wel in het standpunt dat een vrijheidsneming in de vorm van langdurige gijzeling verstorend zal kunnen uitwerken op de behandeling van de verdachte.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 27 januari 2023.
Omdat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 700,= vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2023. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. De rechtbank bepaalt dat bij niet voldoening van de betaling de gijzeling op één (1) dag wordt gesteld.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 25 september 2020 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken met aftrek waarvan 11 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 9 oktober 2020.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Zij is van oordeel dat een gevangenisstraf de behandeling van de verdachte zal doorkruisen.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering tot ten uitvoerlegging af te wijzen nu de proeftijd inmiddels is verstreken.
9.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van voornoemd vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zal plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf het behandeltraject van de verdachte zal doorkruisen dat wordt ingezet met de inhoud van dit vonnis. De rechtbank zal om die reden de vordering afwijzen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38e, 45, 57, 181, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de
onder 1 primair, 2, 3 en 4ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij
de navolgende voorwaarden betreffende het gedragvan de terbeschikkinggestelde:
  • de terbeschikkinggestelde zal zich niet schuldig maken aan het plegen van strafbare feiten;
  • de terbeschikkinggestelde moet zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en zo frequent als de reclassering dat nodig vindt en volgt de aanwijzingen op die hij krijgt. De terbeschikkinggestelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is;
- de terbeschikkinggestelde werkt mee aan huisbezoeken en geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen en hulpverleners. De terbeschikkinggestelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering en de terbeschikkinggestelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de terbeschikkinggestelde; de terbeschikkinggestelde zal meewerken aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of een andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;de terbeschikkinggestelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;de terbeschikkinggestelde laat zich opnemen in een klinische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering en de zorginstelling dat nodig vinden. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen en de controle daarop kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de terbeschikkinggestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;de terbeschikkinggestelde laat zich – aansluitend aan de klinische opname – ambulant behandelen door een nader te bepalen zorgverlener (te bepalen door de reclassering). De behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt. Het innemen van medicijnen en de controle daarop kan onderdeel zijn van de behandeling;de terbeschikkinggestelde werkt – aansluitend aan de klinische opname – mee aan plaatsing en verblijf in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang (te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor de plaatsing) waarbij hij zich houdt aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld, waarbij het verblijf duurt zolang dit door de reclassering nodig wordt geacht;de terbeschikkinggestelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de terbeschikkinggestelde wordt gecontroleerd;de terbeschikkinggestelde gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de terbeschikkinggestelde wordt gecontroleerd;de terbeschikkinggestelde zet zich in voor het realiseren en behouden van een passende- en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding.
Geeft aan Reclassering Nederland opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt de
dadelijke uitvoerbaarheidvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden;
heft ophet bevel tot
voorlopige hechtenisvan verdachte;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 700,=(
zegge: zevenhonderd euro), bestaande uit € 700,= aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de nog te maken kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen
€ 700,=(hoofdsom,
zegge: zevenhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 700,= niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van één
(1) dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 25 september 2020 van de van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. L. Stevens en F.J.E. van Rossum, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L.R. van Zaanen en H.C. Fraaij, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 27 januari 2023 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer01]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- een blikje althans een hard voorwerp in het gezicht van die [slachtoffer01] te slaan en/of
- meermalen met een vuist in het gezicht van die [slachtoffer01] te slaan en/of
- meermalen tegen de benen van die [slachtoffer01] te trappen en/of
- meermalen knietjes tegen het hoofd van die [slachtoffer01] te geven
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 januari 2023 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een ambtenaar, [slachtoffer01] , gedurende en/of terzake van de
rechtmatige uitoefening van zijn bediening
heeft mishandeld door
- een blikje althans een hard voorwerp in het gezicht van die [slachtoffer01] te slaan en/of
- meermalen met een vuist in het gezicht van die [slachtoffer01] te slaan en/of
- meermalen tegen de benen van die [slachtoffer01] te trappen en/of
- meermalen knietjes tegen het hoofd van die [slachtoffer01] te geven;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 3° Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 27 januari 2023 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet
tegen een ambtenaar, [slachtoffer01] , brigadier van de politie eenheid Rotterdam,
werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten
ter staande houding en/of aanhouding van verdachte
door meerdere knietjes en trappen tegen het hoofd van die [slachtoffer01] te geven, zich los te
trekken, de spieren aan te spannen, trachten een vuurwapen en of
stroomstootwapen te pakken,
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig
lichamelijk letsel, te weten hoofdpijn en/of nekpijn en/of verschillende
schaafwonden en/of blauwe plekken en/of bloeduitstortingen bij die [slachtoffer01] ten
gevolge heeft gehad;
( art 181 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 27 januari 2023 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
[slachtoffer01] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer01] dreigend de woorden toe te voegen dat hij hem dood ging maken,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op 27 januari 2023 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 6º van de Wet wapens en
munitie,
te weten
een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met Oleoresin capsicum
zijnde een giftige en/of verstikkende
en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof, namelijk traangas
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )